9 Daarop zei de Samaritaanse vrouw tegen hem: ‘Hoe kunt u, als Jood, te drinken vragen aan mij, een Samaritaanse vrouw?’ (Joden gaan namelijk niet met Samaritanen om.)+
9 Daarop zei de Samaritaanse vrouw tot hem: „Hoe kunt gij, ofschoon gij een jood zijt, te drinken vragen aan mij, terwijl ik een Samaritaanse vrouw ben?” (Joden onderhouden namelijk geen betrekkingen met Samaritanen.*+)