Hoofdstuk 3
Gemeenschappelijke elementen in de mythologie
1-3. (a) Waarom dienen mythen ons te interesseren? (b) Wat zullen wij in dit hoofdstuk bespreken?
WAAROM zouden wij mythen beschouwen? Zijn ze niet slechts verdichtsels uit het verre verleden? Hoewel veel mythen inderdaad op verdichtsels zijn gebaseerd, berusten andere op feiten. Neem bijvoorbeeld de over de hele wereld aangetroffen mythen en legenden die gebaseerd zijn op het feit van de wereldomvattende vloed, of zondvloed, waarover de bijbel spreekt.
2 Eén reden voor het beschouwen van mythen is, dat ze ten grondslag liggen aan opvattingen en riten die men tegenwoordig nog steeds in religies aantreft. Zo kan men bijvoorbeeld nagaan hoe het geloof in een onsterfelijke ziel uit oude Assyro-Babylonische mythen via de Egyptische, Griekse en Romeinse mythologie de christenheid heeft bereikt, waar deze opvatting een fundamenteel leerstuk in haar theologie is geworden. Mythen getuigen ervan dat de mens vanouds naar goden alsook naar de zin van het leven heeft gezocht. In dit hoofdstuk zullen wij kort enkele van de veel voorkomende thema’s bespreken die in de mythen van de grote culturen der wereld worden aangetroffen. Terwijl wij deze mythologieën de revue laten passeren, zal het ons opvallen dat wij met een zekere regelmaat zaken zoals schepping, de Vloed, valse goden en halfgoden, de onsterfelijke ziel en zonaanbidding tegenkomen als gemeenschappelijke elementen in de mengelmoes van mythologieën. Maar hoe zou dit komen?
3 Heel vaak is er een historische kern aanwezig, een persoon of een gebeurtenis waaromheen later in overdreven of verdraaide vorm een verhaal is geweven zodat de mythe ontstond. Een van deze historische feiten is het bijbelse scheppingsverslag.a
Feiten en verdichtsels omtrent de schepping
4, 5. Wat waren enkele van de opvattingen der Griekse mythologie?
4 Er zijn talloze scheppingsmythen, maar geen ervan wordt gekenmerkt door de eenvoudige logica van het bijbelse scheppingsverslag (Genesis hfdst. 1, 2). Wat bijvoorbeeld de Griekse mythologie erover vertelt, klinkt barbaars. De eerste Griek die mythen op schrift stelde en er systeem in bracht, was Hesiodus, die in de achtste eeuw v.G.T. zijn Theogonie schreef. Hij beschrijft het ontstaan van de goden en de wereld. Hij begint met Gaea, of Gaia (de aarde), die Uranus (de hemel) voortbrengt. Wat daarop volgt, wordt door Jasper Griffin, een deskundige op dit terrein, in The Oxford History of the Classical World aldus uiteengezet:
5 „Hesiodus vertelt het, ook aan Homerus bekende, verhaal over hemelgoden die elkaar opvolgden. Eerst was Uranus oppermachtig, maar hij onderdrukte zijn kinderen, en Gaia moedigde zijn zoon Cronus aan hem te castreren. Cronus op zijn beurt verslond zijn eigen kinderen, totdat zijn vrouw Rhea hem een steen te eten gaf in plaats van Zeus; het kind Zeus werd op Kreta grootgebracht, dwong zijn vader om zijn broers en zusters uit te braken, en versloeg samen met hen en met de hulp van anderen Cronus en zijn Titanen en wierp hen in Tartarus.”
6. Wat is volgens Jasper Griffin de vermoedelijke bron van veel van de Griekse mythologieën?
6 Uit welke bron putten de Grieken deze vreemde mythologie? Dezelfde schrijver antwoordt: „De uiteindelijke oorsprong ervan schijnt Soemerisch te zijn. In deze oosterse verhalen ontmoeten wij goden die elkaar opvolgden, en de thema’s van castratie, opslokken en een steen keren terug op manieren die, hoewel ze van elkaar verschillen, aantonen dat de overeenkomst met Hesiodus geen toeval is.” Wij moeten de bron van veel mythen die in andere culturen zijn doorgedrongen, in het oude Mesopotamië en Babylon zoeken.
7. (a) Waarom is het niet gemakkelijk iets te weten te komen over oude Chinese mythen? (b) Hoe wordt in één Chinese mythe de schepping van de aarde en de mens uitgelegd? (Vergelijk Genesis 1:27; 2:7.)
7 De oude mythologie van de Chinese volksreligie is niet altijd gemakkelijk te omschrijven, aangezien in de periode van 213–191 v.G.T. veel geschreven berichten verloren zijn gegaan.b Sommige mythen zijn echter bewaard gebleven, zoals die waarin wordt beschreven hoe de aarde werd gevormd. Een professor in de oosterse kunst, Anthony Christie, schrijft: „Wij vernemen dat Chaos als een kippeëi was. Noch de hemel noch de aarde bestond. Uit het ei werd Pan Koe geboren, terwijl uit de zware elementen ervan de aarde en uit de lichte elementen de hemel werd gemaakt. Pan Koe wordt voorgesteld als een dwerg, gekleed in een berehuid of een mantel van bladeren. Zo’n 18.000 jaar lang nam de afstand tussen de aarde en de hemel dagelijks met tien voet [ca. 3 m] toe en Pan Koe groeide even snel, zodat zijn lichaam de kloof vulde. Toen hij stierf, veranderden verschillende delen van zijn lichaam in diverse natuurelementen. . . . Uit de vlooien op zijn lichaam ontstond het mensenras.”
8. Hoe verklaart de Inkamythologie het ontstaan der talen?
8 In een Inkalegende uit Zuid-Amerika wordt uitgelegd hoe een mythische schepper aan elke natie spraak gaf: „Hij gaf aan elke natie de taal die ze moest spreken . . . Hij gaf bestaan en ziel aan een ieder, aan zowel de mannen als de vrouwen, en gaf elke natie het bevel onder de aarde te zinken. Bijgevolg verdween elke natie onder de grond en kwam naar boven op de plaatsen waaraan hij ze toewees” (The Fables and Rites of the Yncas, door Cristóbal de Molina uit Cuzco, geciteerd in South American Mythology). In dit geval schijnt het bijbelse verslag van de spraakverwarring te Babel de feitelijke kern voor deze Inkamythe te zijn (Genesis 11:1-9). Maar laten wij nu onze aandacht richten op de grote vloed die in de bijbel, in Genesis 7:17-24, beschreven wordt.
