„Leer ons bidden”
„Iemand van zijn discipelen [zei] tot hem: ’Heer, leer ons bidden.’” — LUKAS 11:1.
1-3. (a) Waarom vroegen Jezus’ discipelen om onderricht over het gebed? (b) Welke vragen omtrent gebed rijzen er?
SOMMIGE mensen zijn begiftigd met een prachtige zangstem. Anderen hebben een natuurtalent voor musiceren. Maar om hun hoogste potentieel te verwezenlijken hebben zelfs deze zangers en instrumentalisten onderricht nodig. Met gebed is het net zo. De discipelen van Jezus Christus kwamen tot het besef dat zij onderricht nodig hadden, wilde God hun gebeden horen.
2 Jezus ging gewoonlijk in persoonlijke afzondering tot zijn Vader in gebed, zoals hij dat een hele nacht had gedaan voordat hij de twaalf apostelen had uitgekozen (Lukas 6:12-16). Hoewel hij er ook bij zijn discipelen op aandrong persoonlijk te bidden, hoorden zij hem in het openbaar gebeden uitspreken en merkten zij op dat hij niet was als de religieuze huichelaars die baden om door de mensen gezien te worden (Matthéüs 6:5, 6). Het was dan ook logisch dat Jezus’ volgelingen graag verder over gebed onderricht wilden worden. Zo lezen wij: „Op een keer nu was hij op een zekere plaats aan het bidden, en toen hij ophield, zei iemand van zijn discipelen tot hem: ’Heer, leer ons bidden, zoals Johannes [de Doper] het ook aan zijn discipelen heeft geleerd.’” — Lukas 11:1.
3 Hoe reageerde Jezus? Wat kunnen wij van zijn voorbeeld leren? En hoe kunnen wij voordeel trekken van zijn onderricht over gebed?
Lessen voor ons
4. Waarom moeten wij ’bidden zonder ophouden’, en wat wil het zeggen dat te doen?
4 Wij kunnen veel leren uit Jezus’ woorden en voorbeeld als een man van gebed. Eén les is dat als Gods volmaakte Zoon het nodig had regelmatig te bidden, er voor zijn onvolmaakte discipelen een veel grotere noodzaak bestaat om voortdurend naar God op te zien voor leiding, vertroosting en geestelijke steun. Wij moeten dan ook ’zonder ophouden bidden’ (1 Thessalonicenzen 5:17). Natuurlijk betekent dit niet dat wij altijd letterlijk op onze knieën moeten liggen. Het betekent veeleer dat wij voortdurend een gebedsvolle instelling moeten hebben. Wij moeten in alle aspecten van het leven voor leiding naar God opzien zodat wij met inzicht kunnen handelen en altijd zijn goedkeuring kunnen hebben. — Spreuken 15:24.
5. Wat kan inbreuk maken op de tijd die wij in gebed zouden moeten doorbrengen, en wat moeten wij daaraan doen?
5 In deze „laatste dagen” zijn er vele dingen die inbreuk kunnen maken op de tijd die wij in gebed zouden moeten doorbrengen (2 Timótheüs 3:1). Maar als huiselijke zorgen, zakelijke problemen en al dat soort dingen het geregelde bidden tot onze hemelse Vader belemmeren, laten wij ons te zeer bezwaren met de zorgen van dit leven. Zo’n situatie moet zonder uitstel rechtgezet worden, want nalaten te bidden leidt tot verlies van geloof. Wij dienen hetzij onze wereldlijke verplichtingen te verminderen hetzij de zorgen van het leven te compenseren door vaker en met meer ernst ons hart voor leiding tot God te wenden. Wij dienen ’waakzaam te zijn met het oog op gebeden’. — 1 Petrus 4:7.
6. Welk gebed zullen wij nu bestuderen, en met welk oogmerk?
6 In wat het Modelgebed wordt genoemd, leerde Jezus zijn discipelen hoe te bidden, niet exact wat zij moesten zeggen. Lukas’ verslag verschilt iets van dat van Matthéüs omdat het verschillende gelegenheden waren. Wij zullen dit gebed bestuderen als een voorbeeld van de aard van onze gebeden als Jezus’ volgelingen en getuigen van Jehovah.
