Wandel in de vrees van Jehovah
„Daar [de gemeente] in de vrees van Jehovah en in de vertroosting van de heilige geest wandelde, bleef ze in aantal toenemen.” — HANDELINGEN 9:31.
1, 2. (a) Wat gebeurde er toen er voor de christelijke gemeente een periode van vrede intrad? (b) Wat wordt er, hoewel Jehovah vervolging toelaat, door hem toch ook gedaan?
EEN discipel stond voor een beslissende test. Zou hij zijn rechtschapenheid jegens God bewaren? Ja, inderdaad! Hij had gewandeld in de vrees van God, met ontzag voor zijn Maker, en zou sterven als een getrouwe getuige van Jehovah.
2 Die godvrezende rechtschapenheidbewaarder was Stéfanus, „een man vol geloof en heilige geest” (Handelingen 6:5). De moord op hem was de aanzet tot een golf van vervolging, maar daarna trad er voor de gemeente in heel Judéa, Galiléa en Samária een periode van vrede in en werd ze geestelijk opgebouwd. En „daar ze in de vrees van Jehovah en in de vertroosting van de heilige geest wandelde, bleef ze in aantal toenemen” (Handelingen 9:31). Als Jehovah’s Getuigen in deze tijd kunnen wij, of wij nu vrede meemaken of vervolging, er zeker van zijn dat God ons zal zegenen, zoals blijkt uit Handelingen hoofdstuk 6 tot en met 12. Laten wij dus wandelen in eerbiedige vrees voor God wanneer wij vervolgd worden, of respijt van vervolging benutten voor geestelijke opbouw en meer actieve dienst voor hem. — Deuteronomium 32:11, 12; 33:27.
Getrouw tot het eind
3. Welk probleem werd in Jeruzalem overwonnen, en hoe?
3 Zelfs als er in tijden van vrede problemen rijzen, kan goede organisatie tot een oplossing ervan bijdragen (6:1-7). Griekssprekende joden in Jeruzalem klaagden dat hun weduwen bij de dagelijkse voedselverdeling werden gepasseerd ten gunste van joodse gelovigen die Hebreeuws spraken. Dit probleem werd opgelost toen de apostelen zeven mannen aanstelden om zorg te dragen voor „deze noodzakelijke aangelegenheid”. Een van hen was Stéfanus.
4. Hoe reageerde Stéfanus op valse beschuldigingen?
4 De godvrezende Stéfanus kwam echter al gauw voor een test te staan (6:8-15). Er stonden zekere mannen op die met Stéfanus redetwistten. Sommigen waren van de „Synagoge der Vrijgelatenen”, misschien joden die door de Romeinen waren gevangengenomen en later in vrijheid gesteld of joodse proselieten die ooit slaven waren geweest. Niet opgewassen tegen de wijsheid en geest waarmee Stéfanus sprak, brachten zijn vijanden hem voor het Sanhedrin. Daar zeiden valse getuigen: ’Wij hebben deze man horen zeggen dat Jezus de tempel zal vernietigen en gebruiken die Mozes heeft overgeleverd, zal veranderen.’ Toch konden zelfs zijn tegenstanders zien dat Stéfanus geen boosdoener was maar het serene aangezicht van een engel had, een boodschapper van God die zeker was van zijn steun. Wat een verschil met hun gezichten, waarop boosaardigheid te lezen stond omdat zij zich door Satan lieten gebruiken!
5. Hoe argumenteerde Stéfanus in zijn getuigenis?
5 Op de ondervraging door de hogepriester Kajafas gaf Stéfanus een onbevreesd getuigenis (7:1-53). Zijn terugblik op Israëls geschiedenis liet zien dat God voornemens was de Wet en de tempeldienst terzijde te schuiven wanneer de Messías kwam. Stéfanus merkte op dat Mozes, de bevrijder voor wie iedere jood hoge achting beweerde te koesteren, door de Israëlieten was verworpen, net zoals zij nu Degene die een grotere bevrijding bracht, niet aanvaardden. Door te zeggen dat God niet woont in met handen gemaakte huizen, toonde Stéfanus aan dat de tempel en zijn stelsel van aanbidding zouden voorbijgaan. Maar omdat zijn rechters God niet vreesden, noch zijn wil te weten wilden komen, zei Stéfanus: ’Hardnekkigen, gij weerstaat altijd de heilige geest. Welke profeet is door uw voorvaders niet vervolgd? Zij hebben hen gedood die de komst voorzeiden van de Rechtvaardige, wiens verraders en moordenaars gij zijt geworden.’