De Vloed — Feit of mythe?
9. (a) Wat vertelt de bijbel ons over de toestanden die vóór de Vloed op de aarde heersten? (b) Wat moesten Noach en zijn gezin doen om uit de Vloed gered te worden?
9 Ons zo’n 4500 jaar in de geschiedenis terugvoerend tot omstreeks 2500 v.G.T., vertelt de bijbel ons dat opstandige geestenzonen van God een menselijke gedaante aannamen en „zich vrouwen [gingen] nemen”. Uit deze onnatuurlijke verbintenissen kwamen de gewelddadige Nefilim voort, „de sterke mannen die er oudtijds waren, de mannen van vermaardheid”. Hun wetteloze gedrag had zo’n slechte uitwerking op de wereld van vóór de Vloed dat Jehovah zei: „’Ik zal de mensen, die ik heb geschapen, van de oppervlakte van de aardbodem wegvagen, . . . want waarlijk, ik heb er spijt van dat ik hen heb gemaakt.’ Maar Noach vond gunst in de ogen van Jehovah.” Het verslag vertelt dan verder welke specifieke en praktische stappen Noach moest doen opdat zowel hijzelf als zijn gezin en een verscheidenheid van diersoorten uit de Vloed gered konden worden. — Genesis 6:1-8, 13–8:22; 1 Petrus 3:19, 20; 2 Petrus 2:4; Judas 6.
10. Waarom dient het bijbelse verslag over de Vloed niet als een mythe beschouwd te worden?
10 Het in Genesis opgetekende verslag over de aan de Vloed voorafgaande gebeurtenissen wordt door hedendaagse critici als mythe gebrandmerkt. Toch werd de geschiedenis van Noach door getrouwe mannen als Jesaja, Ezechiël, Jezus Christus en de apostelen Petrus en Paulus aanvaard en geloofd. Het Vloedverslag wordt ook ondersteund door het feit dat het over de hele wereld wordt weerspiegeld in zo veel mythologieën, met inbegrip van het oude Gilgamesj-epos alsook de mythen van China en van de Azteken, Inka’s en Maya’s. Laten wij nu, met het bijbelse verslag in gedachten, de Assyro-Babylonische mythologie en haar zinspelingen op een vloed eens beschouwen.c — Jesaja 54:9; Ezechiël 14:20; Matthéüs 24:37; Hebreeën 11:7.
De Vloed en de godmens Gilgamesj
11. Waarop is onze kennis van het Gilgamesj-epos gebaseerd?
11 Wanneer wij wellicht zo’n 4000 jaar in de geschiedenis teruggaan, komen wij de beroemde Akkadische mythe genaamd het Gilgamesj-epos tegen. Onze kennis hiervan is hoofdzakelijk gebaseerd op een spijkerschrifttekst afkomstig uit de bibliotheek van Assoerbanipal, die in het oude Ninevé regeerde.
12. Wie was Gilgamesj, en waarom was hij niet populair? (Vergelijk Genesis 6:1, 2.)
12 Het is het verhaal van de heldendaden van Gilgamesj, die wordt beschreven als iemand die voor twee derde god en voor één derde mens was, ofte wel een halfgod. In één versie van het epos staat: „In Oeroek bouwde hij muren, een grote borstwering, en de tempel van de gezegende Eanna voor de hemelgod Anoe, en voor Isjtar, de godin van de liefde . . ., onze vrouwe van liefde en oorlog.” (Zie kader op blz. 45 voor een lijst van Assyro-Babylonische goden en godinnen.) Gilgamesj was echter niet bepaald een aangenaam persoon om in de buurt te hebben. De inwoners van Oeroek klaagden bij de goden: „Zijn wellust laat geen maagd aan haar minnaar, noch de dochter van de krijger noch de vrouw van de edele.”
13. (a) Wat deden de goden, en wat deed Gilgamesj? (b) Wie was Oetnapisjtim?
13 Wat deden de goden als reactie op het protest van de mensen? De godin Aroeroe schiep Enkidoe om de menselijke rivaal van Gilgamesj te zijn. Maar in plaats van vijanden werden zij goede vrienden. In het verdere verloop van het epos stierf Enkidoe. Verscheurd riep Gilgamesj uit: „Wanneer ik sterf, zal ik dan niet als Enkidoe zijn? Smart is mijn buik binnengedrongen. Uit angst voor de dood zwerf ik over de steppe.” Hij wilde achter het geheim van onsterfelijkheid komen en ging op zoek naar Oetnapisjtim, de overlevende van de grote vloed, die onsterfelijkheid met de goden had gekregen.
14. (a) Wat werd Oetnapisjtim opgedragen te doen? (Vergelijk Genesis 6:13-16.) (b) Waar liep de in het epos beschreven reis van Gilgamesj op uit?
14 Ten slotte vindt Gilgamesj Oetnapisjtim, die hem het verhaal van de vloed vertelt. Zoals te lezen staat op het elfde tablet van het epos, bekend als het vloedtablet, geeft Oetnapisjtim een opsomming van de instructies die hem betreffende de vloed zijn gegeven: „Haal (dit) huis neer, bouw een schip! Geef bezittingen op, zoek het leven. . . . Neem het zaad van al wat leeft aan boord van het schip.” Klinkt dit niet ongeveer als het bijbelse verslag over Noach en de Vloed? Maar Oetnapisjtim kan Gilgamesj geen onsterfelijkheid geven. Teleurgesteld keert Gilgamesj naar Oeroek terug. Het verslag besluit met zijn dood. De kerngedachte van het epos is de droefheid en frustratie van de dood en het hiernamaals. Die mensen uit de oudheid vonden niet de God van waarheid en hoop. Het verband tussen het epos en het eenvoudige bijbelse verslag over het tijdperk dat aan de Vloed voorafging, is echter heel duidelijk. Laten wij ons nu tot het Vloedverslag wenden zoals dat in andere legenden voorkomt.