Onze Vader en zijn naam
7. Wie hebben het voorrecht Jehovah als „onze Vader” aan te spreken?
7 „Onze Vader in de hemelen” (Matthéüs 6:9; Lukas 11:2). Aangezien Jehovah de Schepper van de mensheid is en in het hemelrijk woont, is het juist hem aan te spreken met „onze Vader in de hemelen” (1 Koningen 8:49; Handelingen 17:24, 28). „Onze” zeggen is een erkenning dat ook anderen een nauwe band met God hebben. Maar wie genieten het onbeperkte voorrecht hem als hun Vader aan te spreken? Alleen opgedragen, gedoopte personen in zijn gezin van aanbidders. Jehovah „onze Vader” noemen, laat zien dat wij geloof hebben in God en beseffen dat de enige basis voor verzoening met hem een volledig aanvaarden van Jezus’ loskoopoffer is. — Hebreeën 4:14-16; 11:6.
8. Waarom dienen wij ernaar te verlangen tijd in gebed tot Jehovah door te brengen?
8 Hoe nauw moeten wij ons met onze hemelse Vader verbonden voelen! Als kinderen die het nooit moe worden naar hun vader te gaan, moeten wij ernaar verlangen tijd in gebed tot God door te brengen. Diepe dankbaarheid voor zijn geestelijke en materiële zegeningen dient ons ertoe te bewegen hem voor zijn goedheid te danken. Wij moeten de neiging voelen de lasten die ons neerdrukken naar hem te dragen, in het vertrouwen dat hij ons zal schragen (Psalm 55:22). Wij kunnen er zeker van zijn dat als wij getrouw zijn, alles uiteindelijk goed zal komen omdat hij om ons geeft. — 1 Petrus 5:6, 7.
9. Waar vragen wij om als wij om de heiliging van Gods naam bidden?
9 „Uw naam worde geheiligd” (Matthéüs 6:9; Lukas 11:2). Het woord „naam” duidt soms de persoon zelf aan, en „heiligen” betekent „heilig maken, als heilig opzij zetten of beschouwen”. (Vergelijk Openbaring 3:4.) Een gebed om de heiliging van Gods naam komt dus neer op een verzoek dat Jehovah handelt om zich te heiligen. Hoe? Door alle smaad die ooit op zijn naam is geworpen, te verwijderen (Psalm 135:13). Daartoe zal God het kwaad verwijderen, zichzelf grootmaken en de natiën doen weten dat hij Jehovah is (Ezechiël 36:23; 38:23). Als wij er intens naar verlangen die dag te zien en werkelijk Jehovah’s majesteit beseffen, zullen wij hem altijd naderen in de eerbiedige geest die wordt geïmpliceerd door de woorden „uw naam worde geheiligd”.
Gods koninkrijk en zijn wil
10. Wat betekent het wanneer wij om de komst van Gods koninkrijk bidden?
10 „Uw koninkrijk kome” (Matthéüs 6:10; Lukas 11:2). Het hier bedoelde Koninkrijk is de soevereine heerschappij van Jehovah, zoals die tot uitdrukking wordt gebracht door middel van de hemelse Messiaanse regering in handen van Jezus Christus en de met hem verbonden „heiligen” (Daniël 7:13, 14, 18, 27; Jesaja 9:6, 7; 11:1-5). Wat betekent het als men bidt of het mag ’komen’? Dit betekent dat wij vragen of Gods koninkrijk mag komen tegen alle aardse tegenstanders van goddelijke heerschappij. Nadat het Koninkrijk ’alle aardse koninkrijken heeft verbrijzeld en er een eind aan heeft gemaakt’, zal het de aarde in een wereldwijd paradijs omvormen. — Daniël 2:44; Lukas 23:43.
11. Wat zullen wij doen als wij ernaar verlangen dat Jehovah’s wil in heel het universum wordt gedaan?
11 „Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, zo ook op aarde” (Matthéüs 6:10). Dit is een verzoek dat God zijn voornemen voor de aarde mag uitvoeren, met inbegrip van het verwijderen van zijn vijanden (Psalm 83:9-18; 135:6-10). Het geeft in feite te kennen dat wij ernaar verlangen dat de goddelijke wil in heel het universum wordt gedaan. Als dat in ons hart leeft, zullen wij altijd zo goed mogelijk Jehovah’s wil doen. Wij zouden niet in alle eerlijkheid zo’n smeekbede kunnen uiten als wij er niet ernstig naar streefden ook zelf Gods wil te doen. Als wij dan ook op deze wijze bidden, dienen wij er terdege voor te zorgen geen dingen te doen die tegen die wil ingaan, zoals bijvoorbeeld een ongelovige het hof maken of de wegen van de wereld overnemen (1 Korinthiërs 7:39; 1 Johannes 2:15-17). In plaats daarvan moeten wij altijd in gedachten hebben: ’Wat is Jehovah’s wil in deze kwestie?’ Ja, als wij God met heel ons hart liefhebben, zullen wij in alle aangelegenheden van ons leven zijn leiding zoeken. — Matthéüs 22:37.
