Bijbelse hoofdpunten Psalm 73 tot 106
„Zegen Jehovah” — Waarom?
Wie van ons kan ondankbaar zijn als wij denken aan alles wat Jehovah heeft gedaan, op dit ogenblik doet en nog voor ons zal doen? Werkelijk, ons hart behoort ons ertoe te bewegen onze God te zegenen. Dat wij redenen in overvloed hebben om Jehovah te zegenen, wordt prachtig beklemtoond in het Derde en Vierde Boek der Psalmen. Wanneer wij nu Psalm 73 tot 106 gaan beschouwen, vraag u dan eens af: ’Welke redenen heb ik persoonlijk om Jehovah te zegenen?’
Wees niet afgunstig op de goddelozen
Lees alstublieft Psalm 73 tot 77. Deze psalmen worden toegeschreven aan Asaf, klaarblijkelijk met inbegrip van zijn zonen. Asaf erkent dat hij afgunstig was op de goddelozen — totdat hij weer tot bezinning kwam (Psalm 73). Dan volgt een klaagzang over de vernietiging van Jeruzalem (Psalm 74). Hierna treffen wij uitingen van dankbaarheid jegens de ’vrees inboezemende’ God, gevolgd door een gebed tot de ’grote God’ met het verzoek zijn in ellende verkerende volk te gedenken. — Psalm 75 tot 77.
◆ 73:24 — Tot welke „heerlijkheid” voerde Jehovah de psalmist?
Totdat de psalmist leerde inzien dat ’het naderen tot God goed voor hem was’, had hij gemeend dat de goddelozen beter af waren dan de rechtvaardigen (Psalm 73:2-12, 28). Door zich door Gods „raad” te laten leiden, ontving hij „heerlijkheid”, dat wil zeggen gunst bij Jehovah, een gezegende verhouding tot Hem.
◆ 76:6 — In welke zin waren „de wagenmenner” en „het paard” „in slaap gevallen”?
De Israëlieten werd geleerd te vertrouwen op Jehovah in plaats van op paarden en wagens (Psalm 20:7; Spreuken 21:31). Zij hadden geen reden om de paarden en met zeisen uitgeruste wagens van hun vijanden te vrezen, want Jehovah kon hun tegenstanders machteloos maken, hen ’in slaap doen vallen’. Hier wordt gezinspeeld op de „voor onbepaalde tijd durende slaap” — de dood (Jeremia 51:39). Dit dient een waarschuwing te zijn voor wereldleiders in deze tijd die op hun wapens vertrouwen. — Psalm 76:12.
Les voor ons: Psalm 75 behelst een waarschuwing tegen trots, want er wordt gezegd: „Heft uw hoorn niet op” (75 vers 5). De horen was een symbool van sterkte, van kracht (Deuteronomium 33:17). Zijn horen opheffen, betekende dus zich hoogmoedig gedragen. De psalmist waarschuwt hier de goddelozen zich geen aanmatigende houding aan te meten in verband met hun schijnbaar veilige machtspositie, want ’de hoornen van de goddelozen’ zullen door Jehovah worden ’afgehouwen’ (Psalm 75:10). Dit te weten, moedigt Gods dienstknechten aan om hem trouw te blijven in weerwil van de schijnbare voorspoed van de goddelozen. — Vergelijk Psalm 144:11-15a.
Gehoorzaam „de Allerhoogste”
Lees Psalm 78 tot 83. Ook dit zijn psalmen van Asaf. De lessen van Israëls geschiedenis worden verhaald (Psalm 78). Dan wordt de verwoeste staat van de tempel betreurd, waarna een gebed om Israëls herstel volgt (Psalm 79, 80). Na een lied dat stilstaat bij bevrijding door God en dat zijn volk aanspoort hem te gehoorzamen, volgen er smeekbeden tot Jehovah om het oordeel te voltrekken aan verdorven rechters en aan Israëls vijanden. — Psalm 81 tot 83.
◆ 82:1 — Hoe spreekt God recht „te midden van de goden”?
Klaarblijkelijk werden met „de goden” de rechters van Israël bedoeld. Zij werden goden genoemd omdat zij dank zij hun rechterlijke bevoegdheden grote macht bezaten. Jehovah, als de Opperrechter, had het goddelijke recht zich te midden van dergelijke rechters te stellen ten einde hen te berispen daar zij niet rechtspraken in overeenstemming met zijn wet. — Jesaja 33:22; Psalm 82:2-4.
◆ 83:9-15 — Was wraak de beweegreden van de psalmist?
