Liefde overwint onjuiste jaloezie
„De liefde is niet jaloers.” — 1 KORINTHIËRS 13:4.
1, 2. (a) Wat vertelde Jezus zijn discipelen over liefde? (b) Kan iemand zowel liefdevol als jaloers zijn, en waarom antwoordt u zo?
LIEFDE is een identificerend kenmerk van het ware christendom. „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt”, zei Jezus Christus (Johannes 13:35). De apostel Paulus werd ertoe geïnspireerd uit te leggen welke invloed liefde op christelijke betrekkingen dient uit te oefenen. Hij schreef onder andere: „De liefde is niet jaloers.” — 1 Korinthiërs 13:4.
2 Toen Paulus die woorden schreef, bedoelde hij onjuiste jaloezie. Anders had hij dezelfde gemeente niet kunnen schrijven: „Ik ben jaloers over u met een goddelijke jaloezie” (2 Korinthiërs 11:2). Zijn „goddelijke jaloezie” was opgewekt wegens mannen die een verderfelijke invloed in de gemeente vormden. Dit bracht Paulus ertoe de christenen in Korinthe een tweede geïnspireerde brief te schrijven die veel liefdevolle raad bevatte. — 2 Korinthiërs 11:3-5.
Jaloezie onder christenen
3. Hoe ontstond er onder de christenen in Korinthe een probleem met betrekking tot jaloezie?
3 In zijn eerste brief aan de Korinthiërs moest Paulus een probleem behandelen dat deze nieuwe christenen belette met elkaar op te schieten. Zij verhieven bepaalde mannen en waren „opgeblazen . . . ten gunste van de een en tegen de ander”. Dit leidde tot verdeeldheid binnen de gemeente, waarbij verschillende gemeenteleden zeiden: „Ik behoor bij Paulus”, „Maar ik bij Apollos”, „Maar ik bij Cefas” (1 Korinthiërs 1:12; 4:6). Onder leiding van de heilige geest was de apostel Paulus in staat tot de wortel van het probleem door te dringen. De Korinthiërs gedroegen zich als vleselijk gezinde mensen, niet als „geestelijke mensen”. Daarom schreef Paulus: „Gij zijt nog vleselijk. Want aangezien er jaloezie en twist onder u is, zijt gij dan niet vleselijk en wandelt gij niet als mensen?” — 1 Korinthiërs 3:1-3.
4. Welke illustratie gebruikte Paulus om zijn broeders te helpen elkaar juist te bezien, en welke les kunnen wij hieruit leren?
4 Paulus hielp de Korinthiërs te beseffen wat de juiste kijk was op de talenten en bekwaamheden van verschillende personen in de gemeente. Hij vroeg: „Wie doet u van een ander verschillen? Ja, wat hebt gij dat gij niet hebt ontvangen? Indien gij het nu inderdaad hebt ontvangen, waarom roemt gij dan alsof gij het niet hadt ontvangen?” (1 Korinthiërs 4:7) In 1 Korinthiërs hoofdstuk 12 legde Paulus uit dat degenen die deel uitmaakten van de gemeente als de verschillende leden van een menselijk lichaam waren, zoals de hand, het oog en het oor. Hij zette uiteen dat God de lichaamsleden zo heeft gemaakt dat ze voor elkaar zorgen. Paulus schreef ook: „Wanneer een lid heerlijkheid ontvangt, delen alle andere leden in de vreugde” (1 Korinthiërs 12:26). Al Gods dienstknechten in deze tijd dienen dit beginsel in hun onderlinge betrekkingen toe te passen. In plaats van jaloers te zijn op iemand wegens zijn toewijzing of prestaties in Gods dienst, dienen wij ons met hem of haar te verheugen.
