GETALLEN
In het Oudhebreeuws werden getallen voluit geschreven. Enige tijd na de Babylonische ballingschap namen de joden tot op zekere hoogte de gewoonte over om met behulp van de letters van hun alfabet getallen aan te duiden. Dit gebruik komt echter zelfs in Hebreeuwse bijbelhandschriften die na de ballingschap zijn vervaardigd, niet voor. Een van de oudste nog voorhanden zijnde voorbeelden van Hebreeuws schrift is de inscriptie uit de watertunnel van Siloam (vermoedelijk uit de tijd van Hizkia’s regering [745–717 v.G.T.]), waarin de afmetingen voluit zijn geschreven. Het voluit schrijven van de getallen waarborgt de uiterste nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de handschriften van de Hebreeuwse Geschriften, die vele malen zijn afgeschreven, want bij het afschrijven wordt gewoonlijk eerder een fout gemaakt met een cijfer dan met een woord.
In het Hebreeuws bestaan getallen boven de tien uit een combinatie van woorden, bijvoorbeeld twaalf (twee en tien) (Ge 14:4); met de volgende uitzonderingen: twintig is het meervoud van tien; dertig een meervoudsvorm van drie; veertig een meervoudsvorm van vier, enzovoort. Honderd is een afzonderlijk woord; tweehonderd is de dualis of het tweevoud daarvan. Andere „honderden” zijn samengesteld uit twee woorden, bijvoorbeeld driehonderd. Het hoogste getal dat door één Hebreeuws woord wordt weergegeven, is 20.000, het tweevoud van 10.000 (myriade). Grotere getallen zijn een combinatie van woorden. In 1 Kronieken 5:18 bijvoorbeeld is het getal 44.760 letterlijk veertig en vier duizend en zeven honderd en zestig. Een miljoen wordt geschreven als duizend duizenden (2Kr 14:9). Rebekka’s familie zegende haar met de woorden: „O gij, onze zuster, moogt gij duizenden maal tienduizend [lett.: duizenden myriaden] worden” (Rebekka’s nageslacht telde uiteindelijk inderdaad vele miljoenen) (Ge 24:55, 60). In een visioen zag Daniël dat „tienduizend maal tienduizend [lett.: een myriade myriaden]” vóór Jehovah stonden. — Da 7:10.
Af en toe worden afgeronde getallen gebruikt om iets bij benadering aan te geven. Een voorbeeld hiervan is Psalm 90:10, waar de psalmist over de leeftijdsgrens van de mens spreekt, en mogelijk ook 1 Koningen 19:18 (7000 die zich niet voor Baäl hadden gebogen) en 2 Kronieken 14:9 (de miljoen Ethiopiërs die door Asa werden verslagen).
In de christelijke Griekse Geschriften worden getallen gewoonlijk in woorden uitgedrukt. Het getal van „het wilde beest” wordt in het Sinaïtische en in het Alexandrijnse handschrift in woorden weergegeven. — Opb 13:18.
Het bijbelse gebruik van getallen — geen getallenmystiek. Aangezien de bijbel niet alleen een historisch maar ook een profetisch boek is, kunnen de getallen die erin voorkomen, hetzij letterlijk of symbolisch bedoeld zijn. Gewoonlijk blijkt uit de context in welke betekenis een getal wordt gebruikt. Bepaalde getallen komen in de bijbel vaak in een illustratieve, figuurlijke of symbolische betekenis voor, en in zulke gevallen moet men de betekenis kennen om de tekst goed te kunnen begrijpen. Men moet dit bijbelse gebruik van getallen echter niet verwarren met getallenmystiek, waarbij aan getallen, de combinaties ervan en de som ervan een occulte betekenis wordt toegekend. De getallenmystiek had haar oorsprong kennelijk in het oude Babylon en wordt, net als andere vormen van waarzeggerij, door God veroordeeld. — De 18:10-12.
Hieronder zullen wij enkele voorbeelden bespreken van het symbolische gebruik van bepaalde getallen die vaak in de bijbel voorkomen.
