’Leg iedere last af’
TOEN Jehova God in Eden tot de Slang zeide: „Ik zal vijandschap stellen tusschen u en de vrouw, en tusschen uw zaad en haar zaad; dat zal u den kop vertreden [vermorzelen], en gij zult het in de verze steken [zijn hiel vermorzelen]” werd met deze woorden een oorlogsverklaring gedaan. Een oorlog die zou duren tot de laatste strijd van Armageddon, wanneer Christus, het zaad van Gods vrouw, de satanische slang zou binden en in de afgrond zou werpen. Daarna zal het Zaad, overeenkomstig Gods belofte, alle geslachten der aarde zegenen. Doch tot aan die tijd zouden de dienstknechten van God altijd op voet van vijandschap staan met het zaad van de Slang, met die demon welke voortdurend moeilijkheden, lasten en hindernissen op het pad van de dienstknecht van God werpt om hem te doen afwijken, struikelen en vallen en hem zijn onkreukbaarheid te doen verbreken. — Gen. 3:15, Luther, KJ; 22:18, KJ; Openb. 20:1-3.
Door alle eeuwen heen heeft de strijd gewoed. De getrouwe getuigen van Jehova hebben gelijk deelnemers aan een wedloop hun ogen gericht gehouden op het doel, namelijk, Jehova’s uiteindelijke rechtvaardiging en de zegeningen der nieuwe wereld. Mensen des geloofs hebben zich, evenals lange-afstandlopers, van de uiteindelijke overwinning verzekerd door aan het strijden te blijven, iedere last terzijde te leggen en hindernissen die de listige vijand op de renbaan heeft gelegd, uit de weg te gaan.
Het volmaakte voorbeeld van iemand die iedere last terzijde heeft gelegd ten einde een aandeel te hebben aan de eeuwenlange strijd, is Christus Jezus. Hoe wij onze verbeelding ook laten werken, wij kunnen niet zien dat hij zich met de religieuze overleveringen en leerstellingen der schriftgeleerden en Farizeeën heeft belast. Geen enkele sluwheid van Satan kon hem er van overtuigen dat hij de verantwoordelijkheden van de Romeinse politieke regering op zich moest nemen. Toen hij de leeftijd van dertig jaar had bereikt, werd zijn timmermanswerk terzijde gesteld; geen aannemerszaak moest een hindernis vormen waardoor hij niet ten volle aan de goddelijke strijd kon deelnemen. Als een vrije, onbelemmerde jongeman dacht hij er zelfs niet over de verantwoordelijkheid voor een vrouw en gezin op zich te nemen. Geen enkele soort van egoïsme of zelfzucht moest dit Zaad van Gods vrouw belasten. In overeenstemming met de profetische uitspraak werd hij tenslotte door de Slang in de dood vermorzeld, en de vijandschap tussen Gods vrouw en de Slang woedde voort.
De aandacht op dit volmaakte voorbeeld vestigend, spoorde de apostel Paulus Christenen er toe aan voorwaarts te gaan in de wedloop om Gods goedkeuring en leven, door in de hevig betwiste strijdvraag getrouw te strijden. Terwijl hij zijn lezers in gedachte een terugblik liet werpen op de lange reeks van jaren, gaf hij een overzicht van de strijd, te beginnen bij Abel. Gedurende alle veertig eeuwen waarin de strijd op en neer golfde, wordt de vijandigheid van de Slang aangetoond, maar zij die dapper Jehova’s oppermacht hooghielden, hebben de aanvallen op hun onkreukbaarheid getrouw afgeslagen. Zij „werden dapper in de strijd” (Hebr. 11:4-40, KJ). Dan vervolgt Paulus tot Christenen: „Daarom dus, omdat wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, laten wij ook iedere last en de zonde die ons gemakkelijk verstrikt, afleggen, en laten wij met volharding de wedloop lopen die voor ons is gesteld, terwijl wij oplettend zien naar de leider en volmaker van ons geloof, Jezus” (Hebr. 12:1, 2, NW). Paulus kon dit zeer passend schrijven, want in deze wedloop had hij gewonnen: „Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb de loopbaan tot het einde gelopen, ik heb overeenkomstig het geloof geleefd.” — 2 Tim. 4:7, NW.