5. Wat wordt in Jakobus 4:5 onthuld, en hoe laat de Schrift de waarheid van deze woorden uitkomen?
5 Toegegeven, dit is gemakkelijker gezegd dan gedaan. De bijbelschrijver Jakobus herinnert ons eraan dat in ieder zondig mens „een neiging tot afgunst” huist (Jakobus 4:5). Het eerste menselijke sterfgeval werd veroorzaakt doordat Kaïn toegaf aan zijn onjuiste jaloezie. De Filistijnen vervolgden Isaäk omdat zij hem zijn toenemende voorspoed benijdden. Rachel was jaloers op haar zuster omdat zij vruchtbaar was en verscheidene kinderen baarde. Jakobs zonen waren jaloers op de gunst die hun jongere broer Jozef werd betoond. Mirjam was kennelijk jaloers op haar niet-Israëlitische schoonzuster. Korach, Dathan en Abiram smeedden vol afgunst een samenzwering tegen Mozes en Aäron. Koning Saul werd jaloers op de militaire successen van David. Jaloezie vormde ongetwijfeld ook een factor waardoor Jezus’ discipelen steeds weer in een woordentwist geraakten over de vraag wie de grootste onder hen was. Het is nu eenmaal een feit dat geen enkel onvolmaakt mens geheel vrij is van de zondige „neiging tot afgunst”. — Genesis 4:4-8; 26:14; 30:1; 37:11; Numeri 12:1, 2; 16:1-3; Psalm 106:16; 1 Samuël 18:7-9; Mattheüs 20:21, 24; Markus 9:33, 34; Lukas 22:24.
In de gemeente
6. Hoe kunnen ouderlingen de neiging tot afgunst beheersen?
6 Alle christenen moeten op hun hoede zijn voor afgunst en onjuiste jaloezie. Dit geldt ook voor de lichamen van ouderlingen, die zijn aangesteld om voor de gemeenten van Gods volk zorg te dragen. Als een ouderling nederig van geest is, zal hij niet eerzuchtig trachten anderen in de schaduw te stellen. Heeft een bepaalde ouderling daarentegen bijzondere bekwaamheden als organisator of openbaar spreker, dan zullen de anderen zich daarover verheugen en dit als een zegen voor de gemeente beschouwen (Romeinen 12:15, 16). Het kan zijn dat een broeder fijne vorderingen maakt en er blijk van geeft de vruchten van Gods geest in zijn leven voort te brengen. Wanneer de ouderlingen zijn geschiktheid voor een ambt in de gemeente beschouwen, dienen zij erop toe te zien dat zij niet de een of andere kleine tekortkoming opblazen ter rechtvaardiging van het besluit hem niet als dienaar in de bediening of ouderling aan te bevelen. Dat zou een gebrek aan liefde en redelijkheid verraden.
7. Welk probleem kan er rijzen wanneer een christen een theocratische toewijzing ontvangt?
7 Als iemand een theocratische toewijzing of een geestelijke zegen ontvangt, dienen anderen in de gemeente op hun hoede te zijn voor afgunst. Een bekwame zuster zou bijvoorbeeld vaker dan andere zusters gebruikt kunnen worden om op christelijke vergaderingen aan een demonstratie mee te doen. Dit kan bij sommige zusters jaloezie opwekken. Een soortgelijk probleem kan tussen Euodia en Syntyche in de gemeente Filippi hebben bestaan. Zulke hedendaagse vrouwen hebben misschien vriendelijke aanmoediging van de ouderlingen nodig om nederig te zijn en „gelijkgezind te zijn in de Heer”. — Filippenzen 2:2, 3; 4:2, 3.
8. Tot welke zondige daden kan jaloezie leiden?
8 Het kan zijn dat een christen op de hoogte is van een vroegere tekortkoming van de zijde van iemand die nu gezegend is met voorrechten in de gemeente (Jakobus 3:2). Uit jaloezie kan de verleiding bestaan hier met anderen over te praten en de juistheid van de aanstelling van de desbetreffende persoon in de gemeente te betwijfelen. Dit zou niet stroken met liefde, die ’een menigte van zonden bedekt’ (1 Petrus 4:8). Jaloers gepraat kan de vrede in een gemeente verstoren. „Indien gij bittere jaloezie en twistgierigheid in uw hart hebt,” waarschuwde de discipel Jakobus, „snoeft en liegt niet tegen de waarheid. Dit is niet de wijsheid die van boven neerdaalt, maar ze is aards, dierlijk, demonisch.” — Jakobus 3:14, 15.