Vloedlegenden in andere culturen
15. Waarom is de Soemerische vloedlegende van belang voor ons?
15 Zelfs nog ouder dan het in het Gilgamesj-epos opgetekende verslag is de Soemerische mythe waarin wij kennis maken met „Zioesoedra, de tegenhanger van de bijbelse Noach, die wordt beschreven als een vrome, godvrezende koning die voortdurend op zoek is naar goddelijke openbaringen in dromen of bezweringen” (Ancient Near Eastern Texts Relating to the Old Testament). Volgens dezelfde bron treft men in deze mythe „de nauwste en opvallendste overeenkomst met het bijbelse verslag [aan] die tot op heden in de Soemerische literatuur is ontdekt”. De Babylonische en Assyrische beschavingen, die later kwamen, werden door de Soemerische beïnvloed.
16. Uit welke bron zouden de Chinese vloedlegenden ontsproten kunnen zijn?
16 Het boek China — A History in Art vertelt ons over een van de oude heersers van China, een zekere Yu, „de bedwinger van de Grote Vloed. Yu deed de wateren van de vloed afvloeien in rivieren en zeeën, opdat zijn volk zich opnieuw kon vestigen.” De mythologiedeskundige Joseph Campbell schreef over het Chinese „Tijdperk van de Grote Tien” en zei: „Gedurende dit belangrijke tijdperk, dat eindigde in een grote vloed, regeerden volgens de vroege, uit het Tsjow-tijdperk afkomstige mythologie tien keizers. Het schijnt derhalve dat wat wij hier onder de ogen krijgen, misschien niets anders is dan een plaatselijke omvorming van de reeksen van de oude Soemerische koningslijst.” Vervolgens citeerde Campbell andere gegevens uit Chinese legenden die „het argument inzake een Mesopotamische bron [schenen te] versterken”. Dit voert ons terug tot dezelfde fundamentele bron waaruit vele mythen ontsproten zijn. Het verhaal van de Vloed komt echter ook voor in Noord- en Zuid-Amerika, bijvoorbeeld in Mexico gedurende de periode van de Azteken in de vijftiende en zestiende eeuw G.T.
17. Welke vloedlegenden hadden de Azteken?
17 In de Azteekse mythologie was sprake van vier voorgaande tijdperken; gedurende het eerste daarvan werd de aarde bewoond door reuzen. (Dat doet ons nogmaals denken aan de Nefilim, de reuzen van wie in de bijbel, in Genesis 6:4, gewag wordt gemaakt.) Tot deze mythologie behoorde ook een legende over een oervloed, waarin „de wateren boven zich vermengden met de wateren beneden, waardoor de horizons verdwenen en alles tot een tijdeloze kosmische oceaan werd gemaakt”. De god die de regen en het water beheerste, was Tlaloc. Zijn regen verkreeg men echter niet goedkoop, maar werd gegeven „in ruil voor het bloed van mensenoffers, wier stromende tranen het neerstorten van de regen zouden nabootsen en daardoor stimuleren” (Mythology — An Illustrated Encyclopedia). Een andere legende zegt dat het vierde tijdperk werd geregeerd door Chalchiutlicue, de watergodin, wier universum door een vloed verging. De mensen werden gered door vissen te worden!
18. Welke verslagen treft men overal in de Zuidamerikaanse mythologie aan? (Vergelijk Genesis 6:7, 8; 2 Petrus 2:5.)
18 Insgelijks hadden de Inka’s hun vloedlegenden. De Britse schrijver Harold Osborne zegt: „Misschien zijn de meest algemene elementen in de Zuidamerikaanse mythen wel de verhalen over een grote watervloed . . . Mythen betreffende een grote watervloed zijn zeer wijdverbreid onder zowel de volken van de hooglanden als de stammen van de tropische laaglanden. De grote watervloed wordt over het algemeen in verband gebracht met de schepping en met een epifanie [manifestatie] van de schepper-god. . . . Soms wordt [deze vloed] beschouwd als een goddelijke straf die de bestaande mensheid wegvaagde ter voorbereiding van de opkomst van een nieuw ras.”
19. Beschrijf de vloedlegende van de Maya’s.
19 Evenzo hadden de Maya’s in Mexico en Midden-Amerika hun vloedlegende, waarin sprake was van een wereldomvattende watervloed, of haiyococab, hetgeen betekent „water over de aarde”. De katholieke bisschop Las Casas schreef dat de Indianen van Guatemala deze vloed „Butic noemden, het woord voor een vloed van vele wateren, in de betekenis van het laatste oordeel, en daarom geloven zij dat er nog een Butic op het punt staat te komen, wederom een vloed en een oordeel, niet van water, maar van vuur”. Over de hele wereld zijn er nog veel meer vloedlegenden, maar de enkele die reeds zijn aangehaald, dienen ter bevestiging van de kern van de legende, de historische gebeurtenis die in het boek Genesis wordt verhaald.
Het algemeen verbreide geloof in een onsterfelijke ziel
20. Wat was de Assyro-Babylonische opvatting omtrent het hiernamaals?
20 Niet alle mythen zijn echter op feiten of op de bijbel gebaseerd. De mens heeft zich in zijn speurtocht naar God aan strohalmen vastgeklampt, misleid door de illusie van onsterfelijkheid. Zoals wij in dit boek steeds weer zullen zien, is het geloof in een onsterfelijke ziel of varianten daarvan een erfstuk dat door de millennia heen tot ons is gekomen. De volken die tot de oude Assyro-Babylonische beschaving behoorden, geloofden in een hiernamaals. De New Larousse Encyclopedia of Mythology verklaart: „Onder de aarde, aan de overzijde van de afgrond van de Apsoe [een zoetwateroceaan waarop de hele aarde rust], lag de helse woonplaats waarin de mensen na hun dood afdaalden. Het was het ’land waaruit geen terugkeer mogelijk is’ . . . In deze regionen van eeuwige duisternis worden de zielen van de doden — edimmoe — ’als vogels getooid met een kleed van vleugels’, alle in een wirwar dooreengegooid.” Volgens de mythe werd deze onderwereld door de godin Eresjkigal, „Vorstin van de grote aarde”, geregeerd.
21. Wat gebeurde er volgens de opvatting van de Egyptenaren met de doden?
21 Ook de Egyptenaren hadden hun opvatting omtrent een onsterfelijke ziel. Voordat de ziel een gelukkige rustplaats kon bereiken, moest ze afgewogen worden tegen Ma-a-t, de godin van waarheid en gerechtigheid, die werd gesymboliseerd door de veer der waarheid. Anoebis, de god met de jakhalskop, of Horus, de valk, hielp hierbij. Indien de ziel door Osiris werd goedgekeurd, zou ze zich te zamen met de goden in een toestand van gelukzaligheid verheugen. (Zie illustratie op blz. 50.) Zoals zo vaak het geval is, vinden wij hier het gemeenschappelijke element van de Babylonische opvatting omtrent de onsterfelijke ziel, waardoor de religie, het leven en het gedrag van mensen werden gevormd.
