Gods koninkrijk — Begrijpt u de betekenis ervan?
„Die op de voortreffelijke aarde is gezaaid, dat is hij die het woord hoort en de betekenis ervan begrijpt.” — MATTHEÜS 13:23.
1. Wat zijn enkele algemene geloofsopvattingen over ’het koninkrijk der hemelen’?
HEBT u ’begrepen’ wat Gods koninkrijk is? Er hebben in de loop der eeuwen sterk uiteenlopende opvattingen over ’het koninkrijk der hemelen’ bestaan. Een algemene geloofsopvatting onder sommige kerkleden in deze tijd is dat het Koninkrijk iets is wat God bij de bekering in iemands hart plant. Anderen zijn van mening dat het een plaats is waar goede mensen na hun dood naar toe gaan om zich in eeuwigdurende gelukzaligheid te verheugen. Weer anderen beweren dat God het aan de mensen heeft overgelaten om het Koninkrijk op aarde tot stand te brengen door te bewerken dat sociale en regeringsaangelegenheden doortrokken raken van christelijke leringen en praktijken.
2. Hoe wordt in de bijbel uiteengezet wat het koninkrijk Gods is, en wat zal erdoor tot stand worden gebracht?
2 De bijbel toont echter duidelijk aan dat het koninkrijk Gods geen instituut op aarde is. Ook is het niet een toestand van het hart noch de kerstening van de mensenmaatschappij. Het is waar dat een juist begrip van wat dit koninkrijk is, grote veranderingen teweegbrengt in het leven van degenen die er geloof in oefenen. Maar het Koninkrijk zelf is een door God ingestelde hemelse regering die Gods wil tot stand brengt, de gevolgen van zonde en de dood uitbant en rechtvaardige toestanden op aarde herstelt. Dit koninkrijk is in de hemel reeds gaan regeren, en binnenkort „zal [het] al deze [menselijke] koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan”. — Daniël 2:44; Openbaring 11:15; 12:10.
3. Wat werd er voor mensen geopend toen Jezus met zijn bediening begon?
3 De historicus H. G. Wells schreef: „Deze leerstelling van het Koninkrijk der Hemelen, die de belangrijkste leer van Jezus was, en die een zo kleine rol in de christelijke geloofsbelijdenissen speelt, is ongetwijfeld een van de meest revolutionaire leerstellingen die ooit het menselijk denken in beroering hebben gebracht en hebben veranderd.” Direct vanaf het begin was het thema van Jezus’ bediening: „Hebt berouw, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen” (Mattheüs 4:17). Hij bevond zich op aarde als de gezalfde Koning, en wat een vreugde dat nu voor mensen de weg geopend werd om niet alleen in de zegeningen van dat koninkrijk te delen, maar ook mederegeerders en priesters met Jezus in dat koninkrijk te zijn! — Lukas 22:28-30; Openbaring 1:6; 5:10.
4. Hoe reageerden grote menigten in de eerste eeuw op het „goede nieuws van het koninkrijk”, en tot welk vonnis leidde dit?
4 Hoewel grote menigten het opwindende „goede nieuws van het koninkrijk” hoorden, waren er slechts weinigen die geloofden. Dit kwam ten dele doordat de religieuze leiders ’het koninkrijk der hemelen hadden toegesloten voor de mensen’. Zij hadden door hun valse leringen „de sleutel der kennis weggenomen”. Omdat de meeste mensen Jezus als de Messias en de gezalfde Koning van Gods koninkrijk verwierpen, zei Jezus tot hen: „Het koninkrijk Gods zal van u worden weggenomen en aan een natie worden gegeven die de vruchten daarvan voortbrengt.” — Mattheüs 4:23; 21:43; 23:13; Lukas 11:52.
