HOOFDSTUK 10
‘Er staat geschreven’
1-3. Tot welke belangrijke conclusie wil Jezus de inwoners van Nazareth laten komen, en welke bewijzen voert hij daarvoor aan?
JEZUS is nog niet zo lang geleden begonnen met zijn bediening. Hij is teruggegaan naar Nazareth, de plaats waar hij is opgegroeid. Zijn doel is de inwoners te helpen tot een belangrijke conclusie te komen, namelijk dat hij de langverwachte Messias is! Welke bewijzen voert hij daarvoor aan?
2 Veel mensen verwachten ongetwijfeld een wonder, want ze hebben berichten gehoord over de wonderen die Jezus heeft gedaan. Maar hij doet hier geen wonder. In plaats daarvan gaat hij naar de synagoge, zoals zijn gewoonte is. Hij staat op om voor te lezen, en de boekrol van Jesaja wordt hem overhandigd. De boekrol bestaat uit een lang vel, en Jezus rolt het vel voorzichtig van de ene stok op de andere totdat hij het gedeelte vindt dat hij zoekt. Dan leest hij voor wat nu Jesaja 61:1-3 is (Lukas 4:16-19).
3 De aanwezigen kennen dit gedeelte ongetwijfeld. Het is een profetie over de Messias. Alle ogen in de synagoge zijn op Jezus gericht. Het is doodstil. Dan begint Jezus, misschien vrij gedetailleerd, uit te leggen: ‘Vandaag is het Schriftgedeelte in vervulling gegaan dat jullie net hebben gehoord.’ De aanwezigen zijn verbaasd over zijn aangename woorden, maar kennelijk willen velen toch iets spectaculairs zien. In plaats daarvan gebruikt Jezus moedig een Bijbels voorbeeld om hun gebrek aan geloof duidelijk te maken. Daarop proberen de inwoners van Nazareth hem te doden! (Lukas 4:20-30)
4. Welke lijn volgde Jezus in zijn bediening, en wat gaan we in dit hoofdstuk bespreken?
4 Dit is de lijn die Jezus tijdens zijn hele bediening zou volgen. Hij liet zich altijd leiden door het geïnspireerde Woord van God. Natuurlijk waren zijn wonderen een grote hulp om te bewijzen dat Gods geest met hem was. Maar niets was belangrijker voor Jezus dan de Heilige Schrift. We zullen wat dieper ingaan op het voorbeeld dat hij hierin gaf. We gaan zien hoe onze Meester Gods Woord citeerde, verdedigde en uitlegde.
Hij citeerde Gods Woord
5. Wat wilde Jezus mensen duidelijk maken, en hoe bewees hij de waarheid van zijn uitspraken?
5 Jezus wilde dat de mensen wisten waar zijn boodschap vandaan kwam. Hij zei: ‘Wat ik onderwijs heb ik niet van mezelf, maar van hem die mij heeft gestuurd’ (Johannes 7:16). Een andere keer zei hij: ‘Ik doe niets uit mezelf. Maar ik vertel wat de Vader mij heeft geleerd’ (Johannes 8:28). Verder zei hij: ‘De dingen die ik tegen jullie zeg, spreek ik niet uit mezelf, maar het is het werk van de Vader, die in eendracht met mij blijft’ (Johannes 14:10). Eén manier waarop Jezus de waarheid van die uitspraken bewees, was door steeds weer Gods geschreven Woord te citeren.
6, 7. (a) Hoe vaak deed Jezus aanhalingen uit de Hebreeuwse Geschriften, en waarom is dat indrukwekkend? (b) Hoe verschilde Jezus’ onderwijs van dat van de schriftgeleerden?