22. Wat was de opvatting van de Chinezen omtrent de doden, en wat werd er gedaan om de doden te helpen?
22 In de oude Chinese mythologie namen het geloof in een voortbestaan na de dood en de noodzaak om voorouders gelukkig te houden, ook een belangrijke plaats in. Omtrent voorouders werd „de opvatting gehuldigd dat zij levende en machtige geesten waren, die allen wezenlijk bezorgd waren voor het welzijn van hun levende nakomelingen, maar ook in toorn bestraffend konden optreden als zij misnoegd waren”. De doden moesten in elk opzicht geholpen worden, ja, men moest hun zelfs metgezellen in de dood meegeven. Derhalve „werden sommige Sjang-koningen . . . begraven met zo’n honderd tot driehonderd menselijke slachtoffers, die hem in de volgende wereld moesten dienen. (Deze praktijk verbindt het oude China met Egypte, Afrika, Japan en andere plaatsen, waar soortgelijke offers werden gebracht.)” (Man’s Religions, door John B. Noss) In deze gevallen leidde het geloof in een onsterfelijke ziel tot mensenoffers. — Vergelijk Prediker 9:5, 10; Jesaja 38:18, 19.
23. (a) Wie en wat werden in de Griekse mythologie met Hades aangeduid? (b) Wat is Hades volgens de bijbel?
23 De Grieken, die in hun mythologie vele goden hadden uitgedacht, hielden zich ook bezig met de doden en hun bestemming. Volgens de mythen was de zoon van Cronus en broer van de goden Zeus en Poseidon degene die over dat rijk van sombere duisternis was gesteld. Zijn naam was Hades, en zijn rijk werd naar hem genoemd. Hoe bereikten de zielen van de doden Hades?d
24. (a) Wat gebeurde er volgens de Griekse mythologie in de onderwereld? (b) Welke overeenkomst vertoonde de Griekse mythologie met het Gilgamesj-epos?
24 De schrijfster Ellen Switzer verklaart: „Er waren . . . angstaanjagende schepselen in de onderwereld. Daar was Charon, die de veerboot roeide waarmee de pasgestorvenen van het land der levenden overgezet werden naar de onderwereld. Charon vroeg betaling voor zijn veerdienst [over de rivier de Styx], en de Grieken begroeven hun doden vaak met een muntje onder de tong om er zeker van te zijn dat zij het juiste veergeld hadden. Dode zielen die niet konden betalen, moesten aan deze zijde van de rivier blijven, in een soort niemandsland, en zouden kunnen terugkeren om de levenden te kwellen.”e
25. Wie werden beïnvloed door de Griekse denkwijze betreffende de ziel?
25 De Griekse mythologie van de ziel beïnvloedde vervolgens de Romeinse opvatting, en de Griekse filosofen, zoals Plato (ca. 427–347 v.G.T.), oefenden een sterke invloed uit op vroege afvallige christelijke denkers die het leerstuk van de onsterfelijke ziel in hun leer opnamen, ook al bestond er geen bijbelse basis voor.
26, 27. Hoe bezagen de Azteken, de Inka’s en de Maya’s de dood?
26 De Azteken, de Inka’s en de Maya’s geloofden ook in een onsterfelijke ziel. De dood was voor hen net zo’n mysterie als voor andere beschavingen. Zij hadden hun ceremoniën en geloofsovertuigingen als hulp om zich met het feit te verzoenen. In dit verband verklaart de archeoloog en historicus Victor W. von Hagen in zijn boek Azteken — De opkomst en ondergang van een krijgsvolk: „Eigenlijk leefden de doden nog, zij waren slechts overgegaan van één fase in een andere, zij waren onzichtbaar, ontastbaar, onkwetsbaar. De doden . . . waren de ongeziene leden van de clan geworden.” — Vergelijk Rechters 16:30; Ezechiël 18:4, 20.
27 Dezelfde schrijver vertelt ons dat „de [Inka-]Indiaan in onsterfelijkheid geloofde; in feite geloofde hij dat men nooit stierf, . . . wat eerst een dood lichaam was, werd enkel een on-dode en nam de invloeden van de onzichtbare machten over”. De Maya’s geloofden ook in een ziel en in dertien hemelen en negen hellen. Dus waarheen wij ons ook wenden, mensen hebben altijd de realiteit van de dood willen ontkennen, en de onsterfelijke ziel is de kruk geweest om op te steunen. — Jesaja 38:18; Handelingen 3:23.
28. Wat zijn enkele gangbare opvattingen in Afrika?
28 Ook in Afrikaanse mythologieën treft men zinspelingen aan op een ziel die blijft voortbestaan. Veel Afrikanen leven in vrees voor de zielen van de doden. In de New Larousse Encyclopedia of Mythology staat: „Deze opvatting hangt onverbrekelijk samen met een andere opvatting — het voortbestaan van de ziel na de dood. Tovenaars kunnen zielen aanroepen voor het verkrijgen van extra kracht. De zielen van de doden transmigreren vaak in de lichamen van dieren of kunnen zich zelfs in planten reïncarneren.” Dientengevolge zal een Zoeloe bepaalde slangen waarin naar zijn mening de geesten van gestorven familieleden huizen, niet doden.
29. Zet uiteen welke legenden er onder enkele stammen van zuidelijk Afrika bestaan. (Vergelijk Genesis 2:15-17; 3:1-5.)
29 De Masaï van Zuidoost-Afrika geloven in een schepper genaamd ’Ng ai, die bij iedere Masaï een beschermengel plaatst. Op het moment dat de dood intreedt, brengt de engel de ziel van de krijger naar het hiernamaals. De eerder aangehaalde Larousse beschrijft een onder de Zoeloes verbreide legende over de dood, waarbij de eerste mens, Oenkoeloenkoeloe, die in deze mythe het opperwezen was geworden, betrokken is. Hij zond de kameleon om de mensheid te zeggen: „De mensen zullen niet sterven!” De kameleon was langzaam en werd onderweg afgeleid. Daarom zond Oenkoeloenkoeloe een andere boodschap via een hagedis, waarin werd gezegd: „De mensen zullen sterven!” De hagedis kwam als eerste aan „en sindsdien is geen mens aan de dood ontkomen”. Deze zelfde legende bestaat, met wat variaties, onder de Batswana-, Basoeto- en Barongastammen.