6. (a) Welke geloofversterkende ervaring had Stéfanus voor zijn dood? (b) Waarom kon Stéfanus terecht zeggen: „Heer Jezus, ontvang mijn geest”?
6 Stéfanus’ onbevreesde verklaring leidde ertoe dat hij vermoord werd (7:54-60). De rechters waren razend over het feit dat hier hun schuld aan Jezus’ dood aan de kaak werd gesteld. Maar wat werd Stéfanus’ geloof versterkt toen hij ’naar de hemel staarde en Gods heerlijkheid zag en Jezus staande aan Zijn rechterhand’! Stéfanus kon nu zijn vijanden tegemoettreden met het vertrouwen dat hij Gods wil had gedaan. Hoewel Jehovah’s Getuigen geen visioenen krijgen, kunnen wij een zelfde door God geschonken vrede bezitten wanneer wij vervolgd worden. Nadat Stéfanus’ vijanden hem buiten Jeruzalem hadden geworpen, begonnen zij hem te stenigen, en hij deed het verzoek: „Heer Jezus, ontvang mijn geest.” Dit was juist, omdat God Jezus had gemachtigd anderen tot leven te wekken (Johannes 5:26; 6:40; 11:25, 26). Op zijn knieën riep Stéfanus uit: „Jehovah, reken hun deze zonde niet aan.” Toen ontsliep hij als een martelaar, zoals zo veel volgelingen van Jezus sindsdien hebben gedaan, zelfs in moderne tijden.
Vervolging leidt tot verbreiding van het goede nieuws
7. Wat vloeide er uit vervolging voort?
7 De dood van Stéfanus had in werkelijkheid de verbreiding van het goede nieuws tot gevolg (8:1-4). Vervolging verstrooide alle discipelen behalve de apostelen, door heel Judéa en Samária. Saulus, die zijn goedkeuring had gehecht aan de moord op Stéfanus, ging als een beest tegen de gemeente tekeer, het ene huis na het andere binnendringend om Jezus’ volgelingen naar buiten te slepen en in de gevangenis te werpen. Omdat de overal verstrooide discipelen bleven prediken, werd Satans plan om godvrezende Koninkrijkspredikers een halt toe te roepen door hen te vervolgen, verijdeld. Ook in deze tijd heeft vervolging vaak tot verbreiding van het goede nieuws geleid of de aandacht gevestigd op de Koninkrijksprediking.
8. (a) Wat gebeurde er als resultaat van de prediking in Samária? (b) Hoe gebruikte Petrus de tweede sleutel die Jezus hem had toevertrouwd?
8 De evangelieprediker Filippus ging naar Samária ’om de Christus te prediken’ (8:5-25). Er heerste grote vreugde in die stad toen het goede nieuws er werd verkondigd, onreine geesten werden uitgeworpen en mensen werden genezen. De apostelen in Jeruzalem zonden Petrus en Johannes naar Samária, en toen zij baden en de gedoopten de handen oplegden, ontvingen de nieuwe discipelen heilige geest. De pasgedoopte vroegere magiër Simon trachtte deze autoriteit te kopen, maar Petrus zei: ’Dat uw zilver met u verga. Uw hart is niet recht in Gods ogen.’ Nadat hem was gezegd berouw te hebben en Jehovah om vergeving te smeken, vroeg hij de apostelen ten behoeve van hem te bidden. Dit dient ook nu allen die Jehovah vrezen, ertoe te bewegen in gebed te vragen om goddelijke hulp bij het behoeden van het hart (Spreuken 4:23). (Van dit voorval is het woord „simonie” afkomstig, „het kopen of verkopen van een kerkelijk ambt of een bevordering”.) Petrus en Johannes verkondigden het goede nieuws in veel Samaritaanse dorpen. Zo gebruikte Petrus de tweede sleutel die Jezus hem had gegeven om de deur te openen van kennis en gelegenheid om het hemelse koninkrijk binnen te gaan. — Matthéüs 16:19.
9. Wie was de Ethiopiër aan wie Filippus getuigenis gaf, en waarom kon de man gedoopt worden?
9 Gods engel gaf toen Filippus een nieuwe toewijzing (8:26-40). In een wagen die op de weg van Jeruzalem naar Gaza reed, zat een „eunuch”, een hofbeambte die was aangesteld over de schatten van koningin Candáce van Ethiopië. Hij was geen letterlijke eunuch, die als zodanig buitengesloten zou zijn van de joodse gemeente, maar hij was opgegaan naar Jeruzalem om daar als een besneden proseliet te aanbidden (Deuteronomium 23:1). Filippus trof de eunuch terwijl hij het boek Jesaja zat te lezen. Uitgenodigd om in de wagen te komen, besprak Filippus Jesaja’s profetie en ’maakte hem het goede nieuws omtrent Jezus bekend’ (Jesaja 53:7, 8). Het duurde niet lang of de Ethiopiër riep uit: „Zie! Hier is water, wat belet mij gedoopt te worden?” Er was geen beletsel, omdat hij kennis van God bezat en nu geloof in Jezus had. Filippus doopte de Ethiopiër dus, die toen met blijdschap zijn weg vervolgde. Belet iets u gedoopt te worden?
