Loyaal met Jehovah’s organisatie dienen
„Jegens iemand die loyaal is, zult gij loyaal handelen.” — 2 SAMUËL 22:26.
1, 2. Wat zijn enkele voorbeelden van loyaliteit die wij allen wellicht in de gemeente zien?
LAAT op een avond werkt een ouderling aan een lezing voor een christelijke vergadering. Graag zou hij ermee ophouden en zich ontspannen; in plaats daarvan gaat hij door met zijn voorbereiding, zoekt naar bijbelse voorbeelden en illustraties die het hart zullen bereiken en de kudde zullen aanmoedigen. Op de avond van de vergadering zou een stel afgematte ouders in diezelfde gemeente het heerlijk vinden om een keer thuis te blijven; in plaats daarvan maken zij hun kinderen geduldig gereed en gaan naar de vergadering. Na de vergadering bespreekt een groep christenen de lezing van de ouderling. Eén zuster is even geneigd zich te laten ontvallen dat diezelfde broeder eens haar gevoelens heeft gekwetst, maar in plaats daarvan spreekt zij enthousiast over een van de door hem te berde gebrachte punten. Ziet u de gemeenschappelijke factor in deze scenario’s?
2 Die factor is loyaliteit. De ouderling werkt loyaal om de kudde Gods te dienen; de ouders wonen loyaal gemeentevergaderingen bij; de zuster ondersteunt loyaal de ouderlingen (Hebreeën 10:24, 25; 13:17; 1 Petrus 5:2). Ja, in alle aspecten van het leven zien wij dat Gods volk vastbesloten is om loyaal met Jehovah’s organisatie te dienen.
3. Waarom is het zo belangrijk dat wij loyaal blijven aan Jehovah’s aardse organisatie?
3 Wanneer Jehovah op deze verdorven wereld neerkijkt, ziet hij zeer weinig loyaliteit (Micha 7:2). Wat moet het zijn hart met vreugde vervullen wanneer hij ziet hoe loyaal zijn volk is! Ja, hij schept behagen in uw loyaliteit, maar het maakt Satan, de oorspronkelijke opstandeling, woedend en het bewijst dat hij een leugenaar is (Spreuken 27:11; Johannes 8:44). U moet verwachten dat Satan zal trachten uw loyaliteit jegens Jehovah en Zijn aardse organisatie te ondermijnen. Laten wij eens enkele manieren beschouwen waarop Satan dit doet. Aldus zien wij misschien beter hoe wij tot het einde toe loyaal kunnen blijven. — 2 Korinthiërs 2:11.
Zich concentreren op onvolmaaktheden kan loyaliteit ondermijnen
4. (a) Waarom is het gemakkelijk een negatieve kijk te hebben op degenen die met autoriteit bekleed zijn? (b) Hoe gaf Korach er blijk van deloyaal aan Jehovah’s organisatie te zijn?
4 Wanneer een broeder een positie van verantwoordelijkheid bekleedt, kan het zijn dat zijn fouten duidelijker aan het licht treden. Hoe gemakkelijk is het af te geven op ’een strootje in het oog van uw broeder, terwijl u een balk in uw eigen oog over het hoofd ziet’! (Mattheüs 7:1-5) Stilstaan bij fouten kan echter een voedingsbodem voor deloyaliteit zijn. Beschouw ter illustratie eens de tegenstelling tussen Korach en David. Korach droeg grote verantwoordelijkheid en was waarschijnlijk vele jaren loyaal geweest, maar hij werd ambitieus. Hij begon ontstemd te raken over de autoriteit van Mozes en Aäron, zijn volle neven. Hoewel Mozes de zachtmoedigste van alle mensen was, begon Korach hem kennelijk met een kritische blik te bezien. Hij zal heus wel fouten hebben opgemerkt bij Mozes. Deze fouten rechtvaardigden echter niet Korachs deloyaliteit jegens Jehovah’s organisatie. Hij werd uit het midden van de gemeente verdelgd. — Numeri 12:3; 16:11, 31-33.