Ons dagelijks brood
12. Welke goede uitwerking heeft het op ons als wij alleen maar ’dagelijks brood’ vragen?
12 „Geef ons heden ons brood voor vandaag” (Matthéüs 6:11). Lukas’ verslag luidt: „Geef ons ons brood voor de dag naar de dag het vereist” (Lukas 11:3). God vragen om te voorzien in het noodzakelijke voedsel „voor vandaag”, bevordert geloof in zijn vermogen om van dag tot dag voor onze behoeften te zorgen. De Israëlieten moesten ’ieder van dag tot dag zijn hoeveelheid’ manna verzamelen, niet voor een week of langer (Exodus 16:4). Dit is geen gebed om delicatessen en een rijke overdaad van voedselvoorraden maar voor onze dagelijkse behoeften naar deze zich voordoen. Alleen ons dagelijks brood te vragen, zal ons ook helpen niet hebzuchtig te worden. — 1 Korinthiërs 6:9, 10.
13. (a) Wat betekent het in ruimere zin als wij om ons dagelijks brood vragen? (b) Wat moet onze instelling zijn, zelfs als wij hard werken en toch maar nauwelijks kunnen bestaan?
13 In ruimere zin betekent een vragen om dagelijks brood dat wij ons niet onafhankelijk voelen maar voortdurend naar God opzien voor eten, drinken, kleding en andere noodzakelijkheden. Als opgedragen leden van zijn gezin van aanbidders stellen wij ons vertrouwen op onze Vader maar zitten niet passief af te wachten tot hij door een wonder in onze behoeften voorziet. Wij werken en gebruiken alle middelen die wij tot onze beschikking hebben om voedsel en andere noodzakelijkheden te verwerven. Toch danken wij God er in gebed terecht voor omdat wij achter deze voorzieningen de liefde, wijsheid en macht van onze hemelse Vader zien (Handelingen 14:15-17; vergelijk Lukas 22:19). Onze ijver kan ons in goeden doen brengen. Maar ook als wij hard werken en ternauwernood genoeg hebben, zullen wij dankbaar en tevreden zijn (Filippenzen 4:12; 1 Timótheüs 6:6-8). Feitelijk kan een godvruchtig persoon met heel gewoon voedsel en eenvoudige kleding veel gelukkiger zijn dan sommigen die welgesteld zijn. Laten wij, ook al hebben wij het vanwege omstandigheden die buiten onze macht liggen niet breed, toch niet neerslachtig worden. Wij kunnen nog steeds geestelijk rijk zijn. Wij hoeven niet verarmd te zijn in geloof, hoop en liefde voor Jehovah, naar wie onze lof en dank uitgaan in een oprecht gebed.
Onze schulden vergeven
14. Voor welke schulden vragen wij vergeving, en wat wendt God ervoor aan?
14 „En vergeef ons onze schulden, zoals ook wij onze schuldenaars hebben vergeven” (Matthéüs 6:12). Lukas’ verslag laat zien dat die schulden zonden zijn (Lukas 11:4). Overgeërfde zondigheid weerhoudt ons ervan alles overeenkomstig de volmaakte wil van onze Vader te doen. In zekere zin zijn deze tekortkomingen dan ook onze schulden, onze verplichtingen tegenover God, geweest, aangezien wij begonnen zijn ’door geest te leven en te wandelen’ (Galaten 5:16-25; vergelijk Romeinen 7:21-25). Wij hebben deze schulden omdat wij onvolmaakt zijn en nu niet volledig kunnen beantwoorden aan Gods maatstaven. En het is ons voorrecht om de vergeving van die zonden te mogen bidden. Gelukkig kan God de verdienste van Jezus’ loskoopoffer aanwenden voor deze schulden of zonden. — Romeinen 5:8; 6:23.
