Psalmen
Betreffende Sa̱lomo.
72 O God, verleen de koning uw eigen rechterlijke beslissingen,+
En uw rechtvaardigheid aan de zoon van de koning.+
2 Moge hij de zaak van uw volk bepleiten met rechtvaardigheid+
En van uw ellendigen met rechterlijke beslissingen.+
4 Hij richte de ellendigen van het volk,+
Hij redde de zonen van de arme,
En hij verbrijzele de bedrieger.
5 Men zal* u vrezen zolang er een zon is,*+
En voor het aangezicht van de maan van geslacht tot geslacht.*+
9 Voor hem zullen de bewoners van waterloze streken* zich neerbuigen,+
En zijn vijanden, die zullen het stof zelf likken.+
10 De koningen van Ta̱rsis en van de eilanden*+ —
Schatting zullen zij betalen.+
De koningen van Sche̱ba en van Se̱ba —
Een geschenk zullen zij aanbieden.+
12 Want hij zal de arme die om hulp schreeuwt, bevrijden,+
Ook de ellendige en al wie geen helper heeft.+
14 Van onderdrukking en van geweld zal hij hun ziel verlossen,
En hun bloed zal kostbaar zijn in zijn ogen.+
15 En moge hij leven,+ en moge hem wat van het goud van Sche̱ba worden gegeven.+
En mogen er ten behoeve van hem voortdurend gebeden worden opgezonden;
De gehele dag worde hij gezegend.+
16 Er zal volop koren op aarde blijken te zijn;+
Op de top der bergen zal overvloed zijn.+
Zijn vrucht zal zijn als op de Li̱banon,+
En zij die uit de stad afkomstig zijn, zullen bloeien als de plantengroei van de aarde.+
17 Moge zijn naam tot onbepaalde tijd blijken te zijn;+
Moge voor het aangezicht van de zon zijn naam toenemen,
En mogen zij zich door bemiddeling van hem zegenen;+
Mogen alle natiën hem gelukkig prijzen.+
19 En gezegend zij zijn glorierijke naam tot onbepaalde tijd,+
En zijn heerlijkheid vervulle de gehele aarde.+
Amen en Amen.*
20 De gebeden van Da̱vid, de zoon van I̱saï,+ zijn ten einde.