4 Vervolgens nam hij [het goud*] uit hun handen aan, en hij vormde het+ met een graveerijzer en maakte er toen een gegoten beeld van een kalf+ van. Nu zeiden zij:* „Dit is uw God,* o I̱sraël, die u uit het land Egy̱pte heeft opgevoerd.”+
28 Dientengevolge beraadslaagde+ de koning en maakte twee gouden kalveren+ en zei tot het volk:* „Het is te veel voor U om naar Jeru̱zalem op te gaan. Hier is uw God,*+ o I̱sraël, die u uit het land Egy̱pte heeft opgevoerd.”+