5. Waarom had David zich geneigd kunnen voelen tegen Saul in opstand te komen?
5 David daarentegen diende onder koning Saul, die weliswaar eens een goede koning was geweest maar in feite goddeloos was geworden. David had geloof, volharding en zelfs een mate van vindingrijkheid nodig om aan de aanvallen van de jaloerse Saul te ontkomen. Toen David echter een kans had om het hem betaald te zetten, zei hij dat het ’van Jehovah’s standpunt uit bezien, ondenkbaar’ was dat hij een deloyale daad zou begaan jegens iemand die door Jehovah was gezalfd. — 1 Samuël 26:11.
6. Wat dienen wij nooit te doen, ook al bemerken wij dat ouderlingen zwakheden en fouten hebben?
6 Wanneer sommigen die onder ons de leiding nemen iets verkeerd schijnen te beoordelen, harde woorden spreken of van begunstiging blijk schijnen te geven, zullen wij dan over hen klagen en misschien tot een kritische geest in de gemeente bijdragen? Zullen wij als een vorm van protest wegblijven van onze christelijke vergaderingen? Natuurlijk niet! Net als David zullen wij nooit toestaan dat andermans fouten ons ertoe bewegen deloyaal aan Jehovah en zijn organisatie te zijn! — Psalm 119:165.
7. Wat zijn enkele corrupte praktijken die zich in verband met de tempel in Jeruzalem ontwikkelden, en hoe stond Jezus daar tegenover?
7 Het grootste menselijke voorbeeld van loyaliteit was Jezus Christus, die profetisch als Jehovah’s ’loyale’ werd aangeduid (Psalm 16:10). Het verdorven misbruik van de tempel in Jeruzalem moet loyaliteit tot een moeilijke zaak hebben gemaakt. Jezus wist dat door het werk van de hogepriester en de slachtoffers zijn eigen bediening en offerandelijke dood werden afgeschaduwd, en hij wist hoe uitermate belangrijk het was dat mensen zich door deze voorzieningen lieten onderwijzen. Hij was dus vol gerechtvaardigde verbolgenheid toen hij zag dat de tempel „een rovershol” was geworden. Met door God verleende autoriteit ondernam hij tweemaal actie om de tempel te reinigen.a — Mattheüs 21:12, 13; Johannes 2:15-17.
8. (a) Hoe gaf Jezus blijk van loyaliteit jegens de tempelregeling? (b) Hoe kunnen wij tonen dat wij het op prijs stellen Jehovah met zijn reine organisatie te aanbidden?
8 Toch ondersteunde Jezus loyaal de tempelregeling. Van jongs af aan had hij de feesten in de tempel bezocht en hij gaf er vaak onderwijs. Hij betaalde zelfs de tempelbelasting — hoewel hij hiertoe niet echt verplicht was (Mattheüs 17:24-27). Jezus prees de arme weduwe omdat zij „haar hele levensonderhoud” in de schatkist van de tempel deed. Kort daarop verwierp Jehovah die tempel voorgoed. Maar tot die tijd was Jezus loyaal aan die regeling (Markus 12:41-44; Mattheüs 23:38). Gods hedendaagse aardse organisatie is verre superieur aan het joodse samenstel met zijn tempel. Toegegeven, ze is niet volmaakt; daarom worden er nu en dan veranderingen aangebracht. Maar ze is niet doortrokken van corruptie en ook staat Jehovah God niet op het punt haar te vervangen. Wij dienen nooit toe te staan dat eventuele onvolmaaktheden die wij erin bespeuren, ons verbitteren of ons ertoe bewegen een kritische, negatieve geest te ontwikkelen. Laten wij veeleer de loyaliteit van Jezus Christus navolgen. — 1 Petrus 2:21.