In uw gezin
9. Hoe kunnen huwelijkspartners gevoelens van jaloezie beheersen?
9 Veel huwelijken stranden wegens onjuiste jaloezie. Van gebrek aan vertrouwen jegens een huwelijkspartner blijk geven, is niet liefdevol (1 Korinthiërs 13:7). Aan de andere kant zou een partner ongevoelig kunnen zijn voor gevoelens van jaloezie van de zijde van de ander. Een vrouw zou bijvoorbeeld jaloers kunnen zijn wegens de aandacht die haar man aan iemand anders van het andere geslacht geeft. Of een man zou jaloers kunnen worden wegens de hoeveelheid tijd die zijn vrouw aan de zorg voor een behoeftig familielid besteedt. Uit schaamte voor zulke gevoelens praten huwelijkspartners er misschien niet over en tonen zij hun frustratie op manieren die het probleem alleen maar verergeren. In plaats daarvan moet een jaloerse huwelijkspartner communiceren en eerlijk zijn over zijn of haar gevoelens. Op zijn of haar beurt moet de andere partner begrip tonen en een geruststellende verzekering geven van zijn of haar liefde (Efeziërs 5:28, 29). Zij moeten misschien beiden gevoelens van jaloezie temperen door situaties te vermijden die er aanleiding toe geven. Soms moet een christelijke opziener zijn vrouw misschien helpen inzien dat hij in een beperkte mate gepaste aandacht aan leden van het andere geslacht moet schenken om zich van zijn verantwoordelijkheid als herder van Gods kudde te kwijten (Jesaja 32:2). Een ouderling dient er natuurlijk nauwgezet op toe te zien dat hij nooit een deugdelijke reden tot jaloezie geeft. Dit betekent dat hij evenwichtig moet zijn en erop moet toezien dat hij tijd besteedt aan het versterken van zijn eigen huwelijksverhouding. — 1 Timotheüs 3:5; 5:1, 2.
10. Hoe kunnen ouders hun kinderen helpen het hoofd te bieden aan gevoelens van jaloezie?
10 Ouders moeten ook hun kinderen helpen inzien wat onjuiste jaloezie inhoudt. Kinderen raken dikwijls verwikkeld in gekibbel dat op ruzie uitloopt. Vaak is jaloezie de grondoorzaak. Omdat de behoeften van ieder kind uniek zijn, kunnen kinderen niet op dezelfde manier worden behandeld. Bovendien moeten kinderen begrijpen dat zij ieder hun sterke en zwakke punten hebben. Als een kind er altijd toe wordt aangemoedigd iets net zo goed te doen als een ander kind, kan dit bij het ene kind afgunst en bij het andere trots doen ontstaan. Ouders dienen hun kinderen er dus in te oefenen hun vooruitgang te meten aan de hand van de voorbeelden in Gods Woord, niet door met elkaar te wedijveren. De bijbel zegt: „Laten wij niet egotistisch worden, doordat wij onderlinge wedijver aanwakkeren en elkaar benijden.” Integendeel, „laat een ieder zich ervan vergewissen wat zijn eigen werk is, en dan zal hij alleen met betrekking tot zichzelf, en niet in vergelijking met de andere persoon, reden tot opgetogenheid hebben” (Galaten 5:26; 6:4). Het belangrijkste is dat christelijke ouders hun kinderen moeten helpen door een geregelde bijbelstudie met hen te houden en door de goede en de slechte voorbeelden uit Gods Woord te beklemtonen. — 2 Timotheüs 3:15.
Voorbeelden van het beheersen van jaloezie
11. Hoe gaf Mozes een goed voorbeeld wat het omgaan met jaloezie betreft?
11 In tegenstelling tot de op macht beluste leiders van deze wereld was „Mozes . . . verreweg de zachtmoedigste van alle mensen die op de oppervlakte van de aardbodem waren” (Numeri 12:3). Toen het leiderschap over de Israëlieten te zwaar werd om door Mozes alleen gedragen te worden, legde Jehovah Zijn geest op zeventig andere Israëlieten en machtigde hij hen Mozes te helpen. Toen twee van deze mannen als profeten gingen optreden, meende Jozua dat dit afbreuk deed aan Mozes’ leiderschap. Jozua wilde het de mannen beletten, maar Mozes redeneerde nederig: „Zijt gij soms jaloers om mij? Neen, ik wenste wel dat allen van Jehovah’s volk profeten waren, want Jehovah zou zijn geest op hen leggen!” (Numeri 11:29) Ja, Mozes was blij wanneer anderen dienstvoorrechten ontvingen. Hij zocht niet jaloers roem voor zichzelf.