6 Uit een studie van Jezus’ opgetekende woorden blijkt dat hij zowel directe als indirecte aanhalingen deed uit meer dan de helft van de boeken van de Hebreeuwse Geschriften. Dat klinkt misschien niet zo indrukwekkend. Je zou je kunnen afvragen: waarom heeft Jezus in drieënhalf jaar prediken en onderwijzen niet alle beschikbare geïnspireerde boeken aangehaald? Maar het kan heel goed zijn dat hij ze wél allemaal heeft aangehaald. Vergeet niet dat er maar een fractie van Jezus’ woorden en daden is opgetekend (Johannes 21:25). Je zou alle opgetekende woorden van Jezus waarschijnlijk zelfs in een paar uur kunnen voorlezen. Stel je eens voor dat je maar een paar uur over God en zijn Koninkrijk praat en dat het je lukt om aanhalingen te doen uit meer dan de helft van de boeken van de Hebreeuwse Geschriften! En in de meeste gevallen had Jezus geen boekrollen bij de hand. Toen hij zijn beroemde Bergrede hield, verwerkte hij daarin tientallen directe en indirecte verwijzingen naar de Hebreeuwse Geschriften — helemaal uit zijn hoofd!
7 Uit Jezus’ aanhalingen bleek zijn diepe respect voor het Woord van God. De mensen ‘waren diep onder de indruk van zijn manier van onderwijzen, want hij onderwees hen als iemand met gezag, en niet zoals de schriftgeleerden’ (Markus 1:22). Als de schriftgeleerden onderwezen, verwezen ze graag naar de zogenoemde mondelinge wet en citeerden ze geleerde rabbi’s uit het verleden. Jezus haalde nooit de mondelinge wet of een rabbi als autoriteit aan. In plaats daarvan bezag hij Gods Woord als dé autoriteit. Als Jezus zijn volgelingen onderwees en als hij verkeerde ideeën rechtzette, zei hij steeds weer: ‘Er staat geschreven.’
8, 9. (a) Hoe liet Jezus zien dat hij Gods Woord als autoriteit erkende toen hij de tempel reinigde? (b) Hoe toonden de religieuze leiders in de tempel grove minachting voor Gods Woord?
8 Toen Jezus de tempel in Jeruzalem reinigde, zei hij: ‘Er staat geschreven: “Mijn huis zal een huis van gebed worden genoemd”, maar jullie maken er een rovershol van!’ (Mattheüs 21:12, 13; Jesaja 56:7; Jeremia 7:11) De dag daarvoor had hij daar veel wonderen gedaan. De jongens in de tempel waren diep onder de indruk en begonnen hem te loven. Maar de religieuze leiders vroegen verontwaardigd aan Jezus of hij niet hoorde wat die kinderen zeiden. Hij antwoordde: ‘Jawel. Maar hebben jullie nooit gelezen: “U laat u loven door de mond van kinderen en zuigelingen”?’ (Mattheüs 21:16; Psalm 8:2) Jezus wilde dat de religieuze leiders wisten dat die jongens hem terecht loofden omdat het in Gods Woord was voorspeld.
9 Later stapten die religieuze leiders met zijn allen op Jezus af met de vraag: ‘Met welk recht doet u deze dingen?’ (Mattheüs 21:23) Jezus had meerdere keren duidelijk gemaakt wat de Bron van zijn autoriteit was. Hij was niet met nieuwe leerstellingen gekomen. Hij paste gewoon toe wat het geïnspireerde Woord van zijn Vader zei. Eigenlijk toonden die priesters en schriftgeleerden dus grove minachting voor Jehovah en zijn Woord. Het was dan ook volledig terecht dat Jezus hen terechtwees en hun slechte motieven aan de kaak stelde (Mattheüs 21:23-46).
10. Hoe kun je Jezus navolgen in de manier waarop je Gods Woord gebruikt, en welke hulpmiddelen hebben we die Jezus niet had?
