NAHUM, HET BOEK
Dit boek is een profetische „formele uitspraak tegen Nineve”, de hoofdstad van het Assyrische Rijk. Dit bijbelboek werd geschreven door Nahum, de Elkosiet (Na 1:1). De historische vervulling van die profetische formele uitspraak getuigt van de authenticiteit van het boek. Enige tijd nadat de Egyptische stad No-Amon (Thebe) in de 7de eeuw v.G.T. een beschamende nederlaag had geleden (3:8-10), werd het boek Nahum opgetekend, en het werd voltooid vóór de voorzegde vernietiging van Nineve in 632 v.G.T. — Zie ASSYRIË; NINEVE.
Overeenstemming met andere bijbelboeken. Het boek Nahum stemt volledig overeen met de rest van de Schrift, aangezien Jehovah erin beschreven wordt als „een God die exclusieve toewijding eist” en die „langzaam tot toorn en groot in kracht” is maar zich er geenszins van weerhoudt te straffen (Na 1:2, 3; vgl. Ex 20:5; 34:6, 7; Job 9:4; Ps 62:11). „Jehovah is goed, een vesting op de dag der benauwdheid. En hij kent degenen die bij hem hun toevlucht zoeken” (Na 1:7; vgl. Ps 25:8; 46:1; Jes 25:4; Mt 19:17). Dat Jehovah deze hoedanigheden bezit, bleek duidelijk toen hij de Israëlieten van de Assyrische onderdrukking bevrijdde en aan het met bloedschuld beladen Nineve zijn wraak voltrok na geruime tijd verdraagzaamheid te hebben geoefend.
Opmerkenswaard zijn ook de overeenkomsten tussen Nahum hoofdstuk 1 en Psalm 97. De woorden van Jesaja (10:24-27; 30:27-33) betreffende Jehovah’s oordeel tegen Assyrië komen in zekere mate overeen met Nahum hoofdstuk 2 en 3. — Vgl. ook Jes 52:7; Na 1:15; Ro 10:15.
Historische achtergrond. Hoewel de trouweloze Achaz van Juda de verzekering kreeg dat de samenzwering van de Syrische koning Rezin en de Israëlitische koning Pekah om hem als koning van de troon te stoten, zou mislukken (Jes 7:3-7), was hij zo onverstandig om zich voor hulp tot de Assyrische koning Tiglath-Pileser III (Tilgath-Pilneser) te wenden. Ten slotte bracht deze stap „hem in het nauw en sterkte hem niet”, want Juda kwam onder het zware juk van Assyrië (2Kr 28:20, 21). Later kwam Hizkia, Achaz’ zoon en troonopvolger, tegen de Assyrische overheersing in opstand (2Kon 18:7). Daarna viel de Assyrische monarch Sanherib Juda binnen en veroverde de ene versterkte stad na de andere, wat tot gevolg had dat grote gedeelten van het land verwoest werden. (Vgl. Jes 7:20, 23-25; 8:6-8; 36:1, 2.) De volgende Judese koning, Manasse, werd door Assyrische legeroversten gevangengenomen en naar Babylon (destijds onder Assyrische overheersing) gebracht. — 2Kr 33:11.
Aangezien Juda aldus gedurende een lange tijd onder de onderdrukkende hand van Assyrië geleden had, hield Nahums profetie betreffende Nineve’s ophanden zijnde verwoesting goed nieuws in. Alsof Assyrië reeds ten onder was gegaan, schreef Nahum: „Zie! Op de bergen de voeten van iemand die goed nieuws brengt, iemand die vrede verkondigt. O Juda, vier uw feesten. Betaal uw geloften; want voortaan zal er geen nietswaardige meer door u heen trekken. Hij zal stellig geheel en al worden afgesneden” (Na 1:15). Niet langer zouden de Assyriërs Juda lastig vallen; niets zou de Judeeërs ervan weerhouden de feesten bij te wonen of te vieren. Er zou een volledige bevrijding van de Assyrische onderdrukker zijn. (Vgl. Na 1:9.) Ook zouden alle andere volken die over Nineve’s verwoesting hoorden, „in de handen klappen”, ofte wel zich verheugen, over de rampspoed van de stad, want haar slechtheid had veel leed over hen gebracht. — 3:19.
De oorlogszuchtige agressiviteit van de Assyriërs maakte Nineve tot een „stad van bloedvergieten” (Na 3:1). Wreed en onmenselijk was de manier waarop haar krijgsgevangenen werden behandeld. Sommigen werden levend verbrand of levend gevild. Anderen werden blind gemaakt of men sneed hun de neus, de oren of de vingers af. Vaak werden gevangenen weggevoerd aan touwen die bevestigd waren aan haken die door de neus of de lippen waren gestoken. Nineve verdiende het werkelijk vernietigd te worden wegens zijn bloedschuld.
[Kader op blz. 402]
HOOFDPUNTEN UIT NAHUM
Een formele uitspraak tegen Nineve, de hoofdstad van Assyrië
Geschreven enige tijd voordat Nineve in 632 v.G.T. werd verwoest
Jehovah voltrekt wraak aan zijn tegenstanders (1:1-6)
Jehovah eist exclusieve toewijding; hoewel hij langzaam tot toorn is, weerhoudt hij zich er niet van te straffen wanneer dit verdiend is
Niemand kan standhouden voor zijn brandende toorn; vóór hem drogen de zeeën op, schudden bergen, versmelten de heuvels, wordt de aarde opgeheven
De terechtstelling van de goddelozen schenkt verlichting aan degenen die op Jehovah hopen (1:7–3:19)
Jehovah is een beschermende vesting voor degenen die zich op hem verlaten, maar hij zal de vijand verdelgen
Er zal goed nieuws worden bekendgemaakt aan Juda; de „nietswaardige” zal worden afgesneden en de ware aanbidding zal ongehinderd voortgang vinden
Jehovah zal de zijnen weer vergaderen, maar Nineve zal verwoest worden en zijn strijdwagens zullen verbrand worden
De stad vol bloedschuld zal als straf voor haar zonden worden geplunderd; niets kan haar redden, haar strijders zijn als vrouwen geworden
De slag die de koning van Assyrië wordt toegebracht, is onheelbaar geworden