12. Wat stelde Jonathan in staat gevoelens van jaloezie te vermijden?
12 Een voortreffelijk voorbeeld van de manier waarop liefde zegeviert over eventuele onjuiste gevoelens van jaloezie, werd verschaft door Jonathan, de zoon van de Israëlitische koning Saul. Jonathan kwam ervoor in aanmerking de troon van zijn vader te erven, maar Jehovah had David, de zoon van Isaï, als de volgende koning gekozen. Velen in Jonathans situatie zouden jaloers geweest zijn op David en hem als een rivaal hebben beschouwd. Jonathans liefde voor David verhinderde echter dat zo’n gevoel hem ooit ging beheersen. Toen David over Jonathans dood vernam, kon hij zeggen: „Ik ben benauwd om u, mijn broeder Jonathan, gij waart mij zeer aangenaam. Uw liefde was mij wonderlijker dan de liefde van vrouwen.” — 2 Samuël 1:26.
De opmerkelijkste voorbeelden
13. Wie is het beste voorbeeld wanneer het om jaloezie gaat, en waarom?
13 Jehovah God is het opmerkelijkste voorbeeld van iemand die zelfs juiste jaloezie beheerst. Hij houdt zulke gevoelens volmaakt in bedwang. Elke krachtige manifestatie van goddelijke jaloezie is altijd in harmonie met Gods liefde, gerechtigheid en wijsheid. — Jesaja 42:13, 14.
14. Welk voorbeeld heeft Jezus gegeven, in tegenstelling tot Satan?
14 Het tweede opmerkelijke voorbeeld van iemand die er blijk van gaf dat hij jaloezie de baas was, is Gods geliefde Zoon, Jezus Christus. „Alhoewel hij in Gods gedaante bestond”, heeft Jezus „geen gewelddadige inbezitneming . . . overwogen, namelijk om aan God gelijk te zijn” (Filippenzen 2:6). Wat een scherpe tegenstelling met de handelwijze die werd gevolgd door de eerzuchtige engel die Satan de Duivel werd! Net als „de koning van Babylon” wilde Satan in zijn jaloezie „op de Allerhoogste . . . gelijken” door zich als een mededingende god op te werpen in strijd met Jehovah (Jesaja 14:4, 14; 2 Korinthiërs 4:4). Satan probeerde Jezus er zelfs toe te brengen ’neer te vallen en een daad van aanbidding jegens hem te verrichten’ (Mattheüs 4:9). Maar niets kon Jezus van zijn nederige loopbaan van onderworpenheid aan Jehovah’s soevereiniteit afbrengen. In tegenstelling tot Satan heeft Jezus „zichzelf ontledigd en de gedaante van een slaaf aangenomen en is aan de mensen gelijk geworden. Meer nog, toen hij zich in de hoedanigheid van een mens bevond, heeft hij zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, de dood aan een martelpaal.” Jezus kwam op voor de rechtmatigheid van de heerschappij van zijn Vader, terwijl hij de trotse en jaloerse loopbaan van de Duivel totaal afwees. Wegens Jezus’ getrouwheid „heeft God hem . . . tot een superieure positie verhoogd en hem goedgunstig de naam gegeven die boven elke andere naam is, zodat in de naam van Jezus elke knie zich zou buigen van hen die in de hemel en die op aarde en die onder de grond zijn, en iedere tong openlijk zou erkennen dat Jezus Christus Heer is tot heerlijkheid van God, de Vader”. — Filippenzen 2:7-11.
Uw jaloezie de baas worden
15. Waarom moeten wij er zorgvuldig op toezien dat wij gevoelens van jaloezie bedwingen?
15 In tegenstelling tot God en Christus zijn christenen onvolmaakt. Omdat zij zondig zijn, kunnen zij zich soms laten leiden door zondige jaloezie. In plaats van toe te laten dat jaloezie ons ertoe brengt een medegelovige te kritiseren wegens een kleine tekortkoming of een vermeend onrecht is het derhalve belangrijk na te denken over de volgende geïnspireerde woorden: „Word niet al te rechtvaardig, en betoon u niet bovenmate wijs. Waarom zoudt gij verwoesting over uzelf brengen?” — Prediker 7:16.