10 Net als Jezus baseren ware christenen in deze tijd zich in de prediking op Gods Woord. Jehovah’s Getuigen staan over de hele wereld bekend om het enthousiasme waarmee ze anderen over de Bijbel willen vertellen. Onze publicaties staan vol met aanhalingen uit en verwijzingen naar de Bijbel. En ook in onze prediking proberen we altijd de aandacht op de Bijbel te vestigen (2 Timotheüs 3:16). Het maakt ons heel blij als we iets uit de Bijbel kunnen voorlezen, het kunnen uitleggen en kunnen laten zien hoe waardevol Gods Woord is! We hebben geen volmaakt geheugen zoals Jezus, maar we hebben wel veel hulpmiddelen die Jezus niet had. Behalve de complete Bijbel, die in steeds meer talen gepubliceerd wordt, hebben we veel studiehulpmiddelen waarmee we elk vers kunnen vinden dat we zoeken. Wees vastbesloten de Bijbel te blijven aanhalen en er bij elke gelegenheid de aandacht op te vestigen!
Hij verdedigde Gods Woord
11. Waarom moest Jezus Gods Woord herhaaldelijk verdedigen?
11 Jezus maakte herhaaldelijk mee dat Gods Woord werd aangevallen, maar dat verbaasde hem niet. ‘Uw woord is waarheid’, zei Jezus in gebed tot zijn Vader (Johannes 17:17). En Jezus wist heel goed dat Satan, ‘de heerser van de wereld’, ‘een leugenaar en de vader van de leugen’ is (Johannes 8:44; 14:30). Toen Jezus door Satan op de proef werd gesteld, deed Jezus drie keer een aanhaling uit de Schrift. Satan haalde één vers uit de Psalmen aan, dat hij met opzet verkeerd toepaste, en Jezus reageerde daarop door Gods Woord te verdedigen (Mattheüs 4:6, 7).
12-14. (a) Hoe toonden de religieuze leiders minachting voor de wet van Mozes? (b) Hoe verdedigde Jezus Gods Woord?
12 Jezus verdedigde de Schrift vaak tegen een verkeerde uitleg en onjuiste toepassingen. De religieuze leraren van die tijd gaven een onevenwichtig beeld van Gods Woord. Ze legden veel nadruk op het naleven van de kleinste details van de wet van Mozes en heel weinig op het toepassen van de principes waarop de wetten gebaseerd waren. Ze moedigden dus aan tot een oppervlakkige vorm van aanbidding, waarbij het meer ging om uiterlijke schijn dan om wat echt belangrijk was, zoals gerechtigheid, barmhartigheid en trouw (Mattheüs 23:23). Hoe verdedigde Jezus Gods wet?
13 In zijn Bergrede introduceerde Jezus meerdere keren een gebod uit de wet van Mozes met de woorden ‘jullie hebben gehoord dat er werd gezegd’. Vervolgens zei hij ‘maar ik zeg jullie’ en gaf dan uitleg over een principe dat dieper ging dan het oppervlakkig naleven van de wet. Sprak hij de wet tegen? Nee, hij verdedigde die juist. De mensen kenden bijvoorbeeld heel goed de wet ‘Pleeg geen moord’. Maar Jezus vertelde hun dat iemand haten een overtreding van het principe achter die wet was. En verlangend kijken naar iemand anders dan de eigen huwelijkspartner was een overtreding van het principe achter Gods wet tegen overspel (Mattheüs 5:17, 18, 21, 22, 27-39).
14 Jezus zei ook: ‘Jullie hebben gehoord dat er werd gezegd: “Je moet je naaste liefhebben en je vijand haten.” Maar ik zeg jullie: Heb je vijanden lief en bid voor degenen die je vervolgen’ (Mattheüs 5:43, 44). Stond het gebod ‘je moet je vijand haten’ in Gods Woord? Nee, dat was iets wat de religieuze leiders zelf onderwezen. Ze zwakten Gods volmaakte wet af met hun menselijke ideeën. Jezus verdedigde Gods Woord moedig tegen de schadelijke gevolgen van menselijke overleveringen (Markus 7:9-13).