Eén. Dit getal draagt, wanneer het symbolisch wordt gebruikt, de gedachte over van enig, uniek, alsook eenheid en overeenstemming in voornemen en handelen. „Jehovah, onze God, is één Jehovah”, zei Mozes (De 6:4). Hij alleen is Soeverein. Hij is uniek. Hij deelt zijn heerlijkheid met niemand anders, zoals wel het geval is met heidense trinitarische goden (Han 4:24; Opb 6:10; Jes 42:8). Jehovah en Jezus Christus zijn één in voornemen en handelen (Jo 10:30), en Christus’ discipelen dienen volledig in eendracht met God, met zijn Zoon en met elkaar te zijn (Jo 17:21; Ga 3:28). Deze eenheid wordt geïllustreerd door de huwelijksregeling. — Ge 2:24; Mt 19:6; Ef 5:28-32.
Twee. Het getal twee komt vaak in de rechtssfeer voor. Overeenstemming in het relaas van twee getuigen voegt kracht aan het getuigenis toe. Voor de rechters moest een zaak door twee of zelfs drie getuigen bevestigd worden. Dit beginsel wordt ook in de christelijke gemeente gevolgd (De 17:6; 19:15; Mt 18:16; 2Kor 13:1; 1Ti 5:19; Heb 10:28). God hield zich aan dit beginsel toen hij zijn Zoon als Redder van de mensheid zond. Jezus zei: „In uw eigen Wet [staat] geschreven: ’Het getuigenis van twee mensen is waar.’ Ik ben het die getuigenis over mijzelf afleg, en de Vader, die mij gezonden heeft, legt getuigenis over mij af.” — Jo 8:17, 18.
Wanneer iets voor de tweede maal werd gedaan — wanneer bijvoorbeeld een uitspraak of een visioen werd herhaald, ook al ging het slechts om een parallellisme — vormde dit een krachtige bevestiging van de zekerheid en de waarheid van de kwestie (zoals in Farao’s droom van de koeien en de korenaren; Ge 41:32). De Hebreeuwse poëzie van de bijbel is rijk aan gedachtenparallellismen, waardoor de verkondigde waarheden nog krachtiger in de geest worden gegrift en tegelijkertijd door de verschillende woordkeus in het parallellisme worden verduidelijkt. — Zie o.a. Ps 2 en 44.
In Daniëls profetie symboliseerde het beest met de „twee horens” de dualistische heerschappij van het Medo-Perzische Rijk. — Da 8:20, 21; vgl. Opb 13:11.
Drie. Hoewel het getuigenis van twee personen die in verband met een zelfde zaak getuigenis aflegden, voldoende bewijs vormde om gerechtelijke stappen te ondernemen, was het getuigenis van drie personen nog krachtiger. Het getal drie wordt daarom soms gebruikt om intensiteit, nadruk of extra kracht weer te geven. „Een drievoudig snoer kan niet zo snel in tweeën getrokken worden” (Pr 4:12). Nadruk werd bereikt doordat Jezus tot driemaal toe een vraag aan Petrus stelde, nadat Petrus hem driemaal verloochend had (Mt 26:34, 75; Jo 21:15-17). Het visioen waarin Petrus gezegd werd allerlei dieren te eten, met inbegrip van dieren die volgens de Mozaïsche wet onrein waren, werd versterkt doordat het hem tot driemaal toe werd bevolen. Daardoor kon Petrus, toen Cornelius en zijn huisgezin het goede nieuws aannamen, beslist gemakkelijker begrijpen dat God nu zijn aandacht richtte op onbesneden mensen uit de natiën, die voor de joden onrein waren. — Han 10:1-16, 28-35, 47, 48.
De hoge graad van Jehovah’s heiligheid en reinheid wordt beklemtoond doordat hemelse schepselen uitroepen: „Heilig, heilig, heilig is Jehovah” (Jes 6:3; Opb 4:8). Voordat Jehovah de laatste aardse koning in de geslachtslijn van David onttroonde, zei hij: „Tot een puinhoop, een puinhoop, een puinhoop zal ik ze maken. Ook wat deze aangaat, ze zal stellig van niemand worden totdat hij komt die het wettelijke recht heeft, en ik moet het aan hem geven.” Aldus gaf God uitdrukkelijk te kennen dat er geen nakomelingen van David als koningen in Zijn naam op de troon in Jeruzalem zouden regeren — de troon zou absoluut onbezet blijven — tot de tijd dat God zijn Messias met Koninkrijksmacht zou bekleden (Ez 21:27). Dat de weeën die over de aardbewoners zullen komen heel intens zullen zijn, wordt voorspeld doordat het „wee” driemaal wordt uitgesproken. — Opb 8:13.