Thans bereikt de strijd een hoogtepunt. In 1914 aanvaardde Christus zijn Koninkrijksmacht om te regeren, en daarna liep voor Satan de oorlog in de hemel op een grootse nederlaag uit. Het regerende Zaad van Gods vrouw heeft de woedende Slang thans in het nauw gedreven, beneden op de voetbank, de aarde, met het doel in Armageddon zijn kop te verpletteren. Satan, die met gramschap en woede is vervuld omdat hij weet dat hij een kleine tijd heeft, zoekt als een briesende leeuw wie hij kan verslinden. Hij stort weeën op de gehele mensheid uit, maar vooral Gods dienstknechten belaadt hij met lasten en hij brengt moeilijkheden over hen ten einde hun onkreukbaarheid te verbreken (1 Petr. 5:8; Openb. 12:1-17). Maar de getrouwe getuigen van Jehova hebben hun strijdorders. Maak de dag van Gods wraak bekend! Vertroost allen die treuren! Predik het evangelie van het Koninkrijk in alle natiën! Predik het Woord! (Jes. 61:1, 2; Matth. 24:14; 2 Tim. 4:2). Opdat Christenen kunnen zegevieren wanneer de strijd zijn laatste stadium bereikt, wanneer de wedloop zijn laatste ronde begint, moeten zij iedere last die hun activiteit onnodig belast, terzijde leggen.
LASTEN DIE TERZIJDE MOETEN WORDEN GELEGD
Maar wat zijn de lasten die terzijde moeten worden gelegd opdat de strijd kan worden voortgezet en de wedloop tot aan de overwinning kan worden gelopen? De voornaamste last die Satan de mens heeft opgelegd, is valse religie. Door de Bijbelse waarheid over de dood en opstanding der mensen te verbergen, heeft de demonenreligie God gelasterd met haar leerstellingen over vagevuur en eeuwige pijniging, welke beide leerstellingen zijn gebaseerd op de heidense philosophie van de onsterfelijkheid der menselijke ziel. Terwijl de valse religie Gods voornemen met betrekking tot de aarde ontkent en ontkent dat mensen onder paradijstoestanden de aarde zullen bewonen, heeft ze iets belachelijks geleerd, namelijk, dat Jehova deze planeet die hij als een tehuis voor de mens heeft bereid, zal verbranden. De oppermacht van de Almachtige God verwerpend, verdedigt de orthodoxe religie een heidense leerstelling van een drieëenheid van goden, niet één oppermachtige God, maar drie gelijke goden. Zo zou men verder kunnen gaan en de dwalingen van de religiën der Christenheid kunnen aantonen — Christelijk in naam, maar in werkelijkheid even heidens als het oude Rome, Griekenland en Babylon, waar de religiën der Christenheid hun oorsprong vinden. Wat een geweldige last waren en zijn deze religiën, welke de mensen verdelen in honderden twistende en strijdende sekten en culten, die de mensen afhouden van het beoefenen van Jehova’s reine aanbidding zoals in zijn Woord, de Bijbel, staat opgetekend! — Rom. 6:23; Ezech. 18:4; Pred. 1:4; Jes. 45:18; Joh. 14:28; Matth. 23:4, 13.
Toen Gods getuigen inzagen dat Jehova en Christus de ware „hogere machten” waren aan wie Christenen onderworpen moeten zijn, werd er nog een zware en drukkende last van de schouders van zijn volk genomen (Rom. 13:1, KJ). De corrupte politici namen in de geest van Gods dienstknechten niet langer ten onrechte die positie in, en wanneer dergelijke politici verwaand eisen dat de getuigen van Jehova met hun prediking ophouden, antwoorden Gods dienstknechten terug: „Beslist zelf of het in de ogen van God rechtvaardig is, naar u meer te luisteren dan naar God. Maar wat ons betreft, wij kunnen niet ophouden met spreken over hetgeen wij hebben gezien en gehoord.” „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen” (Hand. 4:19, 20; 5:29, NW). En evenmin worden zij in de politiek betrokken. — Matth. 4:8-10; Joh. 6:15; Jak. 4:4.
