Job
3 De mens bedwingt de duisternis.
Hij reikt tot het uiterste in de donkere diepte
op zoek naar erts.*
4 Hij hakt een schacht ver van waar mensen wonen,
op vergeten plaatsen ver van waar mensen lopen.
Sommigen dalen af, bungelend aan touwen.
5 Boven op de aarde groeit voedsel.
Maar in de diepte wordt ze opgeschud als door vuur.*
6 Daar zit saffier in het gesteente
en vind je goud in het stof.
7 Geen roofvogel kent het pad ernaartoe.
Het oog van een zwarte wouw heeft het niet gezien.
8 Machtige dieren hebben het niet betreden.
De jonge leeuw sluipt er niet rond.
9 Met de hand slaat de mens tegen het vuursteen.
Hij keert bergen om vanaf hun voet.
10 In de rotsen hakt hij watertunnels+ uit.
Zijn ogen ontdekken alle kostbaarheden.
11 Hij damt de bronnen van rivieren af
en brengt wat verborgen was aan het licht.
12 Maar wijsheid — waar kun je die vinden?+
En waar is de bron van verstand?+
14 De waterdiepte zegt: “In mij is ze niet!”
En de zee zegt: “Ook niet bij mij!”+
15 Ze is niet te koop voor zuiver goud.
Haar waarde kan niet in zilver worden afgewogen.+
17 Goud en glas zijn er niet mee te vergelijken.
Ze is niet te ruilen voor een schaal van zuiver* goud.+
18 Koraal en kristal komen niet eens in de buurt,+
want een buidel vol wijsheid is meer waard dan een buidel vol parels.
19 Het topaas+ uit Kusch verbleekt erbij.
Zelfs met zuiver goud kun je haar niet betalen.
22 Dood en verderf zeggen:
“Onze oren hebben het alleen van horen zeggen.”
23 God kent de weg ernaartoe.
Alleen hij weet waar ze verblijft,+
24 want hij kijkt tot de einden van de aarde
en ziet alles onder de hemel.+
25 Toen hij de kracht* van de wind vaststelde+
en de watermassa’s bepaalde,+
26 toen hij de regen de wet voorschreef+
en een weg baande voor de donderende onweerswolk,+
27 toen zag hij de wijsheid en verklaarde haar.
Hij vestigde en testte haar.
28 En hij zei tegen de mens:
“Luister! Ontzag voor Jehovah — dat is wijsheid!+
En het kwaad vermijden — dat is verstand.”’+