Vier. Het getal vier duidt soms op universaliteit of vierkantigheid in symmetrie en vorm. In Openbaring 7:1 komt het driemaal voor. De hier genoemde „vier engelen” (al degenen die „de vier winden” onder hun hoede hebben en ze gereedhouden om een volledige vernietiging te bewerkstelligen) stonden aan „de vier hoeken” van de aarde (zij konden de winden schuin of diagonaalsgewijs loslaten, zodat geen enkel deel van de aarde gespaard zou blijven). (Vgl. Da 8:8; Jes 11:12; Jer 49:36; Za 2:6; Mt 24:31.) Het Nieuwe Jeruzalem is „vierkant”, in al zijn dimensies gelijk, dus feitelijk kubusvormig (Opb 21:16). Andere symbolische uitdrukkingen waarin het getal vier voorkomt, vindt men in Zacharia 1:18-21; 6:1-3; Openbaring 9:14, 15.
Zes. Dit getal beeldt soms onvolmaaktheid af. Het getal van „het wilde beest” is 666 en wordt „het getal van een mens” genoemd, wat te kennen geeft dat het met de onvolmaakte, gevallen mens te maken heeft, en het schijnt de onvolmaaktheid te symboliseren van datgene wat door „het wilde beest” wordt voorgesteld. Dat het getal zes tot de derde graad beklemtoond wordt (de zes verschijnt namelijk op de plaats van de eenheden, de tientallen en de honderdtallen), onderstreept derhalve de onvolmaaktheid en gebrekkigheid van datgene wat door het beest wordt voorgesteld of afgebeeld. — Opb 13:18.
Zeven. Het getal zeven wordt in de Schrift vaak gebruikt om volledigheid aan te duiden. Soms heeft het betrekking op het voltooien van een bepaald werk. Ook kan het betrekking hebben op de volledige cyclus van iets wat door God vastgesteld of toegelaten wordt. Door zijn werk in verband met de aarde in zes scheppingsdagen te voltooien en op de zevende dag te rusten, verschafte Jehovah het model voor de hele sabbatsregeling, van de zevendaagse week tot en met het jubeljaar, dat op elke cyclus van zeven maal zeven jaar volgde (Ex 20:10; Le 25:2, 6, 8). Het feest der ongezuurde broden en het Loofhuttenfeest duurden elk zeven dagen (Ex 34:18; Le 23:34). Het getal zeven komt vaak voor in verband met de levitische offerwetten (Le 4:6; 16:14, 19; Nu 28:11) en reinigingsvoorschriften. — Le 14:7, 8, 16, 27, 51; 2Kon 5:10.
De „zeven gemeenten” uit Openbaring, met hun karakteristieke kenmerken, verschaffen een volledig beeld van alle gemeenten van God op aarde. — Opb 1:20–3:22.
De „zeven koppen” van het „wilde beest” (Opb 13:1) geven te kennen tot in welke mate het het beest zou worden toegestaan zich te ontwikkelen. Hoewel het ’scharlakengekleurde wilde beest’ „een achtste” koning wordt genoemd, spruit het voort uit de zeven en bestaat het niet los van het zevenkoppige wilde beest (Opb 17:3, 9-11). Dit geldt ook voor het „beeld” van „het wilde beest” (Opb 13:14). Evenzo bestaat het tweehoornige „wilde beest” in feite gelijktijdig met het oorspronkelijke „wilde beest”, dat probeert zijn „merkteken” op alle mensen aan te brengen. — Opb 13:11, 16, 17.
Jehovah was lankmoedig jegens Israël, maar waarschuwde hen dat als zij ondanks zijn strenge onderricht niet naar hem zouden luisteren, hij hen „zevenmaal”, dat wil zeggen grondig, voor hun zonden zou tuchtigen. — Le 26:18, 21, 28.