Onze eigen onvolmaaktheden
9, 10. (a) Hoe slaat Satans samenstel van dingen munt uit onze onvolmaaktheden teneinde ons tot deloyaal gedrag te verlokken? (b) Wat dient iemand die een ernstige zonde heeft begaan, te doen?
9 Satan tracht ook deloyaliteit te bevorderen door munt te slaan uit onze onvolmaaktheden. Zijn samenstel van dingen speelt in op onze zwakheden en verlokt ons ertoe te doen wat verkeerd is in Jehovah’s ogen. Helaas zwichten elk jaar duizenden voor immoraliteit. Sommigen maken deze deloyaliteit nog erger door een dubbel leven te leiden en blijven kwaad beoefenen terwijl zij voorgeven nog steeds getrouwe christenen te zijn. Als reactie op artikelen over dit onderwerp in de rubriek „Jonge mensen vragen . . .” in het tijdschrift Ontwaakt!, schreef een jonge vrouw: „De artikelen hadden een beschrijving van mijn leven kunnen zijn.” In het geheim had zij vriendschappen aangeknoopt met jongeren die geen liefde voor Jehovah hadden. Het resultaat? Zij schrijft: „Het ging bergafwaarts met mijn leven, en ik raakte in immoraliteit verwikkeld en moest worden terechtgewezen. Mijn verhouding met Jehovah was geschaad, en het vertrouwen dat mijn ouders en de ouderlingen in mij stelden, was verdwenen.”b
10 Deze jonge vrouw kreeg hulp van de ouderlingen en ging Jehovah weer loyaal dienen. Tragisch genoeg ondervinden velen echter ernstiger gevolgen, en sommigen keren nooit tot de kudde terug. Hoeveel beter is het loyaal te zijn en weerstand te bieden aan verleiding in deze goddeloze wereld! Sla acht op de waarschuwingen in de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! over aangelegenheden als wereldse omgang en verderfelijk amusement. Moge u nooit tot deloyaal gedrag vervallen. Maar mocht dat wel gebeuren, doe u dan niet anders voor dan u bent (Psalm 26:4). Zoek veeleer hulp. Daarvoor kunt u bij christelijke ouders en ouderlingen terecht. — Jakobus 5:14.
11. Waarom zou het verkeerd zijn onszelf als hopeloos slecht te bezien, en welk bijbelse precedent kan ons helpen onze kijk te corrigeren?
11 Onze onvolmaaktheden kunnen ons ook op een andere manier in gevaar brengen. Sommigen die een daad van deloyaliteit begaan, houden ermee op te proberen Jehovah te behagen. Bedenk dat David zeer ernstige zonden beging. Toch leefde David lang na zijn dood nog steeds in Jehovah’s gedachtenis voort als een getrouwe dienstknecht (Hebreeën 11:32; 12:1). Waarom? Omdat hij er nooit mee ophield pogingen in het werk te stellen Jehovah te behagen. Spreuken 24:16 zegt: „De rechtvaardige kan wel zevenmaal vallen, en hij zal stellig opstaan.” Als wij tot minder ernstige zonden vervallen — ja herhaaldelijk — vanwege de een of andere zwakheid waar wij tegen strijden, kunnen wij beslist nog steeds rechtvaardig zijn in Jehovah’s ogen als wij blijven „opstaan” — dat wil zeggen, oprecht berouw hebben en God weer loyaal gaan dienen. — Vergelijk 2 Korinthiërs 2:7.
Hoed u voor subtiele vormen van deloyaliteit!
12. Hoe leidde een starre, wettische kijk in het geval van de Farizeeën tot deloyaliteit?
12 Deloyaliteit kan zich ook in subtielere vormen aandienen. Ze kan zich zelfs als loyaliteit voordoen! De Farizeeën uit Jezus’ tijd bijvoorbeeld beschouwden zichzelf waarschijnlijk als uitermate loyaal.c Maar zij zagen niet het verschil tussen loyaal zijn en onbuigzaam aan menselijke regels vasthouden, want zij waren star en hard in hun oordeel. (Vergelijk Prediker 7:16.) Hierin waren zij in feite deloyaal — aan de mensen die zij hadden moeten dienen, aan de geest van de Wet die zij beweerden te onderwijzen, en aan Jehovah zelf. Jezus daarentegen was loyaal aan de geest van de Wet, die op liefde gebaseerd was. Aldus bouwde hij de mensen op en moedigde hij hen aan, precies zoals de Messiaanse profetieën hadden voorzegd. — Jesaja 42:3; 50:4; 61:1, 2.
