Vragen van lezers
◼ Is Jezus alleen de Middelaar voor met de geest gezalfde christenen of voor de gehele mensheid, aangezien in 1 Timótheüs 2:5, 6 staat dat hij de „middelaar” is die „zichzelf gegeven heeft als een overeenkomstige losprijs voor allen”?
De bijbel bevat zowel grondleerstellingen als diepe waarheden, die vast voedsel voor studie vormen. Eén zo’n studie houdt verband met de rol van Jezus Christus als Middelaar. De apostel Paulus schreef: „Er is één God en één middelaar tussen God en mensen, een mens, Christus Jezus, die zichzelf gegeven heeft als een overeenkomstige losprijs voor allen — hiervan dient op de speciaal daarvoor bestemde tijden getuigenis te worden afgelegd.” — 1 Timótheüs 2:5, 6.
Om Paulus’ woorden te begrijpen, moeten wij eerst beseffen dat de bijbel twee bestemmingen voor getrouwe mensen uiteenzet: (1) volmaakt leven in een hersteld aards paradijs en (2) leven in de hemel voor Christus’ uit 144.000 leden bestaande „kleine kudde” (Lukas 12:32; Openbaring 5:10; 14:1-3). De christenheid leert dat alle goede mensen naar de hemel gaan, welke onschriftuurlijke stelling de algemene zienswijze heeft beïnvloed, zodat Jezus als tussenpersoon voor al zulke mensen wordt beschouwd. Wat geeft de bijbel echter te kennen?
Het Griekse woord meʹsi·tes, dat voor „middelaar” wordt gebruikt, betekent ’iemand die zich tussen twee personen of partijen bevindt’. Het was een ’veelzijdige technische term uit de hellenistische rechtstaal’. Professor Albrecht Oepke (Theological Dictionary of the New Testament) zegt dat meʹsi·tes „een van de meest gevarieerde technische termen in het vocabulaire van het hellenistische recht” was.
Maar waarom gebruikt de bijbel een rechtsterm voor Jezus’ rol als Middelaar? Beschouw als achtergrond eens wat Paulus schreef over de Wet die God bij de berg Sinaï aan het daar verzamelde volk Israël gaf: „Ze werd door bemiddeling van engelen door de hand van een middelaar overgebracht” (Galaten 3:19, 20). Die middelaar was Mozes. Hij was de bemiddelaar tussen Jehovah en de natuurlijke natie Israël. Waartoe diende hij als tussenpersoon? Opdat er een verbond, of wettig contract, tussen God en de natie gesloten kon worden.a
Betekent dit dat er bij Jezus’ rol als Middelaar een specifieke wettelijke betekenis betrokken is? Ja. Let eens op Paulus’ commentaar in Hebreeën 8:6. Na gesproken te hebben over de tabernakel en andere voorafbeeldingen onder het Wetsverbond, schreef hij: „Jezus [heeft] een uitnemender openbare dienst verkregen, zodat hij ook de middelaar van een dienovereenkomstig beter verbond is, dat wettelijk bevestigd is op betere beloften.” Het ’betere verbond’ was het nieuwe verbond, dat in de plaats kwam van het door Mozes bemiddelde verbond (Hebreeën 8:7-13). Het nieuwe verbond was „wettelijk bevestigd”. Het legde de basis op grond waarvan sommige van Christus’ volgelingen, te beginnen met de apostelen, „toegang” kunnen verkrijgen „tot de heilige plaats”, de hemel zelf. — Hebreeën 9:24; 10:16-19.
Er zijn ook nog andere aanwijzingen voor de wettige aard van Jezus’ rol als Middelaar van het „nieuwe verbond”. Als commentaar op Gods belofte uit Psalm 110:4 schreef Paulus: „In zoverre is Jezus ook degene geworden die als borg [enʹgu·os] van een beter verbond is gegeven” (Hebreeën 7:22). Dit is de enige keer dat het woord enʹgu·os in de bijbel wordt gebruikt. In The New International Dictionary of New Testament Theology staat: „De enguos garandeerde dat een wettelijke verplichting zou worden nagekomen.” Derhalve fungeert Jezus als Middelaar van het nieuwe verbond als een wettelijke borg dat „een betere hoop” verwezenlijkt zou worden. — Hebreeën 7:19.
Elders gebruikt Paulus nog een ander woord dat een wettelijke betekenis heeft, namelijk arʹra·bon, dat vertaald wordt met „onderpand”. Hetzelfde woordenboek zegt: „Het Gr. woord arrabōn . . . is een rechtsbegrip uit de taal van de zakenwereld en de handel.” Merk op hoe Paulus deze wettelijke term gebruikte: „Hij die ons heeft gezalfd, is God. Hij heeft ook zijn zegel op ons gedrukt en ons in ons hart het onderpand van wat komen zal gegeven, namelijk de geest” (2 Korinthiërs 1:21, 22). Maar ook op andere plaatsen waar het woord arʹra·bon voorkomt, heeft het te maken met Gods zalving van christenen met de geest, waardoor zij als geestenzonen van God een ’eeuwige beloning of erfenis in de hemel’ ontvangen. — 2 Korinthiërs 5:1, 5; Efeziërs 1:13, 14; zie Kingdom Interlinear Translation of the Greek Scriptures.