15. Welke instelling moeten wij hebben tegenover noodzakelijk streng onderricht?
15 Als wij verwachten dat God onze schulden, of zonden, vergeeft, moeten wij berouwvol zijn en bereid om streng onderricht te aanvaarden (Spreuken 28:13; Handelingen 3:19). Omdat Jehovah ons liefheeft, geeft hij ons het strenge onderricht dat wij persoonlijk nodig hebben zodat wij onze zwakheden kunnen corrigeren (Spreuken 6:23; Hebreeën 12:4-6). Wij kunnen uiteraard gelukkig zijn als door onze groei in geloof en kennis ons hart zo volledig in overeenstemming is met Gods wetten en beginselen dat wij nooit met enige mate van opzettelijkheid zondigen. Maar als wij enige opzet bespeuren in ons kwaaddoen? Dan behoren wij ons pijnlijk bedroefd te voelen en moeten wij ernstig om vergeving bidden (Hebreeën 10:26-31). Door de raad die wij ontvangen hebben toe te passen, behoren wij onze handelwijze snel te corrigeren.
16. Waarom is het goed voor ons dat wij God blijven vragen onze zonden te vergeven?
16 God geregeld te vragen onze zonden te vergeven, is goed voor ons. Hierdoor houden wij onze zondigheid steeds voor ogen en dit moet een nederig makend effect hebben (Psalm 51:3, 4, 7). Wij hebben het nodig dat onze hemelse Vader „ons onze zonden vergeeft en ons van alle onrechtvaardigheid reinigt” (1 Johannes 1:8, 9). Bovendien helpt het noemen van onze zonden in gebed ons om er uit alle macht tegen te blijven strijden. Zo worden wij ook voortdurend herinnerd aan onze behoefte aan de losprijs en de verdienste van Jezus’ vergoten bloed. — 1 Johannes 2:1, 2; Openbaring 7:9, 14.
17. Hoe helpt bidden om vergeving ons in onze verhouding met anderen?
17 Bidden om vergeving helpt ons ook om barmhartig, meedogend en edelmoedig te zijn tegenover hen die wellicht in allerlei grote en kleine aangelegenheden onze schuldenaars zijn. Lukas’ verslag zegt: „Vergeef ons onze zonden, want ook wij vergeven een ieder die bij ons in de schuld staat” (Lukas 11:4). Feitelijk kunnen wij alleen vergeving van God krijgen als wij reeds „onze schuldenaars [personen die tegen ons zondigen] hebben vergeven” (Matthéüs 6:12; Markus 11:25). Jezus voegde eraan toe: „Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; maar als gij de mensen hun overtredingen niet vergeeft, zal uw Vader ook uw overtredingen niet vergeven” (Matthéüs 6:14, 15). Bidden om vergeving van onze zonden dient ons ertoe te bewegen anderen te verdragen en vergeving te schenken. De apostel Paulus schreef: „Zoals Jehovah u vrijelijk vergeven heeft, doet ook gij evenzo.” — Kolossenzen 3:13; Efeziërs 4:32.
Verzoeking en de goddeloze
18. Waarom dienen wij nooit God de schuld te geven van onze verzoekingen en beproevingen?
18 „En breng ons niet in verzoeking” (Matthéüs 6:13; Lukas 11:4). Deze woorden impliceren niet dat Jehovah ons in verzoeking brengt om zonde te begaan. De Schrift spreekt er soms van dat God dingen doet of veroorzaakt die hij alleen maar toelaat (Ruth 1:20, 21; vergelijk Prediker 11:5). Maar „met kwade dingen kan God niet worden beproefd, noch beproeft hij zelf iemand”, schreef de discipel Jakobus (Jakobus 1:13). Laten wij daarom nooit onze hemelse Vader de schuld geven van verzoekingen en beproevingen met kwade dingen, want Satan is de Verzoeker die ons zo probeert te manoeuvreren dat wij zondigen tegen God. — Matthéüs 4:3; 1 Thessalonicenzen 3:5.
19. Hoe zouden wij met betrekking tot verzoeking kunnen bidden?
19 Met de bede „breng ons niet in verzoeking”, vragen wij in feite aan Jehovah niet toe te laten dat wij bezwijken wanneer wij worden verzocht of onder druk gezet om hem ongehoorzaam te zijn. Wij kunnen onze Vader smeken onze schreden zo te richten dat er geen verzoeking op ons pad komt die te zwaar is voor ons. In dit opzicht schreef Paulus: „Geen verzoeking is over u gekomen behalve die welke mensen gemeen is. Maar God is getrouw, en hij zal niet toelaten dat gij wordt verzocht boven hetgeen gij kunt dragen, maar met de verzoeking zal hij ook voor de uitweg zorgen, opdat gij ze kunt doorstaan” (1 Korinthiërs 10:13). Wij kunnen bidden dat Jehovah ons leidt zodat wij niet worden verzocht boven hetgeen wij kunnen dragen, en dat hij een uitweg verschaft wanneer wij het erg te kwaad hebben. Verzoekingen zijn afkomstig van de Duivel, ons eigen zondige vlees en de zwakheden van anderen, maar onze liefdevolle Vader kan ons leiden zodat wij niet worden overweldigd.