Doch sommigen die verstandig genoeg zijn om de valstrik van wereldse religie uit de weg te gaan en waakzaam zijn dat zij niet de dwaze handelwijze volgen, de last der politiek te dragen, worden niettemin verstrikt in het nastreven van stoffelijk gewin, hetgeen handel is, en zij dragen op hun rug de tot wankelen brengende last van zakenverplichtingen mee. Sommigen zijn zo zwaar belast met het zoeken van stoffelijke bezittingen, dat zij weinig of geen tijd hebben de strijdorders, namelijk, ’het woord te prediken’, ten uitvoer te brengen. Zij wankelen en struikelen in de goddelijke wedloop, en velen vallen onder de last van handel. Het kan zijn dat zij zichzelf nimmer weer oprichten.
Volg eens de loopbaan van iemand uit het werkelijke leven. Het is een jongeman, die evenals de jonge Timotheüs is grootgebracht in een godvruchtige omgeving, en de Heilige Schrift van zijn jeugd af kent (2 Tim. 3:15-17). Zijn schooljaren gaan snel voorbij. Er liggen prachtige gelegenheden in de Koninkrijksdienst voor hem in de toekomst. Daar hij nog onbelemmerd is, kan hij gehoor geven aan de uitnodiging van de Bevelhebber: „Kom en volg mij” (Matth. 19:21, Luther). Doch er komt ook een roep uit de oude wereld. Hij kan een betrekking krijgen in een handelsonderneming. Egoïsme en het zoeken naar stoffelijke bezittingen maken zich meester van hem. In het begin wordt niet al zijn tijd geëist. Een gedeelte van zijn tijd predikt hij nog.
Maar langzamerhand, naarmate hij vooruitkomt in het zakenleven, hebben zijn theocratische werkzaamheden te lijden. Hij wordt iemand in de handelsfirma. Het grootste gedeelte van zijn tijd wordt in beslag genomen door de groeiende last van zakenverantwoordelijkheden. Elke keer wanneer hij enige tijd besteedt aan het getuigenisgeven op straat, geraakt hij in moeilijkheden. Zakenvrienden slingeren afkeurende woorden naar zijn hoofd. En wat zou er gebeuren wanneer hij bij het van-deur-tot-deur-werk bij zijn baas aan de deur zou komen? Omdat het noodzakelijk is dat hij maatschappelijke betrekkingen onderhoudt met mede-employé’s, wordt hij bovendien in de gevaarlijke wateren van de losse zedelijke maatstaven dezer wereld gebracht. Het duurt niet lang of de eens vrije en onbelemmerde jongeman wankelt in de strijd. Neen, hij is niet uit de waarheid; zo nu en dan komt hij nog naar vergaderingen, en ongeregeld neemt hij deel aan de dienst. Maar zijn geweten in hem is bezwaard.
Zoals het in Paulus’ dagen het geval was, is het ook tegenwoordig: „Zij die besloten zijn rijk te zijn, vallen echter in verzoeking en een strik en vele zinneloze en nadelige begeerten die de mensen in vernietiging en verderf storten. Want de liefde voor geld is een wortel van allerlei schadelijke dingen, en door te trachten deze liefde te verkrijgen, zijn sommigen van het geloof afgebracht en hebben zich overal met vele pijnen doorstoken.” — 1 Tim. 6:9, 10, NW.