Zeer beslist niet. Hij bad tot God om het oordeel te voltrekken aan degenen die Jehovah ’intens haatten’ (83 vers 2). Andere natiën zouden aldus leren dat de God wiens naam Jehovah is, werkelijk „de Allerhoogste [is] over heel de aarde” (83 vers 18). Deze manifestatie van macht zou tot resultaat hebben dat Gods naam, Jehovah, op de gehele aarde werd verheerlijkt.
Les voor ons: Dat Jehovah degenen die hem gehoorzamen rijkelijk beloont, wordt te kennen gegeven door de toespeling op het „vette der tarwe” (Psalm 81:16). Het woord ’vet’ wordt hier figuurlijk gebruikt om de gedachte aan het beste over te dragen. (Vergelijk Psalm 63:5.) Indien de Israëlieten ’naar Jehovah’s stem geluisterd’ hadden, zou hij hen hebben gezegend met „het vette der tarwe” — het beste, ja, het uitgelezenste (Psalm 81:11; Deuteronomium 32:13, 14). Op overeenkomstige wijze zal Jehovah, indien wij ’naar zijn stem luisteren’, ons rijkelijk zegenen. — Spreuken 10:22.
Tot God naderen
Lees Psalm 84 tot 89. De psalmist geeft uiting aan een intens verlangen naar Gods huis (Psalm 84). Vervolgens vragen teruggekeerde ballingen of God zijn toorn wil afwenden (Psalm 85). David bidt om leiding en bescherming, in het vaste vertrouwen dat Jehovah hem zal verhoren (Psalm 86). Een melodie over degenen die ’in Sion geboren’ waren, wordt gevolgd door de smeking van een ellendige (Psalm 87, 88). Dan komt er een psalm waarin Jehovah’s liefderijke goedheid wordt bezongen zoals die in het Davidische verbond tot uiting komt. — Psalm 89.
◆ 84:3 — Waarom wordt er over vogels gesproken?
De psalmist, een afstammeling van de leviet Korach, verlangde ernaar in Jehovah’s „grootse tabernakel” te zijn (84 vers 1, 2). Maar er waren tienduizenden levieten. Elke afdeling levieten had slechts eens per half jaar de toewijzing een week in de tabernakel te dienen. In tegenstelling daarmee hadden zelfs vogeltjes een permanentere verblijfplaats in het heiligdom, doordat ze daar hun nest bouwden. Hoe gelukkig zou het de psalmist stemmen Jehovah te kunnen prijzen door eveneens voortdurend in Jehovah’s huis te wonen!
◆ 89:49 — Wat waren deze „daden van liefderijke goedheid”?
De uitdrukking „daden van liefderijke goedheid” heeft betrekking op het Koninkrijksverbond in al zijn facetten. In tijden van moeilijkheden was het passend dat de Israëlieten Jehovah’s aandacht vestigden op deze beloften, niet omdat zij twijfelden aan het verbond, maar om op grond daarvan een beroep op Jehovah te doen.
Les voor ons: Psalm 85 beklemtoont waarom wij intens dienen te verlangen naar Gods nieuwe samenstel van dingen. Er wordt slechts even melding gemaakt van de materiële zegeningen (85 vers 12). De nadruk wordt in hoofdzaak gelegd op geestelijke zegeningen: liefderijke goedheid, waarachtigheid, rechtvaardigheid en vrede (85 vers 10-13). Jehovah doet geen beroep op materialistische verlangens maar laat zien dat de geestelijke zegeningen van het nieuwe samenstel de sterkste motiverende kracht voor ons dienen te vormen.
’Jehovah is koning geworden!’
Lees Psalm 90 tot 100. Mozes vergelijkt hier Gods eeuwigheid met de korte levensduur van de mens, en vestigt vervolgens de aandacht op Jehovah als onze bron van zekerheid (Psalm 90, 91). Jehovah’s superieure hoedanigheden worden geroemd, en de volgende psalmen bezingen Gods macht, liefderijke goedheid en rechtvaardigheid, evenals het Koninkrijksthema. — Psalm 92-100.
◆ 90:10 — Heeft Mozes niet veel langer dan tachtig jaar geleefd?
Mozes, die 120 jaar heeft geleefd, was geen typisch voorbeeld van mensen in het algemeen. Van het ontrouwe geslacht dat uit Egypte kwam, zouden ingeschrevenen „van twintig jaar oud en daarboven” binnen de veertig jaar sterven, ruimschoots binnen het door Mozes genoemde tijdsbestek (Numeri 14:29-34). De verklaring dat tot aan Mozes’ dood „zijn oog . . . niet dof geworden en zijn vitaliteit . . . niet gevloden” was, geeft te kennen dat hij Gods ondersteunende kracht bezat. — Deuteronomium 34:7.