5. Hoe gaven de meesten van degenen die Jezus’ illustraties hoorden er blijk van niet met begrip te horen?
5 Toen Jezus bij één gelegenheid een grote schare onderwees, gebruikte hij volgens zijn gewoonte een reeks illustraties om de schare te toetsen en degenen uit te ziften die slechts een oppervlakkige belangstelling voor het Koninkrijk hadden. De eerste illustratie ging over een zaaier die zaad op vier soorten grond zaaide. De eerste drie soorten waren ongunstig voor de groei van planten, maar de laatste was „voortreffelijke aarde” die goede vruchten voortbracht. De korte illustratie eindigde met de vermaning: „Wie oren heeft, hij luistere” (Mattheüs 13:1-9). De meeste aanwezigen hoorden hem, maar zij ’luisterden’ niet. Zij waren niet gemotiveerd, hadden geen echte belangstelling om te weten te komen hoe zaad dat onder verschillende omstandigheden was gezaaid, gelijk het koninkrijk der hemelen was. Zij keerden huiswaarts naar hun leven van alledag en dachten waarschijnlijk dat Jezus’ illustraties louter goede verhalen waren met een moraal. Wat een rijkdom aan begrip en wat een enorme voorrechten en gelegenheden verbeurden zij omdat hun hart onontvankelijk was!
6. Waarom was het alleen Jezus’ discipelen gegeven „de heilige geheimen van het koninkrijk” te begrijpen?
6 Jezus zei tot zijn discipelen: „U is het gegeven de heilige geheimen van het koninkrijk der hemelen te begrijpen, maar hun is het niet gegeven.” Jesaja citerend, voegde hij eraan toe: „’Want het hart van dit volk is onontvankelijk geworden, en met hun oren hebben zij gehoord zonder te reageren, en hun ogen hebben zij gesloten, opdat zij nimmer met hun ogen zouden zien en met hun oren horen en met hun hart de betekenis ervan begrijpen en terugkeren, en ik hen gezond zou maken.’ Gelukkig zijn uw ogen echter omdat ze zien, en uw oren omdat ze horen.” — Mattheüs 13:10-16; Markus 4:11-13.
’De betekenis van het koninkrijk begrijpen’
7. Waarom is het belangrijk ’de betekenis van het koninkrijk te begrijpen’?
7 Jezus legde de vinger op het probleem. Het had te maken met ’de betekenis van de Koninkrijksboodschap begrijpen’. Toen hij met zijn discipelen alleen was, zei hij tot hen: „Luistert gij dan naar de illustratie van de man die zaaide. Wanneer iemand het woord van het koninkrijk hoort maar de betekenis ervan niet begrijpt, komt de goddeloze en rukt weg wat in zijn hart is gezaaid.” Hij verklaarde verder dat de vier soorten grond een afbeelding waren van verschillende toestanden van het hart waarin „het woord van het koninkrijk” gezaaid zou worden. — Mattheüs 13:18-23; Lukas 8:9-15.
8. Waardoor werd verhinderd dat het op de eerste drie soorten grond gezaaide „zaad” vruchten voortbracht?
8 In elk van de genoemde gevallen was het „zaad” goed, maar het voortbrengen van vruchten zou afhangen van de toestand waarin de grond verkeerde. Indien de grond van het hart als een drukke, veelbetreden en daardoor platgetrapte weg was, verhard door veel ongeestelijke activiteiten, zou degene die de Koninkrijksboodschap hoorde zich gemakkelijk kunnen verontschuldigen door te zeggen dat hij geen tijd voor het Koninkrijk had. Het verwaarloosde zaad zou voordat het wortel kon schieten, gemakkelijk weggerukt kunnen worden. Maar als het zaad nu eens werd gezaaid in een hart dat op rotsachtige grond leek? Het zaad zou misschien wel ontkiemen, maar het zou er moeite mee hebben zijn wortels zo diep naar beneden uit te slaan dat er voeding en stabiliteit werd verkregen. Het vooruitzicht een gehoorzame dienstknecht van God te zijn, vooral in de hitte van vervolging, zou een overweldigende uitdaging vormen, en de persoon zou struikelen. Ook als de grond van het hart zo vol was van doornachtige bezorgdheid of het materialistische verlangen naar rijkdom, zou de tere Koninkrijksplant verstikt worden. In deze drie typerende situaties in het leven zouden er geen Koninkrijksvruchten worden voortgebracht.
9. Waarom kon het zaad dat op goede grond gezaaid was, goede vruchten voortbrengen?
9 Wat valt er echter te zeggen over het Koninkrijkszaad dat op goede grond wordt gezaaid? Jezus antwoordt: „Die op de voortreffelijke aarde is gezaaid, dat is hij die het woord hoort en de betekenis ervan begrijpt, die werkelijk vrucht draagt en voortbrengt, deze honderd-, die zestig-, de ander dertigvoud” (Mattheüs 13:23). Door ’de betekenis van het koninkrijk te begrijpen’, zouden zij naar hun individuele omstandigheden goede vruchten voortbrengen.