13. (a) Hoe zouden christelijke ouders deloyaal kunnen zijn? (b) Waarom dienen ouders het te vermijden al te hardvochtig, kritisch of negatief te zijn in het streng onderrichten van hun kinderen?
13 Christenen die een mate van gezag uitoefenen, trekken in dit opzicht veel profijt van Jezus’ model. Loyale ouders bijvoorbeeld weten dat zij hun kinderen streng moeten onderrichten (Spreuken 13:24). Toch vergewissen zij zich ervan dat zij hun kinderen niet met in woede toegediend hardvochtig streng onderricht of met een constant spervuur van kritiek tergen. Kinderen die de indruk hebben dat zij hun ouders nooit kunnen behagen of die het gevoel hebben dat de religie van hun ouders hen alleen maar negatief en kritisch schijnt te maken, kunnen heel goed moedeloos worden en het ware geloof ten slotte de rug toekeren. — Kolossenzen 3:21.
14. Hoe kunnen christelijke herders zich loyaal betonen jegens de kudde die zij dienen?
14 Zo schenken ook christelijke ouderlingen en reizende opzieners aandacht aan problemen en gevaren waarmee de kudde geconfronteerd wordt. Als loyale herders geven zij wanneer nodig raad, terwijl zij zich ervan vergewissen eerst over alle feiten te beschikken en datgene wat zij zeggen zorgvuldig op de bijbel en op de publikaties van het Genootschap baseren (Psalm 119:105; Spreuken 18:13). Ook weten zij dat de schapen zich voor geestelijke opbouw en voeding op hen verlaten. Daarom proberen zij Jezus Christus, de Voortreffelijke Herder, na te volgen. Week in week uit dienen zij de schapen loyaal op christelijke vergaderingen door hen op te bouwen en hun geloof te versterken, in plaats van hen af te breken. — Mattheüs 20:28; Efeziërs 4:11, 12; Hebreeën 13:20, 21.
15. Hoe gaven sommigen in de eerste eeuw er blijk van dat zij misplaatste gevoelens van loyaliteit bezaten?
15 Nog een subtiele vorm van deloyaliteit is misplaatste loyaliteit. Ware loyaliteit in de bijbelse zin staat niet toe dat wij welke trouw maar ook boven onze loyaliteit aan Jehovah God stellen. Veel joden in de eerste eeuw hielden hardnekkig vast aan de Mozaïsche wet en het joodse samenstel van dingen. Toch was Jehovah’s tijd gekomen om zijn zegen te doen overgaan van die opstandige natie naar de natie van het geestelijke Israël. Slechts betrekkelijk weinigen waren loyaal aan Jehovah en gingen mee met deze uiterst belangrijke verandering. Zelfs onder ware christenen wilden sommige judaïsten per se terugkeren naar die „zwakke en armzalige elementaire dingen” van de Mozaïsche wet, die in Christus vervuld was. — Galaten 4:9; 5:6-12; Filippenzen 3:2, 3.
