Onderzoek naar de keten van pauselijke opvolgers
KATHOLIEKEN beweren dat paus Pius XII zijn autoriteit ontvangt via een lange en ononderbroken reeks opvolgers, die allen door God op de pauselijke stoel zijn geplaatst. The Catholic Encyclopedia vermeldt: „De geschiedenis der Katholieke Kerk van St. Petrus, de eerste paus, tot op . . . het huidige hoofd der Kerk, is onmiskenbaar een bewijs van haar apostolische oorsprong, want er kan geen onderbreking in de reeks der Opvolgers worden aangewezen.”1 Geen keten of ketting kan echter beoordeeld worden naar de kracht of schoonheid van één bepaalde schakel of de gedegenheid van enkele schakels. Een keten is niet sterker dan haar zwakste schakel.
Men zou verwachten de sterkste schakels in de dagen van het vroege christendom aan te treffen, toen er nog enkele apostelen op aarde waren. De bijbelcanon werd pas aan het einde van de eerste eeuw afgesloten, ongeveer vijfendertig jaar nadat Petrus was gestorven. Toch wordt er niet in gerept over een opvolger, ondanks de katholieke bewering dat er naar alle waarschijnlijkheid vier in die tijd hebben geleefd.a
Afgezien dat de allereerste en voornaamste schakel ontbreekt, zou de vraag kunnen rijzen: Verkeert de rest der keten in een goede en gedegen staat? Het katholieke Encyclopaedisch Kerkelijk Woordenboek van 1953 neemt in de kolommen 739-758 de herziene pausenreeks uit de Annuario Pontificio van 1950 over, waarin Linus, Anacletus, Clemens en Evaristus elkaar volgens zeggen in de eerste eeuw hebben opgevolgd. Zulk een willekeurig opgestelde lijst is echter door grote onzekerheid omhuld, want de beroemdste autoriteiten der oudheid — Ireneüs, Tertullianus, Hiëronymus, enz. — zijn het onderling allen hierover niet eens. Sommigen zeggen dat Linus Petrus opvolgde, doch Hiëronymus zegt dat „de meeste Latijnen” aannamen dat Clemens dit deed. Deze verwarring is begrijpelijk, wanneer wij beseffen dat zulke lijsten een honderd jaar of meer na Petrus’ dood aan de hand van verschillende overleveringen werden samengesteld.2 The Catholic Encyclopedia zegt over deze vroege Roomse bisschoppen, dat Clemens I de eerste is „van wie iets definitiefs bekend is”;3 dat „de vroegste geschiedbronnen geen authentieke gegevens” vermelden over Evaristus, die naar men zegt Clemens heeft opgevolgd;4 dat „de chronologie van deze bisschoppen van Rome niet met enige mate van nauwkeurigheid bepaald kan worden met behulp van de ons thans ter beschikking staande autoriteiten.”5
Alle antieke berichten stemmen echter wel met het volgende overeen: De vroege bisschoppen van Rome oefenden niet zo’n macht als door de apostelen werd ten toon gespreid, noch bezaten zij het primaatschap over de andere „bisschoppen,” dat op een later tijdstip door de pausen van Rome werd genoten. Leo I (440-461) was de eerste paus in de ware zin des woords.6
Een andere misvatting in de geest van velen is, dat men gelooft dat er geen onderbreking is geweest in de reeks personen die de pauselijke stoel hebben bezet. Uit de geschiedenis blijkt echter dat er vele onderbrekingen zijn geweest, sommige zelfs bijzonder ernstig en uitzonderlijk lang. Na de dood van paus Marcus in 336 bijvoorbeeld was de keten vier maanden lang verbroken. The Catholic Encyclopedia noemt dit een „betrekkelijk lange leemte.”7 Wanneer men over een onderbreking van vier maanden al als lang spreekt, wat moet men dan zeggen van de tijd toen paus Bonifacius IV in 608 „na een leemte van meer dan negen maanden”8 paus werd, of toen er „bijna elf maanden” voorbijgingen tussen de dood van Joannes III in 574 en de kroning van Benedictus I,9 of toen „de Roomse Stoel bijna een jaar vacant bleef” vóór Dionisius haar in 259 beklom?10 En weet u dat „Bonifacius III . . . na een interregnum van bijna een jaar werd uitgekozen om Sabinius [in 607] op te volgen,”11 dat Bonifacius V „Deusdedit [in 619] na een leemte van meer dan een jaar opvolgde”?8 De ergste onderbrekingen in de keten, welke slechts met grote moeite werden hersteld, waren er toen Melchiades pas bijna twee jaar nadat Eusebius in 309 was gestorven, de troon beklom, en dan toen er een kloof van drie en een half jaar was tussen de dood van Marcellinus in 304 en de troonsbestijging van Marcellus I. Er verliepen ook bijna drie jaar tussen de dood van Clemens IV in 1268 en de verkiezing van Gregorius X.12 De stoel was vaak onbezet.