Begrip gaat gepaard met verantwoordelijkheid
10. (a) Hoe maakte Jezus duidelijk dat ’de betekenis van het koninkrijk begrijpen’, zowel zegeningen als verantwoordelijkheid met zich brengt? (b) Was Jezus’ opdracht om heen te gaan en discipelen te maken alleen op de eerste-eeuwse discipelen van toepassing?
10 Na nog zes illustraties te hebben gegeven om diverse aspecten van het Koninkrijk te verklaren, vroeg Jezus aan zijn discipelen: „Hebt gij dit alles begrepen?” Toen zij „ja” antwoordden, zei hij: „Daarom is iedere openbare onderwijzer, wanneer hij met betrekking tot het koninkrijk der hemelen is onderwezen, gelijk aan een mens, een heer des huizes, die uit zijn voorraadschat nieuwe en oude dingen te voorschijn haalt.” De door Jezus verschafte leringen en opleiding zouden zijn discipelen tot rijpe christenen maken die uit hun ’voorraadschuur’ een onuitputtelijke hoeveelheid rijk geestelijk voedsel konden voortbrengen. Veel daarvan hield verband met Gods koninkrijk. Jezus maakte duidelijk dat ’de betekenis van het koninkrijk begrijpen’, niet alleen tot zegeningen zou leiden, maar ook verantwoordelijkheid met zich bracht. Hij gebood: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, . . . en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb. En ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen.” — Mattheüs 13:51, 52; 28:19, 20.
11. Welke gebeurtenissen in verband met het Koninkrijk vonden er in 1914 plaats?
11 Zoals Jezus beloofde, is hij in de loop der eeuwen tot op deze tijd steeds met zijn ware discipelen geweest. In deze laatste dagen heeft hij hen op progressieve wijze begrip geschonken en heeft hij hen ook verantwoordelijk gesteld voor het gebruik van het toenemende waarheidslicht (Lukas 19:11-15, 26). In 1914 begonnen zich gebeurtenissen in verband met het Koninkrijk op snelle en dramatische wijze te ontvouwen. In dat jaar vond niet alleen de ’geboorte’ van het langverwachte koninkrijk plaats, maar begon ook het „besluit van het samenstel van dingen” (Openbaring 11:15; 12:5, 10; Daniël 7:13, 14, 27). Ware christenen, die de betekenis van de huidige gebeurtenissen onderscheiden, hebben de grootste Koninkrijkspredikings- en onderwijzingsveldtocht in de geschiedenis ondernomen. Jezus voorzei dit als volgt: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” — Mattheüs 24:14.
12. (a) Wat is het resultaat van het uitgebreide hedendaagse Koninkrijksgetuigenis? (b) Welk gevaar bestaat er voor christenen in deze twijfelende wereld?
12 Dit uitgebreide Koninkrijksgetuigenis heeft meer dan 230 landen bereikt. Ruim vijf miljoen ware discipelen nemen reeds aan dit werk deel, en er worden er nog meer bijeengebracht. Vergelijken wij het aantal discipelen echter met de 5,6 miljard aardbewoners, dan is het duidelijk dat net als in Jezus’ tijd de grote meerderheid van de mensheid ’de betekenis van het koninkrijk niet begrijpt’. Zoals voorzegd, spotten velen en zeggen: „Waar is nu de beloofde tegenwoordigheid van hem?” (2 Petrus 3:3, 4) Voor ons als christenen bestaat het gevaar dat hun zelfgenoegzame, twijfelende, materialistische houding onze kijk op onze Koninkrijksvoorrechten geleidelijk zou kunnen beïnvloeden. Daar wij omringd zijn door mensen van deze wereld, kan het gemakkelijk gebeuren dat wij sommige van hun houdingen en praktijken gaan overnemen. Het is van levensbelang dat wij ’de betekenis van Gods koninkrijk begrijpen’ en eraan vasthouden!
Onszelf in verband met het Koninkrijk onderzoeken
13. Hoe kunnen wij toetsen of wij met betrekking tot de opdracht om het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken, nog steeds met onderscheidingsvermogen ’horen’?