16. Hoe reageren loyale dienstknechten van Jehovah op veranderingen?
16 In tegenstelling daarmee heeft Jehovah’s hedendaagse volk zich in tijden van verandering loyaal betoond. Naarmate het licht van de geopenbaarde waarheid steeds helderder gaat schijnen, worden er veranderingen aangebracht (Spreuken 4:18). Onlangs heeft „de getrouwe en beleidvolle slaaf” ons geholpen een beter begrip te krijgen van de in Mattheüs 24:34 gebruikte term „geslacht” en van de tijd waarin de in Mattheüs 25:31-46 genoemde „schapen” en „bokken” worden geoordeeld, alsook hoe wij bepaalde soorten burgerdienst moeten bezien (Mattheüs 24:45). Ongetwijfeld zouden sommige afvalligen opgetogen zijn geweest als veel getuigen van Jehovah star aan het vroegere begrip van zulke onderwerpen hadden vastgehouden en niet met het voortschrijdende licht waren meegegaan. Maar zoiets heeft niet plaatsgevonden. Waarom niet? Jehovah’s volk is loyaal.
17. Hoe zouden personen die wij liefhebben, onze loyaliteit soms op de proef kunnen stellen?
17 De kwestie van misplaatste gevoelens van loyaliteit kan ons echter ook op een persoonlijker vlak treffen. Wanneer een dierbare vriend of zelfs een gezinslid verkiest een handelwijze te volgen die in strijd is met bijbelse beginselen, voelen wij ons misschien heen en weer geslingerd in onze loyaliteit. Van nature zijn wij loyaal aan gezinsleden. Maar nooit dienen wij onze trouw aan hen boven onze loyaliteit aan Jehovah te stellen! (Vergelijk 1 Samuël 23:16-18.) Wij zullen kwaaddoeners niet helpen een ernstige zonde te verbergen en ook zullen wij niet met hen partij kiezen tegen ouderlingen die trachten hen „in een geest van zachtaardigheid weer terecht te brengen” (Galaten 6:1). Door dat te doen, zouden wij deloyaal zijn aan Jehovah en zijn organisatie en ook aan iemand die wij liefhebben. Wanneer wij willen voorkomen dat een zondaar het benodigde strenge onderricht ontvangt, betekent dit in feite dat wij zo iemand een uiting van Jehovah’s liefde laten ontberen (Hebreeën 12:5-7). Bedenk ook dat „de wonden toegebracht door iemand die liefheeft, . . . getrouw [zijn]” (Spreuken 27:6). Een dierbaar persoon die dwaalt, kan door op Gods Woord gebaseerde openhartige, liefdevolle raad in zijn trots worden gekrenkt, maar op de lange duur kan het levenreddend blijken te zijn!
Loyaliteit houdt stand onder vervolging
18, 19. (a) Wat wilde Achab van Naboth, en waarom weigerde Naboth hier gehoor aan te geven? (b) Was Naboths loyaliteit de prijs die ervoor betaald moest worden waard? Leg dit uit.
18 Soms doet Satan frontale aanvallen op onze loyaliteit. Beschouw het geval van Naboth eens. Toen koning Achab hem onder druk zette om zijn wijngaard aan hem te verkopen, antwoordde hij: „Het is wat mij betreft, van Jehovah’s standpunt uit bezien, ondenkbaar u de erfelijke bezitting van mijn voorvaders te geven” (1 Koningen 21:3). Naboth was niet koppig; hij was loyaal. De Mozaïsche wet bepaalde dat een Israëliet een landerfdeel niet voor altijd mocht verkopen (Leviticus 25:23-28). Naboth wist ongetwijfeld dat deze boosaardige koning hem kon laten doden, want Achab had zijn vrouw, Izebel, reeds toegestaan veel van Jehovah’s profeten om te brengen! Toch bleef Naboth standvastig. — 1 Koningen 18:4.
19 Voor loyaliteit moet soms een prijs worden betaald. Met behulp van enkele „nietswaardige mannen” liet Izebel Naboth valselijk beschuldigen van een misdaad die hij niet begaan had. Als gevolg hiervan werden hij en zijn zonen ter dood gebracht (1 Koningen 21:7-16; 2 Koningen 9:26). Betekent dit dat zijn loyaliteit misplaatst was? Nee! Naboth behoort tot de vele loyale mannen en vrouwen die thans in Jehovah’s gedachtenis ’levend’ zijn en die veilig in het graf slapen totdat de tijd van de opstanding aanbreekt. — Lukas 20:38; Handelingen 24:15.