’EERST HET KONINKRIJK ZOEKEN’
Zelfs de benodigdheden des levens kunnen, indien ze boven de dienst worden gesteld, ons belasten. Jezus zeide: „Gij kunt geen slaven van God en van Rijkdommen zijn. Hierom zeg ik u: Houdt er mee op bezorgd te zijn over uw ziel met betrekking tot wat gij zult eten of wat gij zult drinken, of over uw lichaam met betrekking tot wat gij zult dragen. Betekent de ziel niet meer dan spijs en het lichaam niet meer dan kleding? Want al deze dingen streven de natiën vurig na. Want uw hemelse Vader weet dat gij al deze dingen nodig hebt. Blijft dan eerst het koninkrijk en zijn rechtvaardigheid zoeken, en al deze andere dingen zullen u worden toegevoegd.” — Matth. 6:24, 25, 32, 33, NW.
De gewijde dienstknechten van God verliezen deze belangrijke raad van Jezus soms uit het oog. Zij blijven in gebreke de waarschuwing eerst het Koninkrijk te zoeken, in praktijk te brengen. Hetgeen in hun leven de eerste plaats inneemt, is een nieuw huis, een nieuwe auto, een radio, een televisietoestel, en het verschaffen van de middelen waarmede zij aan de betalingen voor deze „benodigdheden” kunnen voldoen. Op deze wijze gaan zij weer in de dagelijkse tredmolen lopen. Maar het is niet genoeg. Zij verkrijgen een baan die beter wordt betaald. Nog niet genoeg. Zij gaan zelf een zaak beginnen. Ja, dat is beter. Nu zij hun eigen baas zijn, zo redeneren zij, zullen zij veel tijd voor de dienst hebben. Zo gauw de zaak loopt, kunnen zij pionieren. Het duurt langer dan zij dachten, voordat de zaak loopt. Financiële lasten nemen in gelijke mate toe met stoffelijke bezittingen, en er wordt minder in plaats van meer tijd aan de evangelieprediking besteed. Inderdaad, zij bezitten een zaak die hun een mooi huis, een glanzende grote auto, een televisietoestel, uitstekend voedsel en prachtige kleding, ja, alles heeft gegeven. Alles, dat wil zeggen, alles behalve vrede des geestes, geluk en vooruitzichten op eeuwig leven. Beter gezegd, zij bezitten geen zaak, huis, auto, televisie, enzovoorts, deze dingen bezitten hen.
Andere dienstknechten bezitten wellicht dergelijke dingen, maar in plaats dat zij toelaten dat deze bezittingen hen belasten, beheersen zij het gebruik er van of zij gebruiken zulke middelen zelfs als een hulp voor hen in de dienst. Zij hebben zich dergelijke dingen niet ten doel gesteld in het leven, doordat zij niet toelaten dat deze dingen in de eerste plaats hun tijd, energie en aandacht in beslag nemen. Deze liefde voor wereldse bezittingen is een grote last, „omdat alles in de wereld — de begeerte van het vlees en de begeerte der ogen en het opzichtige geuren met iemands bezittingen — niet voortspruit uit de Vader, maar voortspruit uit de wereld. De wereld gaat bovendien voorbij en ook haar begeerte, maar hij die de wil van God doet, blijft in eeuwigheid.” — 1 Joh. 2:15-17, NW.
Sommige lasten en verantwoordelijkheden kunnen, wanneer ze eenmaal zijn opgenomen, niet zonder meer terzijde worden gelegd. Wanneer iemand ze eenmaal op zich heeft genomen, moeten ze worden gedragen. Een dienstknecht kan willens en wetens lasten opnemen omdat hij toegeeft aan „de begeerte van het vlees en de begeerte der ogen”. Ter toelichting volgt hier nog een droevige bladzijde uit het werkelijke leven. Zes jaar geleden was er een liefelijke jonge pionierster die gelukkig en vrij van zorgen een aandeel had aan de strijd en dagelijks het Woord predikte. Vóór haar lagen een opleiding op Gilead en zendingsdienst in het buitenland, met alle zegeningen die daar nog bij komen. De toestand waarin zij nu verkeert, gaat iemand aan het hart. Het begon onschuldig genoeg. Het heeft geen zin bijzonderheden te verhalen — uw verbeelding kan ze aanvullen. De lasten die thans op haar rusten, zijn bijna niet te dragen. Een wereldse echtgenoot, die tenslotte met ongeneeslijke kanker in een ziekenhuis is opgenomen. Drie jonge kinderen, van wie er één kreupel is geboren. Hoeveel tijd denkt gij dat deze eens vrije pionierster thans besteedt aan het lopen in de goddelijke wedloop? Zij ziet er jaren ouder uit dan zij in werkelijkheid is, en van de morgen tot de avond is het zwoegen om de verantwoordelijkheid die zij op zich moet nemen te dragen. Nu heeft zij helemaal geen tijd meer voor de dienst, is volkomen inactief en buiten gevecht gesteld. Toch worstelt zij nog steeds ten einde weer aan de wedloop te gaan meedoen, maar de last die zij draagt, zal maken dat de toekomstige weg zeer moeilijk te begaan is. Met tranen in haar ogen zeide zij: „Ik zou er alles voor geven om weer die vrije jonge pionierster te zijn.”