16. Welke voortreffelijke raad over jaloezie werd in een vroegere uitgave van dit tijdschrift gegeven?
16 In verband met het onderwerp jaloezie bevatte The Watch Tower van 15 maart 1911 de waarschuwing: „Hoewel wij zeer jaloers moeten zijn voor de zaak van de Heer, moeten wij ons er niettemin heel goed van vergewissen dat het niet een persoonlijke kwestie is; en wij moeten beschouwen of wij al dan niet ’bemoeiallen’ zijn. Vervolgens moeten wij ook beschouwen of het terecht iets is wat door de ouderlingen behandeld moet worden en of het al dan niet onze plicht zou zijn naar de ouderlingen toe te gaan. Wij dienen allen heel jaloers te zijn voor de zaak van de Heer en het werk van de Heer, maar moeten erg voorzichtig zijn dat het niet de bittere soort is . . . met andere woorden, wij moeten ons er heel goed van vergewissen dat het geen kwestie is van jaloers zijn op een ander maar van jaloers zijn met het oog op een ander, met het oog op zijn belangen en beste welzijn.” — 1 Petrus 4:15.
17. Hoe kunnen wij zondige uitingen van jaloezie vermijden?
17 Hoe kunnen wij als christenen trots, jaloezie en afgunst vermijden? De oplossing is, ons open te stellen voor een ongehinderde toevloed van Gods heilige geest in ons leven. Wij moeten bijvoorbeeld bidden om Gods geest en om hulp bij het aan de dag leggen van de goede vruchten ervan (Lukas 11:13). Wij moeten christelijke vergaderingen bijwonen, die met gebed worden geopend en waarop Gods geest en zegen rust. Bovendien moeten wij de bijbel bestuderen, die door God geïnspireerd is (2 Timotheüs 3:16). En wij moeten een aandeel hebben aan de Koninkrijksprediking, die in de kracht van Jehovah’s heilige geest wordt verricht (Handelingen 1:8). Medechristenen helpen die door de een of andere slechte ervaring zijn verbrijzeld, is nog een manier waarop wij ons kunnen openstellen voor de goede invloed van Gods geest (Jesaja 57:15; 1 Johannes 3:15-17). Wanneer wij ons ijverig van al deze christelijke verplichtingen kwijten, zal dit ertoe bijdragen dat wij tegen zondige uitingen van jaloezie worden beschermd, want Gods Woord zegt: „Blijft door geest wandelen en gij zult in het geheel geen vleselijke begeerte volvoeren.” — Galaten 5:16.
18. Waarom zullen wij niet altijd tegen onjuiste gevoelens van jaloezie hoeven te strijden?
18 Liefde wordt onder de vruchten van Gods heilige geest als eerste genoemd (Galaten 5:22, 23). Door liefde aan de dag te leggen, zullen wij nu worden geholpen zondige neigingen te beheersen. Maar wat valt er over de toekomst te zeggen? Miljoenen dienstknechten van Jehovah koesteren de hoop te mogen leven in het toekomstige aardse paradijs, waar zij ernaar kunnen uitzien tot menselijke volmaaktheid opgeheven te worden. In die nieuwe wereld zal liefde heersen en zal niemand zwichten voor onjuiste gevoelens van jaloezie, omdat „ook de schepping zelf vrijgemaakt zal worden van de slavernij des verderfs en de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods zal hebben”. — Romeinen 8:21.
Punten ter overdenking
◻ Welke illustratie gebruikte Paulus als hulp om een tegenwicht tegen jaloezie te vormen?
◻ Hoe zou jaloezie de vrede van de gemeente kunnen verstoren?
◻ Hoe kunnen ouders hun kinderen leren het hoofd te bieden aan jaloezie?
◻ Hoe kunnen wij zondige uitingen van jaloezie vermijden?
[Illustratie op blz. 16]
Laat niet toe dat jaloezie de vrede van de gemeente verstoort
[Illustratie op blz. 17]
Ouders kunnen hun kinderen leren het hoofd te bieden aan gevoelens van jaloezie