PAUSKEUZE DOOR POLITIEKE INTRIGES
Dat de Rooms-Katholieke Kerk een goddelijke instelling, een theocratische organisatie, is, wordt naar men zegt, bewezen doordat haar hoofd in de persoon van de paus door God wordt aangesteld. Verre van dat echter! Hedendaagse politieke knoeiers, personen die hun invloed laten gelden en schenkers van diepvriesinstallaties en de duurste bontjassen zijn slechts heel nietige samenzweerders vergeleken met het gekuip bij vroegere pausverkiezingen.
In 418 kozen twee facties beide een paus, Bonifacius I en Eulalius, en vijf weken lang was het een en al beroering, terwijl de geestelijken en het volk in twee partijen waren verdeeld.13 De kwestie werd nu niet door gewijde mensen of goddelijke openbaring geregeld, maar door een toenmalige wereldlijke politicus en dictator, keizer Honorius, die Bonifacius zijn gunst verleende, waarop logischerwijs Eulalius de tegenpaus werd genoemd. Alles bij elkaar vermeldt het Encyclopaedisch Kerkelijk Woordenboek veertig mededingers voor de paustitel, die „tegenpausen” worden genoemd.
„Silverius,” de zoon van een vroegere paus die de naam Hormisdas droeg, „werd [in 536] paus door de invloed van de koning der Gothen.” „De kuipende keizerin” Theodora van Constantinopel smeedde echter een samenzwering om Vigilius tot paus te maken, waarop Silverius door Vigilius werd gevangengenomen en kort daarop ten gevolge van een wrede behandeling stierf.14 15 Wie was volgens u nu de „tegenpaus”? Hoe verbazingwekkend dit ook moge klinken, beiden worden als onfeilbare schakels in de pauselijke keten erkend!
Wij lezen bijvoorbeeld over andere erkende schakels, hoe paus Romanus in 897 „door een der facties waarin Rome toen was verdeeld, werd afgezet” en vervangen door Theodorus II.16 Voorts nog, „dank zij de invloed van de toonaangevende edelen in Rome, werd hij [Joannes X] als opvolger van Lando [in 914] tot paus gemaakt. Het ware hoofd van deze aristocratische factie was de onderlinge Theodora, vrouw van senator Theofylactus. Liutprand van Cremona bevestigt dat Theodora Joannes’ verkiezing steunde om haar onwettige betrekkingen met hem gemakkelijker te kunnen bedekken.”17 De kleinzoon van deze goddeloze vrouw werd later paus Joannes XIII.18 Over paus Joannes XI, de natuurlijke zoon van paus Sergius III, lezen wij: „Door de intriges van zijn moeder, die toen de heerseres van Rome was, werd hij [in 931] tot de Stoel van Petrus verheven; hij stond geheel onder de invloed van de Senatrix et Patricia van Rome.”19 Verder „was Marinus II, paus (942-946) . . . een der pausen die door de macht van Alberic, vorst der Romeinen, op de troon van St. Petrus kwamen, en die, hoewel zij deugdzaam waren, ’zonder zijn toestemming hun handen niet naar iets dorsten uit te steken.’”20
Na de dood van Joannes XII in 964 werd Leo VIII paus, maar de Romeinen kwamen hiertegen in opstand en kozen een ander. Alleen door politieke macht met de steun van het leger behield Leo zijn plaats in de keten.21 In de dagen van paus Gregorius V (996-999) koos een bepaalde politieke partij Joannes XVI, maar Gregorius’ partij nam hem gevangen en onthoofde hem als „tegenpaus.” Enige tijd later kreeg echter dezelfde politieke partij welke Joannes XVI naar voren had geschoven, de macht en zette de volgende drie pausen (Joannes XVII, XVIII, en Sergius IV) op de pauselijke troon.22 Hoe komt het dat dezen niet als onwettigen van de reeks worden uitgesloten? Laat zo iets nooit in uw gedachten opkomen! Er zouden dan toch immers drie schakels ontbreken!