Voorbeeld na voorbeeld kan worden aangehaald ten einde aan te tonen welke droevige gevolgen het heeft wanneer men toegeeft aan zelfzucht en egoïsme, in plaats van die last terzijde te leggen en de strijd die er te strijden is, niet op te geven. Zelfzucht in elke vorm, zelfbehagen, eigendunk, het „ik”, dat u en uw begeerten op de eerste plaats stelt boven de wedloop die moet worden gelopen, dát is de grote last die terzijde moet worden gelegd. Het „ik”, dat zo ontevreden is dat er twist, tweedracht en onenigheid onder medelopers in de wedloop door wordt veroorzaakt. Het „ik” en de zelfzucht, waardoor afgunst, geklets en opvliegendheid worden veroorzaakt. Het „ik”, dat tot onzedelijke en slechte praktijken leidt, het „ik”, dat zich altijd schikt naar het vlees en altijd toegeeft aan de werken van het vlees, in plaats dat het de geest en de werken er van volgt. Dergelijke lasten kunnen niet over de eindstreep en tot in de nieuwe wereld worden meegedragen. Ze moeten terzijde worden gelegd.
„DOOR UW GEEST TE HERVORMEN”
Doch hoe dienen de lasten die een hindernis vormen en de vaart verminderen, terzijde te worden gelegd? Op dezelfde wijze als wij de lasten van valse religie en politiek terzijde hebben gelegd, doordat wij door middel van een studie van Gods Woord leerden dat ze schadelijk waren. Toen wij vernamen dat ze werktuigen van Satan waren, die ons verhinderden God te leren kennen en te dienen, legden wij ze verheugd en gewillig als lasten terzijde. Wij wijzigden onze zienswijze omtrent deze dingen. Evenzo moet gij met betrekking tot alle andere wereldse, zelfzuchtige praktijken handelen: „Wordt niet langer naar dit samenstel van dingen gevormd, maar wordt veranderd door uw geest te hervormen, opdat gij voor u zelf de goede en aangename en volledige wil van God moogt beproeven” (Rom. 12:2, NW). Door een studie van Gods Woord vernieuwen en veranderen wij onze geest, hervormen wij hem, en oefenen wij hem de nodeloze lasten te onderscheiden en van zich af te werpen.
Opdat wij de wedloop kunnen winnen, moeten wij de regels volgen, en Gods Woord schrijft de regels voor: „Geen enkele man die als soldaat dient, verwikkelt zich in de commerciële bezigheden des levens, opdat hij de goedkeuring zal kunnen verkrijgen van degene die hem als soldaat in dienst heeft genomen. Bovendien wordt iemand, zelfs wanneer hij in de spelen wedijvert, niet gekroond indien hij niet overeenkomstig de regels heeft gestreden” (2 Tim. 2:4, 5, NW). De regels vereisen dat wij niet worden verstrikt in het nastreven van zelfzuchtig gewin. De regels vereisen dat wij prediken. De regels vereisen dat wij overeenkomstig Gods geest wandelen, en niet overeenkomstig zondige, zelfzuchtige, vleselijke begeerten. Door de geest wandelen, dat is de wijze waarop lasten kunnen worden verwijderd. „Blijft door geest wandelen en gij zult in het geheel geen vleselijke begeerte volbrengen. Want het vlees is tegen de geest in zijn begeerte, en de geest tegen het vlees, want deze wederstaan elkaar.” — Gal. 5:16, 17, NW.