15. Hoe verdedigde Jezus Gods wet toen religieuze leiders die voorstelden als overdreven strikt en hardvochtig?
15 De religieuze leiders stelden Gods wet ook voor als overdreven strikt en zelfs hardvochtig. Toen Jezus’ discipelen een paar aren plukten terwijl ze door een veld liepen, beweerden sommige farizeeën dat ze de sabbat schonden. Jezus gebruikte een Bijbels voorbeeld om Gods Woord te verdedigen tegen deze onredelijke kijk. Hij haalde het enige Bijbelgedeelte aan dat spreekt over het gebruik van het toonbrood buiten het heiligdom, namelijk toen David en zijn mannen honger hadden en ervan aten. Jezus maakte die farizeeën duidelijk dat ze niet hadden begrepen hoe barmhartig en meelevend Jehovah is (Markus 2:23-27).
16. Hoe hadden de religieuze leiders Mozes’ gebod over echtscheiding veranderd, en hoe reageerde Jezus daarop?
16 De religieuze leiders bedachten ook manieren om onder bepaalde geboden in Gods wet uit te komen. Volgens de wet mocht een man zich bijvoorbeeld laten scheiden van zijn vrouw als hij ‘iets onbehoorlijks’ bij haar ontdekte, kennelijk een serieus probleem dat schande over het gezin bracht (Deuteronomium 24:1). Maar in Jezus’ tijd gebruikten de religieuze leiders die concessie als een excuus om een man toe te staan zich op allerlei gronden van zijn vrouw te laten scheiden, zelfs als ze zijn eten had laten aanbranden!a Jezus maakte duidelijk dat ze Mozes’ geïnspireerde woorden totaal verkeerd hadden voorgesteld. Vervolgens stelde hij Jehovah’s oorspronkelijke norm voor het huwelijk weer in, die van monogamie, waarbij seksuele immoraliteit de enige geldige reden voor echtscheiding was (Mattheüs 19:3-12).
17. Hoe kunnen christenen in deze tijd Jezus navolgen in het verdedigen van Gods Woord?
17 Christus’ volgelingen in deze tijd vinden het net als Jezus belangrijk om de Bijbel tegen aanvallen te verdedigen. Als religieuze leiders beweren dat de morele normen van Gods Woord niet meer van deze tijd zijn, vallen ze eigenlijk de Bijbel aan. De Bijbel wordt ook verkeerd voorgesteld door religies die onwaarheden presenteren als Bijbelse leerstellingen. We vinden het een voorrecht om Gods zuivere Woord van waarheid te verdedigen, bijvoorbeeld door aan te tonen dat God geen deel is van een Drie-eenheid (Deuteronomium 4:39). Maar we doen dat wel vriendelijk, met oprechte zachtaardigheid en diep respect (1 Petrus 3:15).
Hij legde Gods Woord uit
18, 19. Uit welke voorbeelden blijkt dat Jezus Gods Woord heel goed kon uitleggen?
18 Jezus was in de hemel toen de Hebreeuwse Geschriften werden opgeschreven. Wat moet hij blij zijn geweest dat hij de gelegenheid kreeg om naar de aarde te gaan en Gods Woord aan mensen uit te leggen! Denk bijvoorbeeld aan de ontmoeting die hij de dag na zijn opstanding had met twee discipelen die onderweg waren naar Emmaüs. Voordat ze hem herkenden, vertelden ze hem dat de dood van hun geliefde Meester voor veel verdriet en verwarring had gezorgd. Hoe reageerde Jezus? ‘Hij legde hun uit wat in de hele Schrift over hem gezegd werd, te beginnen bij Mozes en alle Profeten.’ Welke uitwerking had dat op hen? Later zeiden ze tegen elkaar: ‘Brandde ons hart niet in ons toen hij onderweg met ons praatte en de Schrift duidelijk aan ons uitlegde?’ (Lukas 24:15-32)
19 Later diezelfde dag had Jezus een ontmoeting met zijn apostelen en anderen. Wat deed hij toen voor hen? ‘Hij opende hun verstand volledig, zodat ze de betekenis van de Schrift begrepen’ (Lukas 24:45). Ongetwijfeld dachten ze op dat moment terug aan de vele keren dat Jezus hetzelfde voor hen had gedaan — en voor iedereen die maar wilde luisteren. Vaak had hij bekende Bijbelteksten op zo’n manier uitgelegd dat zijn publiek verbaasd was omdat ze nieuwe waarheden leerden en Gods Woord veel beter begrepen.