◆ 95:3 — Hoe is Jehovah een „Koning boven alle andere goden”?
Als de Universele Soeverein is Jehovah oppermachtig en Koning over alle valse godheden in die zin dat hij ver boven ze staat. Jehovah God is eenvoudig niet te vergelijken met iemand van de engelen of iets anders wat sommigen zouden kunnen aanbidden, met inbegrip van niet-bestaande valse goden.
Les voor ons: Psalm 91 laat zien dat „de schuilplaats van de Allerhoogste” nog een reden voor ons is om Jehovah te zegenen (91 vers 1). Het is een plaats van geestelijke zekerheid, van bescherming tegen geestelijk letsel, voor degenen die voldoen aan de vereisten die in deze psalm worden uiteengezet. Het is een „schuilplaats” omdat mensen in de wereld, die niet met geestelijke ogen kijken, er geen weet van hebben. Het feit dat het de schuilplaats „van de Allerhoogste” is, duidt erop dat wij daar alleen maar zekerheid zullen vinden indien wij Jehovah’s zijde van de strijdvraag met betrekking tot de universele soevereiniteit hoog houden.
„Looft Jah!”
Lees Psalm 101 tot 106. Hier beschrijft David de wijze waarop hij staatsaangelegenheden behartigt (Psalm 101). Een ellendige bidt tot Jehovah om ’Sion op te bouwen’ (Psalm 102). Vervolgens wordt de oproep gedaan om ’Jehovah te zegenen’ in psalmen die de aandacht vestigen op Gods barmhartigheid, zijn grootheid en zijn scheppingswerken. Hier wordt ook voor het eerst de meer dan twintigmaal in de psalmen voorkomende uitdrukking „Looft Jah!” gebruikt (Psalm 103, 104). Ten slotte zegenen twee historische psalmen Jehovah wegens de daden die hij ten behoeve van zijn volk verricht. — Psalm 105, 106.
◆ 102:25 — Wie heeft „de grondvesten gelegd van de aarde”?
De psalmist sprak over God, maar de apostel Paulus paste deze woorden toe op Jezus Christus (Hebreeën 1:10, 11). Deze woorden blijken ook inderdaad op Jezus van toepassing te zijn, want hij trad op als de Uitvoerder van Jehovah’s scheppingswerk (Kolossenzen 1:15, 16). Ook van Jezus kon derhalve gezegd worden dat hij ’de grondvesten van de aarde gelegd had’.
◆ 103:14 — Wat betekent „gevormd”?
Het woord dat hier vertaald is met „gevormd”, houdt verband met het werkwoord „vormen” dat in Genesis 2:7 is gebruikt en met het zelfstandig naamwoord „pottenbakker”, dat gebruikt wordt met betrekking tot iemand die aan leem een vorm geeft (Jesaja 29:16; Jeremia 18:2-6). De psalmist brengt ons derhalve in herinnering dat Jehovah, de Grote Pottenbakker, ons teder behandelt omdat hij weet dat wij zo broos zijn als aarden vaten. — Vergelijk 2 Korinthiërs 4:7.
◆ 104:4 — Hoe ’maakt Jehovah zijn engelen geesten’?
Aangezien engelen al geestelijke schepselen zijn, kan dit geen betrekking hebben op hun geestelijke lichaam. Het woord „geest” kan echter ook „wind” of „werkzame kracht” betekenen. God kan zijn engelen dus gebruiken als machtige krachten om zijn wil ten uitvoer te leggen. Zij kunnen ook worden gebruikt om terechtstellingen te voltrekken — als „een verslindend vuur”. Het is voor christenen een geruststelling te weten dat hun predikingswerk door zulke machtige engelen wordt gesteund. — Vergelijk Openbaring 14:6, 7.
Les voor ons: Psalm 106 helpt ons in te zien dat de opstandige Korach, Dathan en Abiram afgunstig waren op Mozes wegens zijn positie als bestuurder van Gods natie (Psalm 106:16; Numeri 16:2-11). Uiteindelijk werd de opstand bedwongen doordat er „een vuur ontbrandde” onder de opstandelingen (Psalm 106:18). De gevaren van trots en afgunst worden hier beslist heel duidelijk aangetoond. Opstandig spreken tegen aangestelde dienstknechten van Jehovah in deze tijd kan eveneens tot zijn misnoegen leiden. — Hebreeën 13:17; Judas 4, 8, 11.
Jehovah heeft ons beslist veel gegeven om dankbaar voor te zijn. Wanneer wij alle zegeningen beschouwen die hij over ons heeft uitgestort, dienen wij dan niet te doen waartoe de psalmist ons aanspoorde: „Zegen Jehovah, o mijn ziel”? — Psalm 103:1.