Ten einde de wedloop tot aan de uiteindelijke overwinning te lopen, moet iedere last terzijde worden gelegd totdat de dienstknecht van God zich van alles heeft ontdaan zoals een hardloper in een marathonloop. De apostel Paulus beschrijft de verstandige loopbaan en zegt: „Weet gij niet dat de hardlopers in een wedloop allen hardlopen, maar dat slechts één de prijs ontvangt? Loopt hard alzo dat gij hem moogt verwerven. Bovendien oefent iedere man die aan een wedstrijd deelneemt, in alle dingen zelfbeheersing. Zij nu doen het natuurlijk opdat zij een verderfelijke kroon mogen verkrijgen, maar wij een onverderfelijke. Daarom is de weg die ik loop, niet onzeker; de wijze waarop ik mijn slagen richt, is zodanig, dat ik niet de lucht sla; maar ik kastijd mijn lichaam en leid het als een slaaf, opdat ik niet, nadat ik tot anderen heb gepredikt, zelf op een of andere wijze verwerpelijk worde.” — 1 Kor. 9:24-27, NW.
Evenzo ’winnen niet de snelsten de wedloop, noch de sterksten de strijd’ (Pred. 9:11, NV). De overwinning wordt behaald door degenen die hun geest hervormen doordat zij de Bijbel studeren en zich onderwerpen aan de leiding van Jehova’s geest. Zijn geest zal ons helpen bij het afwerpen van de lasten die een belemmering vormen en ons terughouden, en hij zal ons staande houden onder de last van zware verantwoordelijkheden die niet zonder meer terzijde kunnen worden gesteld. „Werp uw zorg [last] op den HERE, en Hij zal u onderhouden; Hij zal in eeuwigheid niet toelaten, dat de rechtvaardige wankele” (Ps. 55:23; 55:22, AV). Christelijke broeders en zusters kunnen elkander bijstaan door „de lasten van elkander te dragen” (Gal. 6:2, NW). En indien een geloof als een mosterdzaadje een berg zal verzetten, dan bestaat er geen op een berg gelijkende last of hindernis die niet verwijderd of overwonnen kan worden door geloof te oefenen (Matth. 17:20). Geloof wordt getoond door werken; vergroot daarom uw geloof en toon het door een grotere activiteit.
De vijandschap tussen het zaad van de Slang en het Zaad van Gods vrouw duurt reeds zestig eeuwen en wij bevinden ons in de laatste jaren van deze periode. Iedere gewijde dienstknecht van God zal die vijandschap steeds meer gevoelen wanneer de laatste hindernissen worden genomen voordat de overwinning in Armageddon wordt behaald. Opdat wij die hindernissen kunnen nemen zonder onze loop te vertragen, moeten wij aan het toegewezen werk blijven, en ons aandeel op ons nemen in de strijd naast de getrouwe dienstknechten van God in afgelopen eeuwen. Zoals Paulus schreef: „Hebt gij denzelfden strijd te strijden [Neemt uw aandeel op u in dezelfde strijd] dien gij gezien hebt dat ik streed en waarvan gij nu hoort dat ik hem strijd.” — Fil. 1:30, LV, AV.
De renbaan ligt nog steeds voor ons, de roep is nog steeds voorwaarts, de strijdorders zijn nog steeds „Predik het Woord”. Richt uw ogen daarom op het doel, leer de regels van de wedloop kennen, en houd u er aan. Leg iedere last af. Ontdoe u van alles tot op het allernoodzakelijkste, en loop de wedloop. Loop hard alsof uw leven er van afhangt. Het hangt er van af!