20. Waarom bidden wij om bevrijding van „de goddeloze”?
20 „Maar bevrijd ons van de goddeloze” (Matthéüs 6:13). God kan beslist verhinderen dat Satan, „de goddeloze”, over ons zegeviert (2 Petrus 2:9). En nooit is er een sterkere behoefte geweest aan bevrijding van de Duivel dan nu, want ’hij heeft grote toorn, daar hij weet dat zijn tijd kort is’ (Openbaring 12:12). Wij zijn niet onwetend van Satans bedoelingen, maar evenmin is hij onbekend met onze zwakheden. Vandaar dat wij moeten bidden dat Jehovah ons uit de klauwen van de met een leeuw te vergelijken Tegenstander houdt (2 Korinthiërs 2:11; 1 Petrus 5:8, 9; vergelijk Psalm 141:8, 9). Als onze belangstelling er bijvoorbeeld naar uitgaat te trouwen, moeten wij Jehovah wellicht vragen ons te bevrijden van Satans sluwe bedoelingen en van de verzoeking om wereldse relaties aan te knopen die kunnen leiden tot immoraliteit of ongehoorzaamheid aan God door een huwelijk met een ongelovige (Deuteronomium 7:3, 4; 1 Korinthiërs 7:39). Verlangen wij naar rijkdom? Dan kan gebed nodig zijn om ons te helpen weerstand te bieden aan gokken of fraude. Erop belust onze verhouding met Jehovah te verbreken, zal Satan elk wapen in zijn arsenaal van verzoekingen gebruiken. Mogen wij dus voortdurend blijven bidden tot onze hemelse Vader, die de rechtvaardigen nooit in de steek zal laten wanneer zij worden verzocht en die voorziet in bevrijding van de goddeloze.
Gebed bouwt geloof en hoop op
21. Hoe hebben wij er voordeel van getrokken dat wij om het Koninkrijk bidden?
21 Onze hemelse Vader, die ons van de goddeloze bevrijdt, schept er behagen in ons overvloedig te zegenen. Waarom heeft hij dan zo’n lange tijd zijn geliefde volk laten bidden „Uw koninkrijk kome”? Welnu, dit jaren bidden heeft ons verlangen naar en onze waardering voor het Koninkrijk doen toenemen. Zo’n gebed doet ons stilstaan bij de grote behoefte aan deze welwillende hemelse regering. Het houdt ook de hoop op leven onder de Koninkrijksheerschappij voor ons geestesoog. — Openbaring 21:1-5.
22. Welke instelling moeten wij blijven hebben ten aanzien van gebed tot onze hemelse Vader, Jehovah?
22 Gebed bouwt ontwijfelbaar geloof in Jehovah op. Onze band met hem wordt versterkt wanneer hij onze gebeden verhoort. Laten wij het daarom nooit moe worden ons dagelijks tot hem te wenden met lof, dankzegging en smeking. En mogen wij dankbaar zijn voor Jezus’ hulpvaardige reactie op het verzoek van zijn volgelingen: „Heer, leer ons bidden.”
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Welke lessen kunnen wij leren uit Jezus’ woorden en voorbeeld als een man van gebed?
◻ Waar dienen wij om te bidden met betrekking tot onze hemelse Vader en zijn naam?
◻ Waar vragen wij om als wij bidden of Gods koninkrijk mag komen en dat zijn wil op aarde geschiede?
◻ Waar vragen wij om wanneer wij om ons dagelijks brood bidden?
◻ Wat betekent het wanneer wij bidden om vergeving van onze schulden?
◻ Waarom is het zo belangrijk te bidden met betrekking tot verzoeking en bevrijding van Satan, de goddeloze?
[Illustratie op blz. 16]
Jezus’ volgelingen vroegen hem hun te leren hoe zij moesten bidden. Weet u hoe wij voordeel kunnen trekken van zijn onderricht over gebed?