Een vervolger bekeerd
10, 11. Wat gebeurde er met Saulus van Tarsus op de weg naar Damaskus en kort daarna?
10 Ondertussen probeerde Saulus Jezus’ volgelingen hun geloof te doen afzweren door dreiging met gevangenzetting of dood (9:1-18a). De hogepriester (waarschijnlijk Kajafas) gaf hem brieven voor de synagogen in Damaskus met de machtiging mannen en vrouwen die behoorden tot „De Weg”, de levenswijze die gebaseerd was op Christus’ voorbeeld, geboeid naar Jeruzalem te brengen. Omstreeks het middaguur en al dicht bij Damaskus, flitste er een licht uit de hemel en vroeg een stem: „Saul, waarom vervolgt gij mij?” De mannen die bij Saul waren, hoorden „het geluid van een stem” maar verstonden niet wat er werd gezegd. (Vergelijk Handelingen 22:6, 9.) Die gedeeltelijke openbaring van de verheerlijkte Jezus was voldoende om Saul te verblinden. God gebruikte de discipel Ananías om zijn gezicht te herstellen.
11 Na zijn doop werd de voormalige vervolger het doelwit van vervolging (9:18b-25). De joden in Damaskus wilden Saulus om het leven brengen. De discipelen lieten hem echter ’s nachts door een opening in de muur naar beneden zakken, waarschijnlijk in een grote gevlochten mand van touw of ineengevlochten takken (2 Korinthiërs 11:32, 33). De opening kan het venster zijn geweest van een in de muur gebouwd huis van een discipel. Het was geen lafheid om vijanden te ontvluchten en de prediking voort te zetten.
12. (a) Wat gebeurde er met Paulus in Jeruzalem? (b) Hoe verging het de gemeente?
12 In Jeruzalem hielp Barnabas de discipelen om Saulus als een medegelovige te accepteren (9:26-31). Saulus redetwistte daar onbevreesd met Griekssprekende joden, die al evenzeer pogingen deden hem om het leven te brengen. Toen de broeders hier weet van kregen, brachten zij hem naar Cesarea en zonden hem weg naar Tarsus, de plaats in Cilicië waar hij vandaan kwam. Voor de gemeente in heel Judéa en Galiléa en Samária trad er toen een periode van vrede en geestelijke opbouw in. Omdat ze ’wandelde in de vrees van Jehovah en de vertroosting van de heilige geest, bleef ze in aantal toenemen’. Wat een voortreffelijk voorbeeld voor alle gemeenten in deze tijd die Jehovah’s zegen willen ontvangen!
Heidenen worden gelovigen!
13. Tot het verrichten van welke wonderen stelde God Petrus in Lydda en Joppe in staat?
13 Ook Petrus was druk bezig (9:32-43). In Lydda (het huidige Lod) in de vlakte van Saron genas hij de verlamde Enéas. Deze genezing had tot gevolg dat velen zich tot de Heer keerden. In Joppe werd de geliefde discipelin Tabitha (Dorkas) ziek en stierf. Toen Petrus arriveerde, lieten wenende weduwen hem klederen zien die Dorkas gemaakt had en die zij misschien op dat moment droegen. Hij bracht Dorkas weer tot leven, en toen het nieuws hiervan zich verbreidde, werden velen gelovigen. In Joppe verbleef Petrus bij de leerlooier Simon, die een huis aan de zee had. Leerlooiers weekten dierehuiden in de zee en behandelden ze met kalk voordat zij er de haren afschraapten. Van de huiden werd leer gemaakt door ze te looien met een vloeistof van plantaardige oorsprong.
14. (a) Wie was Cornelius? (b) Wat was het geval met de gebeden van Cornelius?
14 In die tijd (36 G.T.) vond er elders een opmerkelijke ontwikkeling plaats (10:1-8). In Cesarea woonde de godvruchtige heiden Cornelius, een Romeinse centurio met het bevel over zo’n honderd man. Hij stond aan het hoofd van „de Italiaanse afdeling”, die blijkbaar bestond uit soldaten die waren aangeworven uit Romeinse burgers en vrijgelatenen in Italië. Hoewel Cornelius God vreesde, was hij geen joodse proseliet. In een visioen zei een engel hem dat zijn gebeden als ’een gedachtenis voor het aangezicht van God waren opgestegen’. Hoewel Cornelius zich toen nog niet aan Jehovah had opgedragen, werd zijn gebed verhoord. Maar zoals de engel hem instrueerde, zond hij mannen om Petrus te laten komen.