Door politieke maneuvers werd een leek in 767 paus, maar het concilie van Lateranen verwierp hem als tegenpaus, verklarend dat geen leek de pauselijke stoel kon bezetten.23 En toch lezen wij dat, „na Benedictus’ dood Romanus, hoewel hij een leek was,” in 1024 als Joannes XIX „tot paus werd gekozen.”22 Waarom werd deze man er niet uitgestoten? Klaarblijkelijk omdat men dan de keten van opvolgers precies in het midden zou hebben onderbroken. En wat politiek gekrakeel over candidaten betreft, bij sommige conclaven voor de keuze van nieuwe pausen is het er erger toegegaan dan in de hedendaagse politieke arena. Nadat Clemens IV in 1268 was gestorven, gingen er bijna drie jaar voorbij met geharrewar over een opvolger, totdat „er ten slotte een compromis gesloten kon worden door de verenigde krachtsinspanningen van de Franse en Siciliaanse koningen.”12 Na de dood van Nicolaus IV in 1292 is er meer dan twee jaar lang net zo’n politiek gekrakeel geweest.24 En er wordt ons verteld dat na de dood van Clemens V in 1314 „de in Carpentras voor de pauskeuze bijeengekomen kardinalen” meer dan twee jaar en drie maanden „waren verdeeld in twee elkaar hevig bestrijdende facties, die niet tot overeenstemming konden geraken.”25
Eeuwen lang kende men het omkoopsysteem van gunsten, beloften en geld, en het direct kopen van het pausambt, simonie genaamd. „In deze periode [in de zesde eeuw],” aldus The Catholic Encyclopedia, „kwam simonie bij de paus- en bisschopskeuze algemeen onder geestelijken en leken voor.”26 Paus Benedictus IX verkocht zijn pauselijke ambt in de elfde eeuw voor „een grote som” geld aan Gregorius VI.27 Julius II, die in de zestiende eeuw leefde, „aarzelde niet steekpenningen te gebruiken” om de pauselijke kroon te bemachtigen.28
EEN ONEERVOLLE EN SCHANDELIJKE KETEN!
Wanneer alle goddeloze personen die de pauselijke kroon op het hoofd hebben gedragen, van de lijst van wettelijke opvolgers werden geschrapt — zoals eigenlijk behoort, daar zij volgens de Schrift niet eens christenen genoemd kunnen worden — zou er stellig een groot gedeelte aan de pausenketen ontbreken. De geschiedenis van enkele dier monsters is gruwelijk.
Benedictus IX, „een schande voor de Stoel van Petrus,” was op drie verschillende tijden paus, en zelfs bij de laatste gelegenheid „bleef dit verdorven schepsel” nog maar „steeds op de voor hem gewone manier schande op het pausdom stapelen.”29 30 Leo X riep bij zijn verkiezing in 1513 uit: „Laten wij ons over het pausdom verheugen, daar God het ons heeft gegeven!” En dat deed hij ook. „Hij schonk geen aandacht aan de gevaren welke het pausdom bedreigden, en gaf zich onbeperkt aan vermaak over.” Ja, zelfs „het pauselijk paleis werd een theater” waar allerlei ontuchtige en immorele stukken werden opgevoerd.31 Zie eens wat voor goddeloze daden Bonifacius VIII ten laste worden gelegd: „Er ontbrak haast geen enkele misdaad — ontrouw, ketterij, simonie, grove en tegennatuurlijke immoraliteit, afgoderij, zwarte kunst, enz.” Hij wordt daarom geclassificeerd „onder de goddeloze pausen, als een eerzuchtig, hooghartig, meedogenloos en ook bedrieglijk en verraderlijk man; zijn hele pontificaat is slechts een verslag van kwaad bedrijven.”32 Voordat Formosus in 891 paus werd, was hij met zijn vrienden, een aantal „in kwade reuk staande notabelen” die berucht waren om hun misdaden, moorden en overspelig gedrag en waartoe „een aantal vrouwen” behoorde „die even slecht als zij waren,” geëxcommuniceerd geweest.33 34
Wanneer men verlangt dat de pausen van Rome celibatair leven, als een standaard van deugdzaamheid en geschiktheid voor het ambt, waarom worden zij die gehuwd waren of hoereerden, dan niet ongeschikt geacht, uitgesloten en afgevoerd van de lijst der wettelijke opvolgers? Zoals reeds is gezegd, werd de zoon van paus Hormisdas tot paus Silverius gekroond.35 Wij lezen over Joannes XVII: „Voordat hij tot geestelijke werd gewijd, was hij getrouwd geweest, en had hij drie zoons, die ook geestelijken werden.”22 Paulus III moet kinderen hebben gehad, want hij verhief zijn twee kleinzonen tot het kardinaalsambt.36 Het „vroege particuliere leven [van Julius II] was verre van smetteloos, waarvan voldoende wordt getuigd door het feit dat hij voordat hij paus werd, de vader van drie dochters was.”28 Giovanni Cibò werd „na een losbandige jeugd, gedurende welke hij twee onwettige kinderen verwekte,” ten slotte tot paus Innocentius VIII gekroond. Sindsdien verwierf hij zich een naam voor het „scheppen van nieuwe ambten en het te koop aanbieden ervan aan de hoogste bieders.”37 Over het „losbandige gedrag” van degene die Pius II werd, lezen wij: „Dat hij zijn hartstochten vrijelijk de teugel liet, blijkt niet alleen uit de geboorte van twee onwettige kinderen waarvan hij de vader was, maar ook uit de wufte manier waarop hij prat gaat op zijn eigen wanordelijke leven.”38 Deze heren waren klaarblijkelijk niet zo onschuldig en vroom als hun naam klinkt.