20. Hoe kan hoop ons helpen loyaal te blijven?
20 Dezelfde belofte schenkt Jehovah’s loyalen in deze tijd zekerheid. Wij weten dat onze loyaliteit ons in deze wereld duur kan komen te staan. Jezus Christus betaalde voor zijn loyaliteit met zijn leven, en hij waarschuwde zijn volgelingen dat zij niet beter behandeld zouden worden (Johannes 15:20). Net als zijn hoop voor de toekomst hem schraagde, worden ook wij door onze hoop geschraagd (Hebreeën 12:2). Bijgevolg kunnen wij onder allerlei vervolging loyaal blijven.
21. Welke verzekeringen geeft Jehovah zijn loyalen?
21 Het is waar dat betrekkelijk weinigen van ons in deze tijd zulke frontale aanvallen op onze loyaliteit ondergaan. Maar het kan heel goed zijn dat Gods volk voordat het einde komt meer vervolging te verduren krijgt. Hoe kunnen wij er zeker van zijn dat wij aan onze loyaliteit zullen vasthouden? Door nu loyaal te blijven. Jehovah heeft ons een belangrijke opdracht gegeven — zijn koninkrijk te prediken en te onderwijzen. Laten wij loyaal met dit levenreddende werk bezig blijven (1 Korinthiërs 15:58). Als wij niet toestaan dat menselijke onvolmaaktheden onze loyaliteit jegens Jehovah’s organisatie ondermijnen en als wij waken tegen zulke subtiele vormen van deloyaliteit als misplaatste gevoelens van loyaliteit, zullen wij beter voorbereid zijn mocht onze loyaliteit zwaarder op de proef worden gesteld. In elk geval kunnen wij er altijd van overtuigd zijn dat Jehovah jegens zijn loyale dienstknechten onwankelbaar loyaal is (2 Samuël 22:26). Ja, hij zal zijn loyalen behoeden! — Psalm 97:10.
[Voetnoten]
a Jezus had de moed om zo’n winstgevende commerciële onderneming aan te pakken. Volgens één historicus moest de tempelbelasting met een specifieke oude joodse munt betaald worden. Bijgevolg moesten veel tempelbezoekers hun geld wisselen om de belasting te betalen. De geldwisselaars mochten dit tegen een vastgestelde vergoeding doen, en dit bracht grote sommen geld op.
b Zie de Ontwaakt! van 22 december 1993, 8 januari 1994, en 22 januari 1994.
c Hun broederschap sproot voort uit die van de chassidim, een groep die eeuwen voordien ontstond om de Griekse invloed te bestrijden. De chassidim ontleenden hun naam aan het Hebreeuwse woord chasi·dhimʹ, dat „loyalen” of „vromen” betekent. Misschien dachten zij dat schriftplaatsen waarin over Jehovah’s „loyalen” werd gesproken, op de een of andere speciale manier op hen van toepassing waren (Psalm 50:5). Zij, en de Farizeeën na hen, waren fanatieke, zelfbenoemde verdedigers van de letter van de Wet.
Wat zou u antwoorden?
◻ Hoe kunnen wij het vermijden dat de onvolmaaktheden van anderen ons ertoe brengen deloyaal te worden?
◻ Op welke manieren kunnen onze eigen onvolmaaktheden ertoe leiden dat wij deloyaal worden?
◻ Hoe kunnen wij de neiging weerstaan om misplaatste gevoelens van loyaliteit te koesteren?
◻ Wat zal ons helpen om zelfs onder vervolging loyaal te blijven?