30. Wat zal ons in dit boek nog duidelijker worden in verband met de ziel?
30 Naarmate wij de studie van de eeuwenlange speurtocht naar God voortzetten, zal het ons nog duidelijker worden hoe belangrijk de mythe van de onsterfelijke ziel voor de mensheid is geweest en nog is.
Zonaanbidding en mensenoffers
31. (a) Wat geloofden de Egyptenaren omtrent de zonnegod Re? (b) Hoe laat dat zich vergelijken met wat de bijbel zegt? (Psalm 19:4-6)
31 De mythologie van Egypte omvat een uitgebreid pantheon van goden en godinnen. Zoals met zoveel andere oude gemeenschappen het geval was, kwamen de Egyptenaren in hun speurtocht naar God uit bij de aanbidding van datgene wat hun dagelijks leven in stand hield — de zon. Derhalve vereerden zij onder de naam Re (Amon-Re) de soevereine heer van de lucht, die elke dag met de boot van het oosten naar het westen voer. Wanneer de nacht viel, volgde hij een gevaarlijke route door de onderwereld.
32. Beschrijf een van de feesten voor de vuurgod Xiuhtecutli (Huehueteotl).
32 Mensenoffers waren een algemeen kenmerk van de zonaanbidding die deel uitmaakte van de religie der Azteken, Inka’s en Maya’s. De Azteken hadden een voortdurende cyclus van religieuze feesten, waarbij — vooral als een onderdeel van de aanbidding van de zonnegod Tezcatlipoca — mensenoffers aan hun diverse goden werden gebracht. Ook tijdens het feest van de vuurgod Xiuhtecutli (Huehueteotl) „dansten [krijgsgevangenen] . . . samen met hun bewakers en . . . werden boven een laaiend vuur heen en weer geslingerd en ten slotte in de gloeiende kolen geworpen, daarna, nog half in leven, daar weer uit gevist, waarna hun nog kloppende harten werden uitgesneden om aan de goden te worden geofferd”. — Azteken — De opkomst en ondergang van een krijgsvolk.
33. (a) Wat omvatte de Inka-aanbidding? (b) Wat zegt de bijbel over mensenoffers? (Vergelijk 2 Koningen 23:5, 11; Jeremia 32:35; Ezechiël 8:16.)
33 Verder naar het zuiden had de Inkareligie haar eigen offers en mythen. In de oude Inka-aanbidding werden kinderen en dieren aan de zonnegod Inti en aan Viracocha, de schepper, geofferd.
Mythische goden en godinnen
34. Uit wie bestond de belangrijkste Egyptische triade, en welke rol speelden de afzonderlijke figuren ervan?
34 De belangrijkste van de Egyptische triaden is die welke wordt gevormd door Isis, het zinnebeeld van goddelijk moederschap; Osiris, haar broer en gemaal; en Horus, hun zoon, gewoonlijk voorgesteld door een valk. Isis wordt in Egyptische beeltenissen vaak afgebeeld als een vrouw die haar kind de borst geeft in een houding die heel veel doet denken aan de maagd-en-kindbeeltenissen en -schilderingen van de christenheid, die ruim 2000 jaar later op het toneel verschenen. Mettertijd verkreeg Isis’ echtgenoot, Osiris, populariteit als de god van de doden omdat hij hoop bood op een eeuwig gelukkig leven voor de zielen van de doden in het hiernamaals.
35. Wie was Hathor, en wat was haar belangrijkste jaarlijkse feest?
35 Egyptes Hathor was de godin van liefde en vreugde, muziek en dans. Zij werd de koningin van de doden, die door haar werden geholpen via een ladder de hemel te bereiken. Zoals de New Larousse Encyclopedia of Mythology uiteenzet, werden er ter ere van haar grote feesten gevierd, „bovenal op nieuwjaarsdag, de gedenkdag van haar geboorte. Voor het ochtendgloren plachten de priesteressen Hathors beeld naar buiten te brengen op het terras teneinde het bloot te stellen aan de stralen van de opgaande zon. Het vreugdebetoon dat erop volgde, was een dekmantel voor een waar carnaval, en de dag eindigde in luidruchtig gezang en dronkenschap.” Verschilt dit zoveel van de nieuwjaarsvieringen duizenden jaren later?
36. (a) In wat voor religieuze omgeving bevond Israël zich in de zestiende eeuw v.G.T.? (b) Welke speciale betekenis hadden de tien plagen?
36 De Egyptenaren hadden ook veel diergoden en -godinnen in hun pantheon, zoals Apis de stier, Banaded de ram, Heket de kikvors, Hathor de koe en Sebek de krokodil (Romeinen 1:21-23). In deze religieuze omgeving bevonden de Israëlieten zich in de zestiende eeuw v.G.T., toen zij als slaven in gevangenschap verkeerden. Om hen uit Farao’s hardnekkige greep te bevrijden, moest Jehovah, de God van Israël, tien verschillende plagen over Egypte brengen (Exodus 7:14–12:36). Die plagen kwamen neer op een doelbewuste vernedering van de mythologische goden van Egypte. — Zie kader op blz. 62.
37. (a) Wat voor figuren waren enkele van de Romeinse goden? (b) Welke invloed had het gedrag van de goden op hun aanhangers? (c) Wat maakten Paulus en Barnabas in Lystra mee?
37 Laten wij ons nu bezighouden met de goden van het oude Griekenland en Rome. Rome nam veel goden uit het oude Griekenland over, samen met hun deugden en ondeugden. (Zie kader op blz. 43 en 66.) Venus en Flora bijvoorbeeld waren schaamteloze prostituées; Bacchus was een dronkaard en zwelger; Mercurius was een struikrover en Apollo een vrouwenverleider. Jupiter, de vader van de goden, bedreef naar verluidt overspel of incest met ongeveer 59 vrouwen! (Wat doet dit ons denken aan de opstandige engelen die vóór de Vloed met vrouwen samenleefden!) Is het, daar aanbidders gewoonlijk het gedrag van hun goden weerspiegelen, dan te verwonderen dat Romeinse keizers zoals Tiberius, Nero en Caligula een losbandig leven leidden als overspelers, hoereerders en moordenaars?
