17Toen A̱bram nu negenennegentig jaar oud was, verscheen Jehovah aan A̱bram en zei tot hem:+ „Ik ben God de Almachtige.*+ Wandel voor mijn aangezicht en betoon u onberispelijk.+
6 Voorts zei hij: „Ik ben de God van uw vader,* de God van A̱braham, de God van I̱saäk en de God van Ja̱kob.”+ Toen verborg Mo̱zes zijn aangezicht, want hij was bevreesd naar de [ware] God* te kijken.
32 ’Ik ben de God van uw voorvaders, de God van A̱braham en van I̱saäk en van Ja̱kob.’+ Door beving bevangen, durfde Mo̱zes geen nader onderzoek in te stellen.