[Kader op blz. 9]
Loyaal op Bethel dienen
„Laat alle dingen betamelijk en volgens regeling geschieden.” Dit schreef de apostel Paulus (1 Korinthiërs 14:40). Paulus wist dat wilde een gemeente functioneren, er behoefte zou bestaan aan een „regeling”, aan organisatie. Ook in deze tijd moeten de ouderlingen beslissingen nemen met betrekking tot praktische aangelegenheden, zoals gemeenteleden aan verschillende boekstudieadressen toewijzen, velddienstbijeenkomsten regelen en toezicht uitoefenen op de bewerking van het gebied. Dergelijke regelingen kunnen soms een toets vormen op loyaliteit. Ze zijn geen door God geïnspireerde geboden en kunnen niet aan de voorkeur van alle betrokkenen voldoen.
Vindt u het nu en dan moeilijk om loyaal te zijn aan enkele van de praktische regelingen die in de christelijke gemeente zijn getroffen? Zo ja, dan zult u het voorbeeld van Bethel wellicht nuttig vinden. De naam Bethel, een Hebreeuwse term die „Huis van God” betekent, wordt gegeven aan alle 104 bijkantoren van het Wachttorengenootschap, met inbegrip van het hoofdbureau in de VS.d De vrijwilligers die in de Bethelcomplexen wonen en werken, zien graag dat deze plaatsen eerbied en ontzag voor Jehovah weerspiegelen. Dit vereist loyaliteit van de zijde van ieder van hen.
Personen die Bethel bezoeken, maken vaak opmerkingen over de ordelijkheid en reinheid die zij daar zien. De werkers zijn georganiseerd en gelukkig; hun spraak en manieren en zelfs hun uiterlijke verschijning weerspiegelen een rijp, door de bijbel geoefend christelijk geweten. Alle leden van een Bethelfamilie houden zich loyaal aan de maatstaven van Gods Woord.
Bovendien voorziet het Besturende Lichaam hen van een handleiding getiteld In eenheid samenwonen, waarin op vriendelijke wijze enkele praktische regelingen worden uiteengezet die nodig zijn wil zo’n grote familie goed samenwerken (Psalm 133:1). Er worden bijvoorbeeld inlichtingen in verstrekt over huisvesting, maaltijden, hygiëne, kleding, uiterlijke verzorging en soortgelijke zaken. De Bethelieten ondersteunen zulke regelingen loyaal en houden zich eraan, ook als hun persoonlijke voorkeur hen in een andere richting zou leiden. Zij bezien deze handleiding niet als een massa strenge regels en voorschriften, maar als nuttige richtlijnen die zijn opgesteld om eenheid en harmonie te bevorderen. Opzieners houden deze op de bijbel gebaseerde procedures loyaal hoog, en zij gebruiken ze op een positieve manier om de leden van de Bethelfamilie op te bouwen en hen aan te moedigen hun heilige Betheldienst voort te zetten.
[Voetnoot]
d Deze drukkerij-, kantoor- en wooncomplexen vormen niet Gods grote geestelijke tempel of huis. Gods geestelijke tempel is zijn regeling voor zuivere aanbidding en is als zodanig niet beperkt tot een letterlijk bouwwerk op aarde. — Micha 4:1.
[Kader op blz. 10]
De loyalist en de legalist
In 1916 merkte de Encyclopædia of Religion and Ethics op dat „dit onderscheid tussen de loyalist en de legalist in alle tijden en op alle plaatsen aangetroffen kan worden”. Als toelichting werd gezegd: „De legalist doet wat hem wordt opgedragen en overtreedt geen regels; hij houdt zich trouw aan het geschreven woord, dat gelezen kan worden. De loyalist doet dit ook maar van hem kan . . . meer verwacht worden, aangezien hij zijn taak met hart en ziel verricht, zich volledig voegt naar de geest of intentie van het doel dat gediend moet worden.” Verderop in ditzelfde werk werd gezegd: „Loyaal zijn houdt veel meer in dan de wet respecteren. . . . De loyale mens onderscheidt zich van de mens die de wet respecteert door iemand te zijn die met hart en ziel dienst verricht . . . Hij permitteert zich niet doelbewust, uit nalatigheid of onwetendheid te zondigen.”