38. (a) Beschrijf de soort van aanbidding die in Rome werd beoefend. (b) Welke invloed had religie op de Romeinse soldaat?
38 De Romeinen namen in hun religie goden op die afkomstig waren uit vele tradities. Zij aanvaardden bijvoorbeeld geestdriftig de aanbidding van Mithras, de Perzische god van het licht, die hun zonnegod werd (zie kader op blz. 60, 61), en de Syrische godin Atargatis (Isjtar). Zij veranderden de Griekse Artemis, de jageres, in Diana en hadden hun eigen variaties op de Egyptische Isis. Ook adopteerden zij de Keltische triade van vruchtbaarheidsgodinnen. — Handelingen 19:23-28.
39. (a) Wie stond aan het hoofd van de Romeinse priesterschap? (b) Beschrijf een van de Romeinse religieuze ceremoniën.
39 Voor de beoefening van hun openbare erediensten in honderden heiligdommen en tempels beschikten zij over een verscheidenheid van priesters, die allen „onder het gezag stonden van de Pontifex Maximus [Opperpriester], die aan het hoofd van de staatsreligie stond” (Atlas of the Roman World). In dezelfde atlas wordt gezegd dat een van de Romeinse ceremoniën het taurobolium was, waarbij „de aanbidder in een kuil stond en gebaad werd in het bloed van een stier die boven zijn hoofd werd geslacht. Hij kwam uit deze rite te voorschijn in een toestand van gezuiverde onschuld.”
Christelijke mythen en legenden?
40. Hoe beschouwen veel geleerden de gebeurtenissen die in het vroege christendom plaatsvonden?
40 Volgens sommige moderne critici is ook het christendom niet vrij van mythen en legenden. Is dat werkelijk zo? Veel geleerden verwerpen de maagdelijke geboorte van Jezus, zijn wonderen en zijn opstanding als mythen. Sommigen zeggen zelfs dat hij nooit heeft bestaan maar dat zijn mythe is ontleend aan een oudere mythologie en zonaanbidding. De mythologiedeskundige Joseph Campbell schreef dienaangaande: „Verscheidene geleerden hebben derhalve geopperd dat noch Johannes [de Doper] noch Jezus ooit heeft bestaan, maar dat er alleen een watergod en een zonnegod was.” Wij moeten echter bedenken dat veel van deze zelfde geleerden atheïsten zijn en het geloof in God derhalve volledig verwerpen.
41, 42. Welk bewijs is er ter ondersteuning van de historiciteit van het vroege christendom?
41 Deze sceptische zienswijze is echter lijnrecht in strijd met het historische bewijsmateriaal. De joodse geschiedschrijver Josephus (ca. 37–ca. 100 G.T.) schreef bijvoorbeeld: „Daar waren . . . eenige Joden, die den ondergang van Herodes’ leger aan den toorn Gods toeschreven, als een gerechte straf voor de terechtstelling van Johannes, bijgenaamd den Dooper. Dezen had namelijk Herodes ter dood doen brengen, hoewel hij een deugdzaam man was.” — Markus 1:14; 6:14-29.
42 Deze zelfde geschiedschrijver getuigde ook dat Jezus Christus een historische persoon was toen hij schreef dat omstreeks die tijd „Jezus [leefde], een wijs man, indien men hem een man noemen mag . . . Deze was de Christus.” Hij vervolgde met te zeggen dat „hij door Pilatus . . . veroordeeld was . . . En tot op dezen dag heeft het naar hem genoemde volk der Christenen stand gehouden.”f — Markus 15:1-5, 22-26; Handelingen 11:26.
43. Op grond waarvan kon de apostel Petrus in Christus geloven?
43 Daarom kon de christelijke apostel Petrus, die een ooggetuige van Jezus’ transfiguratie was, met volledige overtuiging schrijven: „Neen, niet door kunstig verzonnen onware verhalen [Grieks: muʹthos] te volgen, hebben wij u bekendgemaakt met de kracht en tegenwoordigheid van onze Heer Jezus Christus, maar doordat wij ooggetuigen van zijn luister waren geworden. Want hij ontving van God, de Vader, eer en heerlijkheid, toen er woorden zoals deze door de luisterrijke heerlijkheid tot hem werden gericht: ’Dit is mijn zoon, mijn geliefde, die ík heb goedgekeurd.’ Ja, deze woorden hebben wij uit de hemel horen komen toen wij met hem op de heilige berg waren.” — 2 Petrus 1:16-18.g
44. Welk bijbelse beginsel dient te prevaleren in elk conflict tussen de mening van mensen en het Woord van God?
44 In dit conflict tussen de „deskundige” mening van mensen en Gods Woord moeten wij het reeds eerder genoemde beginsel toepassen: „Wat dan is het geval? Indien sommigen geen geloof tot uitdrukking hebben gebracht, zal hun ongeloof de getrouwheid van God dan soms tenietdoen? Dat geschiede nooit! Maar God worde waarachtig bevonden, ook al wordt ieder mens een leugenaar bevonden, zoals er staat geschreven: ’Opdat gij rechtvaardig zoudt blijken in uw woorden en overwint wanneer gij wordt geoordeeld.’” — Romeinen 3:3, 4.
Gemeenschappelijke elementen
45. Wat zijn enkele van de gemeenschappelijke elementen in de mythologieën der wereld?
45 Dit korte overzicht van enkele van de mythologieën der wereld heeft ertoe gediend de aandacht te vestigen op enkele gemeenschappelijke kenmerken, waarvan er vele teruggevoerd kunnen worden tot Babylon, de zich in Mesopotamië bevindende bakermat van de meeste religies. Er zijn gemeenschappelijke elementen, hetzij in de feiten omtrent de schepping, of in de verslagen over een periode waarin halfgoden en reuzen in het land woonden en een grote watervloed de goddelozen vernietigde, of in de fundamentele religieuze opvattingen betreffende zonaanbidding en een onsterfelijke ziel.
46, 47. (a) Welke bijbelse verklaring kunnen wij geven voor de gemeenschappelijke oorsprong van de mythologie en voor de gemeenschappelijke elementen die wij erin aantreffen? (b) Welke verdere aspecten van de aanbidding in de oudheid zullen wij bespreken?