In historische gedeelten van de Schrift komt het getal zeven veelvuldig voor ter aanduiding van volledigheid of het volledig ten uitvoer brengen van een bepaald werk. De Israëlieten legden in volledige mate geloof en gehoorzaamheid aan de dag door zeven dagen rond Jericho te marcheren en er op de zevende dag zevenmaal omheen te trekken, waarna de stadsmuur instortte (Joz 6:2-4, 15). Elia toonde dat hij volledig geloof stelde in de kracht van zijn tot God gerichte gebed door op de berg Karmel zijn bediende zevenmaal weg te sturen om naar de lucht te kijken voordat er een regenwolk verscheen (1Kon 18:42-44). De melaatse Naäman moest zich zevenmaal in de Jordaan baden. Deze machtige Syrische bevelhebber moest heel wat nederigheid aan de dag leggen om de door de profeet Elisa aanbevolen procedure te volgen, maar omdat hij het gehoorzaam deed, reinigde Jehovah hem (2Kon 5:10, 12). De zuiverheid, volledigheid, volmaaktheid en voortreffelijkheid van Jehovah’s uitspraken worden in krachtige en expressieve poëtische taal vergeleken met zilver dat in een smeltoven gelouterd is, zevenmaal gezuiverd (Ps 12:6). Jehovah’s barmhartigheid wordt verheerlijkt met de woorden: „De rechtvaardige kan wel zevenmaal vallen, en hij zal stellig opstaan” (Sp 24:16). Dat Hem alle lof toekomt, wordt door de psalmist als volgt te kennen gegeven: „Zevenmaal per dag heb ik uw lof gezongen.” — Ps 119:164.
In het boek Openbaring wordt het getal zeven talloze malen in symbolische zin gebruikt, zowel in verband met aangelegenheden die God en zijn gemeente betreffen als in verband met dingen die te maken hebben met Gods Tegenstander, Satan de Duivel, in zijn onverbiddelijke strijd tegen God en zijn volk. — Opb 1:4, 12, 16; 5:1, 6; 8:2; 10:3; 12:3; 13:1; 15:1, 7; 17:3, 10 en andere teksten.
Veelvouden van zeven worden eveneens in de betekenis van volledigheid gebruikt. Het getal zeventig (tien maal zeven) wordt profetisch gebruikt in de „zeventig weken” uit Daniëls profetie omtrent de komst van de Messias (Da 9:24-27; zie ZEVENTIG WEKEN). Jeruzalem en Juda lagen wegens ongehoorzaamheid aan God zeventig jaar woest, „totdat het land zijn sabbatten [volledig] had afbetaald”. — 2Kr 36:21; Jer 25:11; 29:10; Da 9:2; Za 1:12; 7:5.
Zevenenzeventig — een herhaling van zeven in een getal — stond gelijk met „onbepaald” of „onbegrensd”. Jezus geeft christenen de raad hun broeders in die mate te vergeven (Mt 18:21, 22). Omdat God had geboden dat al wie de moordenaar Kaïn zou doden, „zevenvoudig wraak [zou] ondergaan”, zei Lamech, die klaarblijkelijk uit zelfverdediging een man had gedood: „Indien Kaïn zevenvoudig gewroken dient te worden, dan Lamech zevenenzeventigvoudig.” — Ge 4:15, 23, 24.
Acht. Het getal acht werd eveneens gebruikt om nadruk te leggen op de volledigheid van iets (het was één meer dan zeven, het getal dat gewoonlijk voor volledigheid werd gebruikt); het is derhalve een getal dat soms op overvloed duidt. Jehovah verzekerde zijn volk dat zij van de bedreiging van Assyrië verlost zouden worden door te zeggen dat er tegen de Assyriër „zeven herders” verwekt zouden worden, „ja, [niet slechts zeven, maar] acht hertogen uit de mensheid” (Mi 5:5). Als een passend hoogtepunt van het laatste feest van het godsdienstige jaar, het Loofhuttenfeest, moest de achtste dag een dag van heilige samenkomst zijn, een plechtige vergadering, een dag van volkomen rust. — Le 23:36, 39; Nu 29:35.