15. Wat gebeurde er toen Petrus op het dak van Simons huis aan het bidden was?
15 Ondertussen had Petrus een visioen terwijl hij aan het bidden was op het dak van Simons huis (10:9-23). In trance zag hij uit de hemel een soort vat neerdalen gelijk een laken, dat vol was van allerlei onreine viervoetige en kruipende dieren en vogels. Op de instructie ze te slachten en te eten, zei Petrus dat hij nog nooit iets had gegeten wat verontreinigd was. „De dingen die God heeft gereinigd, moogt gij niet langer verontreinigd noemen”, werd hem gezegd. Het visioen had Petrus in verlegenheid gebracht, maar hij volgde de aanwijzing van de geest. Zo gingen hij en zes joodse broeders met de boodschappers van Cornelius mee. — Handelingen 11:12.
16, 17. (a) Wat vertelde Petrus aan Cornelius en degenen die in zijn huis bijeen waren? (b) Wat gebeurde er terwijl Petrus nog sprak?
16 Nu zouden de eerste heidenen het goede nieuws gaan horen (10:24-43). Toen Petrus en zijn metgezellen in Cesarea aankwamen, verwachtten Cornelius, zijn bloedverwanten en intieme vrienden hen. Cornelius viel aan Petrus’ voeten neer, maar de apostel weigerde nederig zo’n eerbetoon. Hij sprak ervan hoe Jehovah Jezus met heilige geest en kracht had gezalfd als de Messías en legde uit dat een ieder die geloof in hem stelt, vergeving van zonden krijgt.
17 Jehovah ging nu tot handelen over (10:44-48). Terwijl Petrus nog sprak, schonk God heilige geest aan die gelovige heidenen. Op datzelfde moment werden zij door Gods geest verwekt en geïnspireerd om vreemde talen te spreken en hem groot te maken. Daarom werden zij terecht gedoopt in de naam van Jezus Christus. Zo gebruikte Petrus de derde sleutel om voor godvrezende heidenen de deur te openen van kennis en gelegenheid om het hemelse koninkrijk binnen te gaan. — Matthéüs 16:19.
18. Hoe reageerden de joodse broeders toen Petrus uiteenzette dat heidenen ’in heilige geest waren gedoopt’?
18 Later, in Jeruzalem, twistten voorstanders van de besnijdenis met Petrus (11:1-18). Toen hij uiteenzette hoe de heidenen ’in heilige geest werden gedoopt’, legden zijn joodse broeders zich erbij neer en verheerlijkten God, zeggende: „Zo heeft God dan ook aan mensen uit de natiën de gelegenheid tot berouw geschonken, hetwelk tot leven leidt.” Ook wij dienen ontvankelijk te zijn wanneer de goddelijke wil aan ons duidelijk wordt gemaakt.
Heidense gemeente opgericht
19. Hoe kwamen de discipelen aan de naam christenen?
19 Nu werd de eerste heidense gemeente gevormd (11:19-26). Toen de discipelen verstrooid werden door de vervolging die in verband met Stéfanus was ontstaan, gingen sommigen naar Syrisch Antiochíë, een stad die berucht was om haar onreine aanbidding en zedelijk verderf. Toen zij daar het goede nieuws aan Griekssprekende mensen bekendmaakten, „was de hand van Jehovah met hen”, en velen werden gelovigen. Barnabas en Saulus onderwezen daar een jaar, en „het was voor het eerst in Antiochíë dat de discipelen door goddelijke voorzienigheid christenen werden genoemd”. Jehovah leidde het ongetwijfeld zo dat zij aldus genoemd werden, want het Griekse woord chre·ma·tiʹzo betekent „door goddelijke voorzienigheid genoemd worden” en wordt in de Schrift altijd gebruikt in verband met wat van God komt.
20. Wat voorzei Agabus, en hoe reageerde de gemeente in Antiochíë?
20 Ook godvrezende profeten kwamen uit Jeruzalem naar Antiochíë (11:27-30). Een van hen was Agabus, die ’door middel van de geest te kennen gaf dat er weldra een grote hongersnood over de gehele bewoonde aarde zou komen’. Die profetie ging in vervulling gedurende de regering van de Romeinse keizer Claudius (41–54 G.T.), en de geschiedschrijver Josephus maakt gewag van deze „grote hongersnood” (De joodse geschiedenis, XX, ii, 6; XX, v, 2). Door liefde bewogen zond de gemeente in Antiochíë een bijdrage naar de behoeftige broeders in Judéa. — Johannes 13:35.
