Jesaja
2 Dit zegt Jehovah,
je Maker en degene die je heeft gevormd,+
die je vanaf de moederschoot* heeft geholpen:
5 De een zal zeggen: ‘Ik hoor bij Jehovah.’+
De ander zal zichzelf de naam van Jakob geven,
en weer een ander zal op zijn hand schrijven: ‘Eigendom van Jehovah’.
En hij zal de naam Israël aannemen.”
“Ik ben de eerste en ik ben de laatste.+
Er is geen andere God dan ik.+
Laat hij spreken, verkondigen en het mij bewijzen!+
Laat ze vertellen wat er te gebeuren staat
en wat er nog gaat komen,
zoals ik heb gedaan vanaf de tijd dat ik het volk van vroeger heb gevormd.
Heb ik het elk van jullie niet van tevoren verteld en aangekondigd?
Jullie zijn mijn getuigen.+
Is er een andere God dan ik?
Nee, een andere Rots is er niet.+ Ik ken er geen.”’
Als hun getuigen zien ze* niets en weten ze niets.+
Hun makers staat schande te wachten.+
11 Luister! Iedereen die zich bij hem aansluit zal te schande worden gemaakt!+
De ambachtslieden zijn maar mensen.
Laat ze bij elkaar komen en hun plaats innemen.
Ze zullen beven van angst en allemaal te schande worden gemaakt.
12 De smid bewerkt boven de kolen het ijzer met zijn gereedschap.
Met hamers geeft hij het vorm,
hij bewerkt het met zijn krachtige arm.+
Dan krijgt hij honger en verliest zijn kracht.
Hij drinkt geen water en wordt moe.
13 De houtsnijder spant het meetlint en tekent met rood krijt een patroon.
Hij bewerkt het hout met een schaaf en tekent het af met een passer.
14 Iemand hakt ceders om voor zijn werk.
Hij kiest een bepaalde boomsoort, een eik,
en laat die groot en sterk worden tussen de bomen van het woud.+
Hij plant een laurierboom en de regen zorgt voor groei.
15 Dan gebruikt een man het hout als brandstof.
Hij neemt een deel om zich te warmen.
Hij maakt een vuur en bakt brood.
Maar hij maakt ook een god en gaat die aanbidden.
Hij maakt er een beeld van en knielt ervoor neer.+
16 De ene helft verbrandt hij in het vuur.
Op die helft roostert hij vlees en hij eet tot hij genoeg heeft.
Ook warmt hij zich en zegt:
‘Ha, ik kijk naar het vuur en word lekker warm!’
17 Maar van de rest maakt hij een god, een beeld.
Hij knielt ervoor neer en gaat het aanbidden.
Hij bidt tot het beeld en zegt:
‘Red me, want u bent mijn god.’+
Het ontbreekt ze* aan inzicht.
‘De ene helft heb ik verbrand in het vuur,
op de houtskool heb ik brood gebakken en vlees geroosterd om te eten.
Moet ik dan van de rest iets walgelijks maken?+
Moet ik een stuk* hout van een boom gaan aanbidden?’
20 Hij voedt zich met as.
Zijn eigen hart heeft hem misleid en bedrogen.
Hij kan zichzelf* niet redden en vraagt zich niet af:
‘Is het misschien bedrog wat ik in mijn rechterhand houd?’
21 ‘Houd dit in gedachte, Jakob, en jij, Israël,
want je bent mijn dienaar.
Ik heb je gemaakt en je bent mijn dienaar.+
Ik zal je niet vergeten, Israël.+
Kom bij me terug, want ik zal je terugkopen.+
23 Juich van vreugde, hemel,
om wat Jehovah heeft gedaan!
Juich in triomf, diepten van de aarde!
Jubel van blijdschap, bergen,+
bossen en alle bomen!
Want Jehovah heeft Jakob teruggekocht
en in Israël toont hij zijn pracht.’+
‘Ik ben Jehovah, die alles heeft gemaakt.
Wie was er bij mij?
25 Ik stuur de tekenen van zwetsers* in de war.
Ik ben degene die waarzeggers voor gek laat staan,+
degene die wijzen in verwarring brengt
en hun kennis in dwaasheid verandert.+
26 Ik ben degene die het woord van zijn dienaar laat uitkomen,
die de voorspellingen van zijn boodschappers volledig vervult,+
degene die over Jeruzalem zegt: “Ze zal bewoond worden”+
en over de steden van Juda: “Ze zullen herbouwd worden+
en haar ruïnes zal ik herstellen.”+
27 Ik ben degene die tegen het diepe water zegt: “Verdamp!
Ik zal al je rivieren droogleggen.”+