46 Vanuit bijbels standpunt kunnen wij deze gemeenschappelijke elementen verklaren wanneer wij bedenken dat de mensheid zich na de Vloed, ruim 4200 jaar geleden, op bevel van God vanuit Babel in Mesopotamië verspreidde. Hoewel de mensen uit elkaar gingen en families en stammen vormden die verschillende talen spraken, begonnen zij met hetzelfde fundamentele begrip van de voorafgaande geschiedenis en religieuze opvattingen (Genesis 11:1-9). Door de eeuwen heen werd dit begrip in elke cultuur vervormd en opgesmukt, zodat veel van de verdichtsels, legenden en mythen zijn ontstaan die ons in deze tijd hebben bereikt. Deze mythen, die los kwamen te staan van de bijbelse waarheid, hebben de mensheid niet dichter bij de ware God gebracht.
47 De mensheid heeft haar religieuze gevoelens echter ook op diverse andere manieren tot uitdrukking gebracht — door middel van spiritisme, sjamanisme, magie, voorouderverering, enzovoort. Kunnen wij daaruit iets vernemen over de wijze waarop de mens naar God heeft gezocht?
[Voetnoten]
a Zie voor een gedetailleerde beschouwing over de schepping het boek Leven — Hoe is het ontstaan? Door evolutie of door schepping?, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society.
b De meer recente mythologie van China, het resultaat van de invloed van het boeddhisme, het tauïsme en het confucianisme, zal in hfdst. 6 en 7 besproken worden.
c Zie voor een meer gedetailleerde bespreking van de historische bewijzen voor de Vloed Inzicht in de Schrift, Deel 1, blz. 327, 328; Deel 2, blz. 1159-1162, uitgegeven door de Watchtower Society.
d „Hades” komt in de christelijke Griekse Geschriften tien keer voor, niet als een mythologische persoon maar als het gemeenschappelijke graf van de mensheid. Hades is het Griekse equivalent van het Hebreeuwse woord sjeʼōlʹ. — Vergelijk Psalm 16:10; Handelingen 2:27, Kingdom Interlinear. — Zie Inzicht in de Schrift, Deel 1, blz. 911, 912, uitgegeven door de Watchtower Society.
e Het is interessant dat Oetnapisjtim, de held uit het Gilgamesj-epos, zijn veerman had, Oersjanabi, die Gilgamesj over de wateren van de dood bracht om de overlevende van de vloed te ontmoeten.
f Naar de traditionele tekst van Josephus, volgens de bewerking van dr. W. A. Terwogt.
g Zie hfdst. 10 voor verdere inlichtingen over het christendom.
[Kader op blz. 43]
Griekse en Romeinse godheden
Veel goden en godinnen uit de Griekse mythologie bekleedden in de Romeinse mythologie een soortgelijke positie. Enkelen van hen worden hier vermeld.
Grieks Romeins Rol
Aphrodite Venus Godin van de liefde
Apollo Apollo God van licht, geneeskunde en
dichtkunst
Ares Mars God van de oorlog
Artemis Diana Godin van jacht en geboorte
Asclepius Aesculapius God van de geneeskunde
Athena Minerva Godin van handenarbeid, oorlog en
wijsheid
Cronus Saturnus Voor de Grieken heerser der Titanen
en vader van Zeus. In de Romeinse
mythologie ook de god van de
landbouw
Demeter Ceres Godin van de plantengroei
Dionysus Bacchus God van wijn, vruchtbaarheid en
losbandigheid
Eros Cupido God van de liefde
Gaea Terra Symbool van de aarde, en moeder en
vrouw van Uranus
Hephaestus Vulcanus Smid voor de goden en god van het
vuur en de metaalbewerking
Hera Juno Beschermster van huwelijk en vrouwen.
Voor de Grieken zuster en vrouw van
Zeus; voor de Romeinen vrouw van
Jupiter
Hermes Mercurius Bode der goden; god van handel en
wetenschap; en beschermer van
reizigers, dieven en vagebonden
Hestia Vesta Godin van de huiselijke haard
Hypnos Somnus God van de slaap
Pluto, Hades Pluto God van de onderwereld
Poseidon Neptunus God van de zee. In de Griekse
mythologie ook god van aardbevingen
en paarden
Rhea Ops Vrouw en zuster van Cronus
Uranus Uranus Zoon en man van Gaea en vader van
de Titanen
Zeus Jupiter Heerser der goden
Gebaseerd op The World Book Encyclopedia, 1987, Deel 13.
[Kader op blz. 45]
Assyro-Babylonische goden en godinnen
Anoe — de oppergod, die over de hemelen regeert; vader van Isjtar
Assoer — nationale oorlogsgod van de Assyriërs; ook vruchtbaarheidsgod
Ea — god van de wateren. Vader van Mardoek. Waarschuwde Oetnapisjtim voor de vloed
Enlil (Bel) — heer van de lucht; later in de Griekse mythologie corresponderend met Zeus. Door de Babyloniërs geassimileerd in Mardoek (Bel)
Isjtar — goddelijke personificatie van de planeet Venus; gewijde prostitutie een onderdeel van haar cultus. Zij was Astarte in Fenicië, Atargatis in Syrië, Astoreth in de bijbel (1 Koningen 11:5, 33), Aphrodite in Griekenland, Venus in Rome
Mardoek — voornaamste onder de Babylonische goden; „absorbeerde alle andere goden en nam al hun diverse functies over”. Door de Israëlieten Merodach genoemd
Sjamasj — zonnegod van licht en gerechtigheid. Voorloper van de Griekse Apollo
Sin — maangod, lid van de triade waartoe ook Sjamasj (de zon) en Isjtar (de planeet Venus) behoorden
Tammoez (Doemoezi) — de vegetatiegod. Isjtars geliefde
(Gebaseerd op de New Larousse Encyclopedia of Mythology)
[Kader/Illustraties op blz. 60, 61]
Goden van de Romeinse soldaat
Rome was beroemd om zijn gedisciplineerde leger. De samenhang van zijn rijk hing af van het moreel en de doeltreffendheid van de militaire legioenen. Was religie een factor waarmee rekening gehouden moest worden? Ja, en gelukkig voor ons hebben de Romeinen een duidelijk bewijs van hun militaire bezetting nagelaten in de vorm van heerwegen, forten, aquaducten, amfitheaters en tempels. In Northumberland bijvoorbeeld, in het noorden van Engeland, is de beroemde Hadrianuswal, gebouwd omstreeks 122 G.T. Wat hebben opgravingen onthuld omtrent Romeinse garnizoensactiviteiten en de rol van religie?