Paus Sergius III bracht volgens sommige geschiedschrijvers „zijn twee voorgangers ter dood, en uit zijn onwettige betrekkingen met Marozia kwam een zoon voort, die later Joannes XI werd.”39 40 Dan was er nog Alexander VI, naar waarheid een lage schurk! „Zelfs na zijn ordinatie tot het priesterschap in 1468 bleef hij op zijn boze wegen voortgaan.” En „omstreeks 1470 begonnen zijn betrekkingen met de Romeinse Vanozza Catanei, de moeder van zijn vier kinderen.” Daarna „zette hij als paus hetzelfde leven voort waarmee hij het kardinaalsambt had onteerd.”41 Joannes XII was niet beter, „een grove, immorele man, wiens leven dermate buitensporig was dat men het Lateraan een bordeel noemde.” Als demonische wraak liet hij van een zijner tegenstanders, een kardinaal, de rechterhand afkappen, en van een andere functionaris de neus en oren afsnijden. Hij stierf in 964, nadat hij „tijdens een overspelige daad met verlamming werd geslagen.”19
Denkt u nu oprecht dat zulke ontaarde personen apostelen van Jezus Christus genoemd kunnen worden? Zelfs de Hiërarchie zou graag willen vergeten dat zulke boeven ooit hebben geleefd. Wanneer zij ze echter vergeten en weglaten, dan wordt hun verdichte lijn van opvolgers verbroken en laat dit de fabel dat de paus van Rome de opvolger van Petrus is, zonder ondersteuning in de lucht hangen. Derhalve blijven zij vasthouden aan deze roestige keten van moordenaars, rovers en hoereerders, de grove leugen lerend dat zulke Duivelszonen door God werden uitverkoren om Zijn onfeilbare vertegenwoordigers te zijn.
1. Deel 1, blz. 649
2. Deel 9, blz. 272
3. Deel 4, blz. 12
4. Deel 5, blz. 646
5. Deel 7, blz. 593
6. Deel 9, blz. 154
7. Deel 8, blz. 561
8. Deel 2, blz. 661
9. Deel 2, blz. 427
10. Deel 5, blz. 9
11. Deel 2, blz. 660
12. Deel 6, blz. 798
13. Deel 2, blz. 659
14. Deel 13, blz. 793
15. Deel 15, blz. 427
16. Deel 13, blz. 163
17. Deel 8, blz. 425
18. Deel 8, blz. 427
19. Deel 8, blz. 426
20. Deel 9, blz. 670
21. Deel 9, blz. 160
22. Deel 8, blz. 428, 429
23. Deel 14, blz. 289
24. Deel 3, blz. 479
25. Deel 8, blz. 431
26. Deel 8, blz. 421
27. Deel 6, blz. 791
28. Deel 8, blz. 562
29. Deel 2, blz. 429
30. Deel 4, blz. 614
31. Deel 9, blz. 162, 163
32. Deel 2, blz. 668, 669
33. Deel 8, blz. 423
34. Deel 6, blz. 139, 140
35. Deel 7, blz. 470
36. Deel 11, blz. 579
37. Deel 8, blz. 19
38. Deel 12, blz. 126
39. Deel 9, blz. 159
40. Deel 13, blz. 729
41. Deel 1, blz. 289
[Voetnoten]