13 Jezus zei over de oogsttijd waarin wij leven: „De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden en zij zullen alle dingen die aanleiding tot struikelen geven en degenen die wetteloosheid bedrijven, uit zijn koninkrijk verzamelen . . . In die tijd zullen de rechtvaardigen zo helder schijnen als de zon in het koninkrijk van hun Vader. Wie oren heeft, hij luistere” (Mattheüs 13:41, 43). Blijft u het gebod om het Koninkrijk te prediken en discipelen te maken, ’horen’ door er gehoorzaam op te reageren? Houd in gedachte dat degene „die op de voortreffelijke aarde is gezaaid”, ’het woord hoorde en de betekenis ervan begreep’ en goede vruchten voortbracht. — Mattheüs 13:23.
14. Wanneer er onderricht wordt gegeven, hoe geven wij er dan blijk van dat wij ’de betekenis van de gegeven raad begrijpen’?
14 Wanneer wij ons aan persoonlijke studie wijden en christelijke vergaderingen bezoeken, moeten wij ’ons hart neigen tot onderscheidingsvermogen’ (Spreuken 2:1-4). Wanneer er raad wordt gegeven met betrekking tot gedrag, kleding, muziek en amusement, moeten wij die diep in ons hart laten doordringen, zodat wij ertoe worden bewogen de nodige veranderingen aan te brengen. Zorg ervoor nooit te rationaliseren, excuses aan te voeren of anderszins in gebreke te blijven gunstig te reageren. Indien het Koninkrijk een realiteit in ons leven is, zullen wij volgens de maatstaven ervan leven en het ijverig aan anderen bekendmaken. Jezus zei: „Niet een ieder die tot mij zegt: ’Heer, Heer’, zal het koninkrijk der hemelen binnengaan, maar hij die de wil doet van mijn Vader, die in de hemelen is.” — Mattheüs 7:21-23.
15. Waarom is het belangrijk ’eerst het koninkrijk en Gods rechtvaardigheid te zoeken’?
15 De menselijke neiging is zich zorgen te maken over hetgeen wij nodig hebben op het gebied van voedsel, kleding en onderdak, maar Jezus zei: „Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn [Gods] rechtvaardigheid zoeken, en al deze andere dingen zullen u worden toegevoegd” (Mattheüs 6:33, 34). Ken bij het stellen van prioriteiten het Koninkrijk de eerste plaats in uw leven toe. Houd uw leven eenvoudig, wees tevreden met de noodzakelijke levensbehoeften. Het zou dwaas zijn ons leven te vullen met onbelangrijke activiteiten en materiële dingen, door misschien te rationaliseren dat het aanvaardbaar is zich daarmee bezig te houden, aangezien deze dingen op zich niet noodzakelijkerwijs slecht zijn. Hoewel dit misschien zo is, kunnen wij ons afvragen welke invloed het verwerven en gebruiken van zulke onnodige dingen heeft op ons schema van persoonlijke studie, het bezoeken van christelijke vergaderingen en het deelnemen aan het predikingswerk. Jezus zei dat het Koninkrijk gelijk een koopman is die toen hij één ’parel van grote waarde had gevonden, heenging en dadelijk al wat hij had verkocht en ze kocht’ (Mattheüs 13:45, 46). Zo moeten wij over Gods koninkrijk denken. Wij dienen Paulus na te volgen, niet Demas, die de bediening vaarwelzei „omdat hij het tegenwoordige samenstel van dingen liefhad”. — 2 Timotheüs 4:10, 18; Mattheüs 19:23, 24; Filippenzen 3:7, 8, 13, 14; 1 Timotheüs 6:9, 10, 17-19.
’Onrechtvaardigen zullen Gods koninkrijk niet beërven’
