14 Al wie van het water drinkt dat ik hem zal geven, zal nimmermeer dorst krijgen,+ maar het water dat ik hem zal geven, zal in hem een bron van water+ worden dat opborrelt om eeuwig leven+ te schenken.”
37 Op de laatste dag nu, de grote dag van het feest,+ stond Jezus daar, en hij riep uit en zei: „Indien iemand dorst heeft,+ hij kome tot mij en drinke.
17 En de geest*+ en de bruid+ blijven zeggen: „Kom!” En laat een ieder die het hoort, zeggen: „Kom!”+ En een ieder die dorst heeft, kome;+ een ieder die wil, neme het water des levens om niet.+