Het nieuwe verbond is dus duidelijk geen losse regeling die openstaat voor de gehele mensheid. Het is een zorgvuldig geregelde wettelijke voorziening die verband houdt met God en gezalfde christenen.
Dit dient ons te helpen 1 Timótheüs 2:5, 6 te begrijpen. Hier werd de uitdrukking „middelaar” gebruikt nadat het woord vijfmaal in eerder geschreven brieven was voorgekomen. Timótheüs zou dus begrepen hebben dat Jezus’ middelaarschap te maken had met Zijn wettelijke rol in verband met het nieuwe verbond. In The Pastoral Epistles, door Dibelius en Conzelmann, wordt erkend dat in 1 Timótheüs 2:5 ’de term „middelaar” een wettelijke betekenis heeft’, en dat „hoewel in deze passage, in tegenstelling tot Heb 8:6, het [verbond] niet wordt genoemd, men niettemin de betekenis ’middelaar van het verbond’ moet vooronderstellen, zoals de context laat zien”. Professor Oepke merkt op dat Jezus in 1 Timótheüs 2:5 wordt gepresenteerd als „de advocaat en onderhandelaar”.
Een hedendaagse illustratie helpt wellicht dit te verduidelijken, vooral als u geen met de geest gezalfde christen bent. Denk eens aan een rechtsgeding waarbij gebruik wordt gemaakt van de diensten van een advocaat. Hij is in zijn functie misschien niet zozeer een advocaat die voor recht pleit als wel iemand die bemiddelt of een wettelijk contract tot stand brengt dat voor beide partijen acceptabel en nuttig is. Natuurlijk bent u niet een van de partijen in dat rechtsgeding, dus in die zin fungeert hij niet als uw advocaat. Toch kan hij een zeer intieme vriend van u zijn die u in andere opzichten waardevolle hulp biedt.
Soms werpt het werk van een advocaat resultaten af die vele anderen tot voordeel strekken. Dit is het geval met datgene wat Jezus op een wettelijke basis tot stand brengt als Middelaar van het nieuwe verbond. Het brengt datgene voort wat het Wetsverbond niet heeft kunnen voortbrengen, namelijk een hemels „koninkrijk van priesters” (Exodus 19:6; 1 Petrus 2:9). Daarna zullen gezalfde christenen in het Koninkrijk vanuit de hemel met Jezus samenwerken om „alle natiën der aarde” te zegenen. — Genesis 22:18.
Degenen uit alle natiën die de hoop koesteren eeuwig leven op aarde te ontvangen, verheugen zich nu reeds in de voordelen van Jezus’ diensten. Hoewel hij niet hun wettelijke Middelaar is, omdat zij niet in het nieuwe verbond opgenomen zijn, is hij degene door bemiddeling van wie zij tot Jehovah kunnen naderen. Christus zei: „Ik ben de weg en de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door bemiddeling van mij” (Johannes 14:6). Allen die leven op aarde zullen verwerven, moeten hun gebeden door bemiddeling van Jezus tot Jehovah opzenden (Johannes 14:13, 23, 24). Jezus fungeert ook als een mededogende Hogepriester die de voordelen van zijn slachtoffer ten behoeve van hen kan aanwenden, zodat zij vergiffenis ontvangen en uiteindelijk redding kunnen verwerven. — Handelingen 4:12; Hebreeën 4:15.
Dientengevolge gebruikt 1 Timótheüs 2:5, 6 „middelaar” niet in de ruime zin van het woord die in veel talen gebruikelijk is. Er wordt niet in gezegd dat Jezus een middelaar tussen God en de gehele mensheid is. Deze verzen hebben veeleer betrekking op Christus als wettelijke Middelaar (of: „advocaat”) van het nieuwe verbond, aangezien dit de beperkte wijze is waarop de bijbel de term gebruikt. Jezus is ook een overeenkomstige losprijs voor allen die in dat verbond opgenomen zijn, zowel joden als heidenen, en die onsterfelijk leven in de hemel zullen ontvangen. De apostel Johannes doelde op hen in 1 Johannes 2:2. Maar hij gaf te kennen dat anderen eveneens de voordelen van Christus’ slachtoffer zullen ontvangen: „Hij is een zoenoffer voor onze zonden, echter niet alleen voor de onze, maar ook voor die van de gehele wereld.”
Degenen van „de gehele wereld” zijn allen die eeuwig leven in een hersteld aards paradijs zullen verwerven. Miljoenen van zulke goedgekeurde dienstknechten van God bezitten thans die aardse hoop. Zij beschouwen Jezus als hun Hogepriester en Koning door bemiddeling van wie zij dagelijks toegang tot Jehovah kunnen verkrijgen. Zij verlaten zich op Jezus’ losprijs, die voor hen beschikbaar is, evenals deze beschikbaar zal zijn voor mannen zoals Abraham, David en Johannes de Doper wanneer zij uit de doden worden opgewekt (Matthéüs 20:28). Aldus zal Christus’ slachtoffer tot eeuwig leven leiden voor de gehele gehoorzame mensheid.
[Voetnoten]
a Een bespreking van verbonden staat in De Wachttoren van 1 februari 1989, blz. 10-20.
[Illustratie op blz. 31]
Hier bij de berg Sinaï trad Mozes als middelaar van het Wetsverbond op
[Verantwoording]
Pictorial Archive (Near Eastern History) Est.