Vervolging haalt niets uit
21. Welke actie ondernam Herodes Agrippa I tegen Petrus, maar met welk resultaat?
21 De periode van vrede eindigde toen Herodes Agrippa I in Jeruzalem hen die Jehovah vreesden, ging vervolgen (12:1-11). Herodes bracht Jakobus door het zwaard om het leven, een onthoofding misschien, waarbij hij de eerste apostel werd die een martelaarsdood stierf. Toen Herodes zag dat dit de joden aangenaam was, zette hij Petrus gevangen. De apostel was blijkbaar geketend aan een soldaat aan iedere zijde, terwijl twee anderen zijn cel bewaakten. Herodes was van plan hem na het Pascha en de dagen der ongezuurde broden (14 tot 21 Nisan) terecht te stellen, maar de gebeden van de gemeente ten behoeve van hem werden net op tijd verhoord, zoals dat ook met die van ons zo vaak gebeurt. Deze verhoring vond plaats toen Gods engel op wonderbaarlijke wijze de apostel bevrijdde.
22. Wat vond er plaats toen Petrus naar het huis van Markus’ moeder Maria ging?
22 Petrus was al heel gauw bij het huis van Maria (de moeder van Johannes Markus), blijkbaar een christelijke vergaderplaats (12:12-19). In het donker herkende het dienstmeisje, Rhode, Petrus’ stem maar liet hem aan de gesloten poortdeur staan. Aanvankelijk kunnen de discipelen hebben gedacht dat God als boodschapper een engel had gestuurd die Petrus vertegenwoordigde en sprak met een stem die op de zijne leek. Toen zij Petrus echter binnenlieten, zei hij hun zijn bevrijding te berichten aan Jakobus en de broeders (wellicht ouderlingen). Toen vertrok hij en dook onder, zonder te onthullen waar hij heen ging teneinde noch hen noch zichzelf in gevaar te brengen in geval van ondervraging. Herodes’ speurtocht naar Petrus was vruchteloos, en de wachten werden gestraft, waarschijnlijk zelfs terechtgesteld.
23. Hoe eindigde de regering van Herodes Agrippa I, en wat kunnen wij hieruit leren?
23 In 44 G.T. eindigde de regering van Herodes Agrippa I op abrupte wijze in Cesarea toen hij 54 jaar oud was (12:20-25). Hij was in een stemming om ten strijde te trekken tegen de Feniciërs van Tyrus en Sidon. Zijn dienaar Blastus werd door hen omgekocht om een onderhoud mogelijk te maken waarbij zij om vrede konden smeken. Op de „vastgestelde dag” (tevens een feestdag ter ere van Claudius Caesar) stak Herodes zich in een koninklijk gewaad, nam plaats op de rechterstoel en begon een redevoering af te steken. Als reactie schreeuwde het volk: „De stem van een god en niet van een mens!” Ogenblikkelijk sloeg de engel van Jehovah hem „omdat hij de heerlijkheid niet aan God gaf”. Herodes werd „door wormen opgegeten en blies de laatste adem uit”. Moge dit waarschuwende voorbeeld ons ertoe bewegen te blijven wandelen in de vrees van Jehovah, trots vermijdend en hem de heerlijkheid gevend voor wat wij als zijn volk doen.
24. Wat zal een toekomstig artikel ten aanzien van expansie laten zien?
24 Ondanks vervolging door Herodes ’bleef het woord van Jehovah groeien en zich verbreiden’. Ja, zoals een toekomstig artikel zal laten zien, mochten de discipelen nog verdere expansie verwachten. Waarom? Omdat zij ’wandelden in de vrees van Jehovah’.
Wat zou u antwoorden?
◻ Hoe toonde Stéfanus dat hij Jehovah vreesde, zoals vele van Gods dienstknechten sindsdien hebben gedaan?
◻ Welke uitwerking had Stéfanus’ dood op de Koninkrijksprediking, en heeft dit een hedendaagse parallel?
◻ Hoe werd de vervolger Saulus van Tarsus iemand die Jehovah vreesde?
◻ Wie waren de eerste heidense gelovigen?
◻ Hoe laat Handelingen 12 zien dat vervolging degenen die Jehovah vrezen, geen halt toeroept?
[Illustratie op blz. 16, 17]
Een licht flitste uit de hemel en een stem vroeg: „Saul, Saul, waarom vervolgt gij mij?”