20, 21. Hoe legde Jezus de woorden uit die Jehovah bij de brandende doornstruik tot Mozes had gesproken?
20 Bij één zo’n gelegenheid sprak Jezus tot een groep sadduceeën. Dat was een Joodse sekte die banden had met de Joodse priesterschap en niet in de opstanding geloofde. Jezus zei tegen hen: ‘Wat de opstanding van de doden betreft, hebben jullie niet gelezen wat God tegen jullie heeft gezegd? Hij zei: “Ik ben de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob.” Hij is niet de God van de doden, maar van de levenden’ (Mattheüs 22:31, 32). Dit was een tekst die ze heel goed kenden en die was opgeschreven door een man die door de sadduceeën vereerd werd: Mozes. Maar besef je waarom Jezus’ uitleg zo krachtig was?
21 Mozes had dat gesprek met Jehovah bij de brandende doornstruik rond 1514 v.Chr. (Exodus 3:2, 6) Abraham was toen al 329 jaar dood, Isaäk 224 jaar en Jakob 197 jaar. Toch zei Jehovah nog steeds: ‘Ik ben’ hun God. De sadduceeën wisten dat Jehovah niet als een heidense god van de doden is, die over een mythische onderwereld heerst. Nee, zoals Jezus zei, is hij ‘de God van de levenden’. Wat betekent dat? Jezus trok een krachtige conclusie: ‘Voor hem leven ze allemaal’ (Lukas 20:38). Jehovah’s dierbare aanbidders die gestorven zijn, worden veilig bewaard in Gods onbegrensde, onfeilbare geheugen. Het is zo zeker dat Jehovah’s belofte om hen op te wekken zal uitkomen dat er over hen gezegd kan worden dat ze leven (Romeinen 4:16, 17). Wat een geweldige uitleg van Gods Woord! Geen wonder dat ‘de mensen diep onder de indruk waren’! (Mattheüs 22:33)
22, 23. (a) Hoe kunnen we Jezus navolgen in het uitleggen van Gods Woord? (b) Wat gaan we in het volgende hoofdstuk bespreken?
22 Christenen in deze tijd hebben het voorrecht om net als Jezus Gods Woord uit te leggen. We hebben natuurlijk geen volmaakt verstand. Toch kunnen we vaak een Bijbeltekst aan mensen voorlezen die ze al kennen en aspecten ervan uitleggen waar ze misschien nog nooit aan gedacht hebben. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat ze al hun hele leven bidden ‘Uw Naam worde geheiligd’ en ‘Uw Koninkrijk kome’, maar dat ze geen idee hebben wat Gods naam is of wat zijn Koninkrijk is (Mattheüs 6:9, 10, Herziene Statenvertaling). Wat is het geweldig als iemand naar onze duidelijke, eenvoudige uitleg van die Bijbelse waarheden wil luisteren!
23 Als we Gods Woord citeren, verdedigen en uitleggen, volgen we de manier na waarop Jezus de waarheid met anderen deelde. We gaan nu een paar effectieve methoden bespreken die Jezus gebruikte om het hart van mensen met Bijbelse waarheden te bereiken.
a Volgens de eerste-eeuwse geschiedschrijver Josephus, zelf een gescheiden farizeeër, was echtscheiding toegestaan ‘om welke reden dan ook — en dat kunnen er vele zijn bij de mensen’.