Deuteronomium
33 Dit is de zegen die Mozes, de man van de ware God, voor zijn dood over de Israëlieten uitsprak.+ 2 Hij zei:
‘Jehovah — van de Sinaï kwam hij+
en hij scheen op hen vanuit Se̱ïr.
Hij straalde in zijn glorie vanaf het bergland van Pa̱ran+
en bij hem waren heilige myriaden,*+
aan zijn rechterhand zijn strijders.+
3 Hij was gehecht aan zijn volk.+
Alle heiligen van het volk zijn in uw hand.+
5 En Hij werd koning in Je̱schurun*+
toen de hoofden van het volk zich verzamelden,+
samen met alle stammen van Israël.+
7 Over Juda sprak hij de volgende zegen uit:+
‘Jehovah, hoor de stem van Juda+
en breng hem alstublieft terug naar zijn volk.
Met zijn armen heeft hij verdedigd* wat van hem is.
Help hem alstublieft tegen zijn vijanden.’+
‘Uw* tummim en uw urim+ behoren toe aan de man die loyaal is aan u,+
die u bij Ma̱ssa op de proef hebt gesteld.+
U begon met hem te strijden bij het water van Me̱riba,+
9 de man die over zijn vader en moeder zei: “Ik heb geen aandacht voor ze gehad.”
Zelfs zijn broers erkende hij niet+
en hij negeerde zijn eigen zonen.
Want ze hielden zich aan uw woord
en ze bleven trouw aan uw verbond.+
11 Zegen, o Jehovah, zijn kracht
en laat zien dat u blij bent met het werk van zijn handen.
Verbrijzel de benen* van zijn tegenstanders,
zodat degenen die hem haten nooit meer opstaan.’
‘Laat de lieveling van Jehovah veilig bij hem wonen.
Terwijl hij hem de hele dag beschermt,
zal hij tussen zijn schouders wonen.’
‘Mag zijn land door Jehovah gezegend worden+
met goede dingen van de hemel,
met dauw en met water uit de bronnen beneden,+
14 met goede dingen voortgebracht door de zon
en een goede opbrengst elke maand,+
15 met de beste dingen uit de oeroude bergen*+
en goede dingen uit de eeuwige heuvels,
16 met de goede dingen van de aarde en wat daarop is,+
en met de goedkeuring van degene die verscheen in de doornstruik.+
Mogen ze op het hoofd van Jozef komen te rusten,
op de kruin van de uitverkorene onder zijn broers.+
17 Zijn pracht is als die van een eerstgeboren stier,
zijn hoorns zijn als die van een wilde stier.
Daarmee zal hij volken wegstoten,*
allemaal, tot de uiteinden van de aarde.
Dit zijn de tienduizenden van Efraïm+
en dit zijn de duizenden van Manasse.’
‘Wees blij, Ze̱bulon, wanneer je eropuit trekt,
en jij, I̱ssaschar, in je tenten.+
19 Ze zullen volken naar de berg roepen.
Daar zullen ze de slachtoffers van rechtvaardigheid brengen.
Want ze zullen overvloedige rijkdom uit de zee halen*
en verborgen schatten uit het zand.’
‘Gezegend is degene die het gebied van Gad uitbreidt.+
Hij ligt daar als een leeuw,
klaar om de arm te verslinden en zelfs het hoofd.
21 Hij zal het eerste deel voor zichzelf kiezen,+
want dat deel is door een wetgever voor hem weggelegd.+
De hoofden van het volk zullen zich verzamelen.
De rechtvaardigheid van Jehovah zal hij uitvoeren
en zijn rechterlijke beslissingen voor Israël.’
‘Dan is een leeuwenwelp.+
Hij zal uit Ba̱san tevoorschijn springen.’+
‘Na̱ftali heeft de overvloedige goedkeuring van Jehovah
en is vervuld van zijn zegen.
Neem het westen en het zuiden in bezit.’
‘Gezegend met zonen is Aser.
Mag hij de goedkeuring van zijn broers hebben
en mag hij zijn voeten in olie dompelen.*
25 De grendels van je poorten zijn van ijzer en koper,+
je zult alle dagen van je leven veilig zijn.*
26 Er is niemand als de ware God+ van Je̱schurun,+
die langs de hemel rijdt om je te helpen,
die in zijn majesteit over de wolken rijdt.+
28 Israël zal in veiligheid wonen
en de bron van Jakob zal beschut zijn
in een land van graan en nieuwe wijn.+
Zijn hemel zal druipen van de dauw.+