Jesaja
29 ‘Wee A̱riël,* A̱riël, de stad waar David zijn kamp opsloeg!+
Laat jaar na jaar voorbijgaan,
laat de kringloop van feesten+ doorgaan.
Ze zal voor mij worden als de vuurhaard van Gods altaar.+
3 Ik zal je aan alle kanten belegeren,
ik zal je insluiten met een palissade
en belegeringswerktuigen tegen je opstellen.+
4 Je zult ten val worden gebracht.
Vanaf de grond zul je spreken
en wat je zegt zal in het stof gedempt worden.
Je stem zal uit de grond komen+
zoals de stem van een medium,
en je woorden zullen fluisterend* klinken vanuit het stof.
Het zal plotseling gebeuren, onverwacht.+
6 Jehovah van de legermachten zal je te hulp komen
met donder, aardbevingen en veel lawaai,
met stormwind, orkanen en de vlammen van een verterend vuur.’+
7 Dan zullen de horden van alle volken die oorlog voeren tegen A̱riël+
— iedereen die tegen haar strijdt,
de stormtorens die tegen haar zijn opgesteld
en degenen die ellende over haar brengen —
als een droom worden, als een visioen in de nacht.
8 Het zal zijn als iemand die honger heeft en droomt dat hij eet
maar hongerig* wakker wordt,
en als iemand die dorst heeft en droomt dat hij drinkt
maar moe en dorstig* wakker wordt.
Dat zal gebeuren met de horden van alle volken
die oorlog voeren tegen de berg Sion.+
Ze zijn dronken, maar niet van de wijn,
ze zwalken, maar niet door de drank.
10 Want Jehovah heeft een geest van diepe slaap over jullie uitgestort.+
11 Elk visioen wordt voor jullie als de woorden van een verzegeld boek.+ Wanneer men het aan iemand geeft die kan lezen en zegt: ‘Lees dit alsjeblieft voor’, zal hij zeggen: ‘Dat kan ik niet, want het is verzegeld.’ 12 En als men het boek aan iemand geeft die niet kan lezen en zegt: ‘Lees dit alsjeblieft’, zal hij zeggen: ‘Maar ik kan niet lezen.’
13 Jehovah zegt: ‘Dit volk nadert mij met hun mond
en ze eren mij met hun lippen,+
maar hun hart is ver van mij.
Hun ontzag voor mij is gebaseerd op de voorschriften van mensen, die hun zijn aangeleerd.+
14 Daarom ben ik degene die opnieuw wonderbaarlijke dingen zal doen met dit volk,+
het ene wonder na het andere.
De wijsheid van hun wijzen zal vergaan
en het verstand van hun verstandige mannen zal verborgen worden.’+
15 Wee hun die er alles aan doen om hun plannen* verborgen te houden voor Jehovah.+
Hun daden vinden plaats in het donker,
terwijl ze zeggen: ‘Wie ziet ons?
Wie weet wat we doen?’+
Moet de pottenbakker gelijkgesteld worden aan de klei?+
Moet het maaksel over zijn maker zeggen:
‘Hij heeft me niet gemaakt’?+
En moet wat gevormd is zeggen over degene die het gevormd heeft:
‘Hij heeft er geen verstand van’?+
17 Nog maar even en de Libanon zal in een boomgaard veranderd worden+
en de boomgaard zal worden bezien als een woud.+
18 Op die dag zullen de doven de woorden van het boek horen,
en bevrijd uit het donker en de duisternis zullen de ogen van de blinden zien.+
19 Zachtmoedige mensen zullen veel vreugde vinden in Jehovah,
en arme mensen zullen blij zijn over de Heilige van Israël.+
20 Want de tiran zal verdwijnen,
de opschepper komt aan zijn eind.
Iedereen die eropuit is kwaad te doen, wordt vernietigd:+
21 wie anderen vals beschuldigt,
wie de verdediger* in de poort in de val wil laten lopen+
en wie de rechtvaardige met loze argumenten het recht ontzegt.+
22 Daarom zegt Jehovah, die Abraham heeft verlost,+ tegen het huis van Jakob:
23 Want wanneer hij zijn kinderen ziet,
het werk van mijn handen, in zijn midden,+
zullen ze mijn naam heiligen.
Ze zullen de Heilige van Jakob heiligen
en ze zullen ontzag hebben voor de God van Israël.+
24 Degenen die opstandig van geest zijn, zullen verstandig worden,
en degenen die klagen, zullen zich laten onderwijzen.’