Tien. Het getal tien duidt op volheid, volledigheid, het totaal of de som van alles wat er van iets bestaat. Gelieve ook op te merken dat waar de getallen zeven en tien samen worden gebruikt, zeven op datgene duidt wat hoger of superieur is, tien daarentegen op iets wat van ondergeschikte aard is.
De tien plagen die over Egypte werden uitgestort, vormden de volledige uitdrukking van Gods oordelen over Egypte — alles wat nodig was om de valse goden van Egypte volkomen te vernederen en de greep van Egypte op Gods volk Israël te breken. De „Tien Woorden” vormden de basiswetten van het Wetsverbond; de ongeveer 600 andere wetten weidden er slechts over uit, verduidelijkten ze en verklaarden de toepassing ervan (Ex 20:3-17; 34:28). Jezus gebruikte het getal tien in verscheidene van zijn illustraties, om de volledigheid of het volledige aantal van iets aan te duiden. — Mt 25:1; Lu 15:8; 19:13, 16, 17.
Een van de beesten uit Daniëls visioen en ook bepaalde in de Openbaring beschreven beesten hadden tien horens. Deze horens beeldden klaarblijkelijk alle machten of „koningen” der aarde (het hele met een wild beest te vergelijken stelsel) af (Da 7:7, 20, 24; Opb 12:3; 13:1; 17:3, 7, 12). De volledigheid van de beproeving of de periode van beproeving die God voor zijn dienstknechten heeft vastgesteld of hen laat ondergaan, wordt in Openbaring 2:10 onder woorden gebracht: „Wees niet bevreesd voor de dingen die gij gaat lijden. Zie! De Duivel zal voortgaan sommigen van u in de gevangenis te werpen, opdat gij volledig op de proef wordt gesteld en opdat gij tien dagen verdrukking hebt.”
Twaalf. De patriarch Jakob had twaalf zonen, die de stamvaders werden van de twaalf stammen van Israël. Hun nakomelingen werden door God onder het Wetsverbond tot een natie, Gods natie, georganiseerd. Daarom schijnt het getal twaalf een volledige, evenwichtige, door God ingestelde regeling af te beelden (Ge 35:22; 49:28). Jehovah koos twaalf apostelen, die de secundaire fundamenten vormen van het Nieuwe Jeruzalem, dat op Jezus Christus is gebouwd (Mt 10:2-4; Opb 21:14). Er zijn twaalf stammen van „de zonen van [het geestelijke] Israël”, en elke stam bestaat uit 12.000 leden. — Opb 7:4-8.
Veelvouden van twaalf hebben soms ook een speciale betekenis. David organiseerde 24 priesterafdelingen, die in de later door Salomo gebouwde tempel bij toerbeurt dienst zouden verrichten (1Kr 24:1-18). Dit helpt ons de „vierentwintig oudere personen” te identificeren die, gehuld in witte bovenklederen en met kronen op hun hoofd, rondom Gods troon zaten (Opb 4:4). Degenen die in de voetstappen van Jezus Christus treden, zijn geestelijke broeders, ontvangen de belofte dat zij koningen en priesters met hem in de hemel zullen zijn. Deze oudere personen kunnen niet alleen de apostelen zijn, want dat waren er maar twaalf. Zij zijn dus kennelijk een afbeelding van de hele „koninklijke priesterschap”, de 144.000 (zoals vertegenwoordigd in de 24 priesterafdelingen die in de tempel dienst deden) in hun positie in de hemel, als gekroonde koningen en priesters. — 1Pe 2:9; Opb 7:4-8; 20:6.
Veertig. In enkele gevallen schijnt het getal veertig verband te houden met periodes van oordeel of straf (Ge 7:4; Ez 29:11, 12). Nineve kreeg veertig dagen om berouw te tonen (Jon 3:4). In een ander geval laat het getal veertig een parallel uitkomen tussen het leven van Jezus Christus en dat van Mozes, die een voorafschaduwing van Christus was. Deze mannen hebben namelijk beiden veertig dagen gevast. — Ex 24:18; 34:28; De 9:9, 11; Mt 4:1, 2.