16. Hoe zullen wij door ’de betekenis van Gods koninkrijk te begrijpen’, worden geholpen verkeerd gedrag te vermijden?
16 Toen de gemeente in Korinthe immoraliteit duldde, zei Paulus ronduit: „Wat! Weet gij niet dat onrechtvaardigen Gods koninkrijk niet zullen beërven? Wordt niet misleid. Noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch mannen die er voor tegennatuurlijke doeleinden op na worden gehouden, noch mannen die bij mannen liggen, noch dieven, noch hebzuchtige personen, noch dronkaards, noch beschimpers, noch afpersers zullen Gods koninkrijk beërven” (1 Korinthiërs 6:9, 10). Als wij ’de betekenis van Gods koninkrijk begrijpen’, zullen wij onszelf niet bedriegen door te denken dat Jehovah de een of andere vorm van immoraliteit zal dulden zolang hij maar ziet dat wij druk bezig zijn in de christelijke bediening. Onreinheid dient onder ons zelfs niet ter sprake te komen (Efeziërs 5:3-5). Bespeurt u dat er iets van de verdorven denkwijze of praktijken van de wereld in uw leven begint binnen te sluipen? Ban dat dan onmiddellijk uit uw leven! Het Koninkrijk is veel te kostbaar om het ter wille van zulke dingen te verliezen. — Markus 9:47.
17. In welke opzichten zal waardering voor Gods koninkrijk nederigheid bevorderen en oorzaken tot struikelen wegnemen?
17 Jezus’ discipelen vroegen: „Wie is eigenlijk de grootste in het koninkrijk der hemelen?” Als antwoord zette Jezus een jong kind in hun midden en zei: „Voorwaar, ik zeg u: Indien gij u niet omkeert en wordt als jonge kinderen, zult gij het koninkrijk der hemelen geenszins binnengaan. Al wie zich daarom zal vernederen gelijk dit jonge kind, die is de grootste in het koninkrijk der hemelen” (Mattheüs 18:1-6). De trotsen, veeleisenden, onverschilligen en wettelozen zullen niet in Gods koninkrijk komen, noch zullen zij onderdanen van het Koninkrijk zijn. Beweegt uw liefde voor uw broeders en zusters, uw nederigheid en uw godvruchtige vrees u ertoe het te vermijden anderen door uw gedrag tot struikelen te brengen? Of staat u op uw „rechten”, ongeacht wat de uitwerking van deze houding en dit gedrag op anderen is? — Romeinen 14:13, 17.
18. Wat zal de gehoorzame mensheid ten deel vallen wanneer Gods koninkrijk bewerkstelligt dat Zijn wil „gelijk in de hemel, zo ook op aarde” geschiedt?
18 Onze hemelse Vader, Jehovah, zal spoedig volledig het vurige gebed verhoren: „Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, zo ook op aarde.” Heel binnenkort zal de regerende Koning, Jezus Christus, in die betekenis komen dat hij op zijn oordeelstroon zal plaatsnemen om de „schapen” van de „bokken” te scheiden. Op die bestemde tijd „zal de koning tot die aan zijn rechterhand zeggen: ’Komt, gij op wie de zegen van mijn Vader rust, beërft het koninkrijk dat sedert de grondlegging der wereld voor u is bereid.’” De bokken „zullen heengaan in de eeuwige afsnijding, maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven” (Mattheüs 6:10; 25:31-34, 46). „De grote verdrukking” zal het oude samenstel wegvagen en ook allen die weigeren ’de betekenis van het koninkrijk te begrijpen’. Maar de miljoenen overlevenden van „de grote verdrukking” en de miljarden die opgewekt zullen worden, zullen nimmer eindigende Koninkrijkszegeningen in het herstelde aardse paradijs beërven (Openbaring 7:14). Het Koninkrijk is de vanuit de hemel uitgeoefende nieuwe regering over de aarde. Het zal Jehovah’s voornemen met betrekking tot de aarde en de mensheid volledig verwezenlijken, alles tot heiliging van zijn allerheiligste naam. Is dat niet een erfenis die het alleszins waard is om ervoor te werken, er offers voor te brengen en erop te wachten? Zo dienen wij erover te denken als wij ’de betekenis van het koninkrijk begrijpen’!
Wat zou u antwoorden?
◻ Wat is het koninkrijk Gods?
◻ Waarom „begrepen” de meesten van Jezus’ toehoorders „de betekenis van” het Koninkrijk niet?
◻ Hoe brengt het zowel zegeningen als verantwoordelijkheid met zich wanneer wij ’de betekenis van het koninkrijk begrijpen’?
◻ Waaruit blijkt of wij met betrekking tot de prediking ’de betekenis van het koninkrijk begrijpen’?
◻ Hoe tonen wij door ons gedrag dat wij ’de betekenis van gegeven raad begrijpen’?
[Illustraties op blz. 17]
Jezus’ discipelen ’begrepen de betekenis van’ het Koninkrijk en brachten goede vruchten voort