In het Housesteads Museum, dat vlak bij de opgegraven ruïnes van een Romeins garnizoen aan de Hadrianuswal ligt, staat op een geëxposeerd stuk: „Het religieuze leven van een Romeins soldaat was in drie onderdelen verdeeld. Ten eerste . . . de cultus van de vergoddelijkte keizers en de aanbidding van de beschermgoden van Rome zoals Jupiter, Victoria en Mars. Op het paradeterrein van elk fort werd elk jaar een altaar aan Jupiter gewijd. Van alle soldaten werd verwacht dat zij deelnamen aan de festiviteiten ter ere van de geboortedagen, de troonsbestijgingsdagen en de overwinningen van de vergoddelijkte keizers.” Hoezeer komt dit overeen met de gebruiken in de hedendaagse legers, waarbij aalmoezeniers, altaren en vlaggen officieel tot de legeraanbidding behoren.
Maar wat was het tweede kenmerk van het religieuze leven van een Romeins soldaat? Het was de aanbidding van de beschermgoden en de beschermgeest van hun specifieke legeronderdeel „alsmede van de goden die uit hun geboorteland waren meegenomen”.
„Ten slotte waren er de culten die door de persoon zelf werden aangehangen. Zolang een soldaat zich van zijn verplichtingen aan de officiële culten kweet, was hij vrij om naar believen welke god maar ook te aanbidden.” Dat klinkt alsof er een zeer liberale vrijheid van aanbidding bestond, maar „uitzonderingen vormden de religies, zoals die van de druïden, waarvan de gebruiken als onmenselijk werden beschouwd, en de religies die ervan verdacht werden niet loyaal aan de staat te zijn, bijvoorbeeld het christendom”. — Vergelijk Lukas 20:21-25; 23:1, 2; Handelingen 10:1, 2, 22.
Het is interessant dat er in 1949 in een moeras bij Carrawburgh, tamelijk dicht bij de Hadrianuswal, een aan Mithras gewijde tempel werd ontdekt. (Zie foto.) Archeologen schatten dat die omstreeks 205 G.T. werd gebouwd. Daarin bevinden zich een beeld van een zonnegod, altaren en een Latijnse inscriptie die gedeeltelijk luidt: „Aan de onoverwinnelijke god Mithras.”
[Kader op blz. 62]
Egyptes goden en de tien plagen
Door middel van de tien plagen voltrok Jehovah het oordeel aan Egyptes machteloze goden. — Exodus 7:14–12:32.
Plaag Beschrijving
1 De Nijl en andere wateren veranderden in bloed.
Nijlgod Hapi onteerd
2 Kikvorsen. Kikvorsgodin Heket kon plaag niet verhinderen
3 Stof wordt tot muggen. Thot, de heer van de magie, kon
de Egyptische magiërs niet helpen
4 Steekvliegen in heel Egypte behalve in Gosen, waar
Israël woonde. Geen enkele god kon de plaag verhinderen
— zelfs niet Ptah, de schepper van het universum, of
Thot, de heer van de magie
5 Veepest. Noch de heilige koegodin Hathor noch Apis,
de stier, kon deze plaag verhinderen
6 Zweren. Godheden der geneeskunde, Thot, Isis en Ptah,
niet in staat te helpen
7 Donder en hagel. Onmacht van Resjpoe, de
bliksembeheerser, en Thot, de god van regen en donder,
aan de kaak gesteld
8 Sprinkhanen. Dit was een slag voor de vruchtbaarheidsgod
Min, beschermer van het gewas
9 Drie dagen duisternis. Re, de hoogste zonnegod, en
Horus, een zonnegod, onteerd
10 Dood van de eerstgeborenen, ook die van Farao,
die als een geïncarneerde god werd beschouwd.
Re (Amon-Re), zonnegod en soms voorgesteld
als een ram, kon deze plaag niet verhinderen
[Kader op blz. 66]
Mythologie en het christendom
De aanbidding van de mythische goden van het oude Griekenland en Rome was volop in zwang toen bijna 2000 jaar geleden het christendom op het toneel verscheen. In Klein-Azië werden nog steeds overwegend de Griekse namen gebruikt, hetgeen verklaart waarom de bevolking van Lystra (in het huidige Turkije) de christelijke genezers Paulus en Barnabas als „goden” aanduidde en hen respectievelijk Hermes en Zeus noemde in plaats van de Romeinse namen Mercurius en Jupiter te bezigen. Het verslag zegt dat ’de priester van Zeus, wiens tempel vóór de stad was, stieren en kransen naar de poorten bracht en samen met de scharen slachtoffers wilde brengen’ (Handelingen 14:8-18). Slechts met moeite konden Paulus en Barnabas de schare ervan overtuigen geen slachtoffers aan hen te brengen. Dit illustreert hoe ernstig die mensen destijds hun mythologie opvatten.
[Illustratie op blz. 42]
De Olympus (Griekenland), de mythische woonplaats der goden
[Illustratie op blz. 47]
Kleitablet in spijkerschrift waarop een gedeelte van het Gilgamesj-epos staat
[Illustratie op blz. 50]
Anoebis, de god met de jakhalskop, weegt een hart-ziel (op linkerschaal) af tegen de godin van waarheid en gerechtigheid, Ma-a-t, gesymboliseerd door een veer; Thot schrijft het resultaat op een tafeltje alvorens het aan Osiris bekend te maken
[Illustraties op blz. 55]
Chalchiutlicue, Azteekse godin van zoet water; een uilvormig vat met een holte waarin naar men aanneemt geofferde harten gedeponeerd werden
[Illustratie op blz. 57]
De Egyptische triade: van links af; Horus, Osiris en Isis
[Illustraties op blz. 58]
Inka-zonaanbidding werd te Machu Picchu (Peru) beoefend
De Intihuatana, de ’paal om de zon aan vast te binden’, misschien gebruikt in verband met zonaanbidding te Machu Picchu
[Illustraties op blz. 63]
Afbeeldingen van Horus de valk, Apis de stier en Heket de kikvors. De Egyptische goden konden de door Jehovah gezonden plagen, onder andere dat de Nijl in bloed werd veranderd, niet verhinderen
[Illustraties op blz. 64]
Griekse godheden, van links af: Aphrodite; Zeus, die Ganymedes, schenker der goden, draagt; en Artemis