Herder Israëls
„O Herder Israëls, leen toch uw oor, gij die Jozef gelijk een kudde leidt. O gij die op de cherubs zit, straal toch uit.” — Ps. 80:1, vs. 2, SV.
1. Hoe kan de verhouding tussen Jehovah God en Christus Jezus en Zijn volk geïllustreerd worden?
ER BESTAAT tussen Jehovah, de grote Schepper, en zijn innig geliefde Zoon, de Here Jezus Christus, een zeer wonderbaarlijke en dierbare verhouding. Op aarde levende mannen en vrouwen worden uitgenodigd tot eenzelfde intieme en gezegende verhouding met Jehovah God en Christus Jezus te geraken, door gehoorzaam jegens God te zijn en zich op Hem te verlaten; hierdoor zal ieder geholpen worden vrede met zichzelf te hebben en in geluk en tevredenheid te leven, in de volle verzekerdheid dat Jehovah rijkelijk voor ons zal zorgen. Uit de Schrift en de wijze waarop Jehovah God ten behoeve van zijn volk handelt, blijkt dat deze gezegende verhouding vergeleken kan worden met die van een herder tot zijn schapen. Jehovah God is de Herder Israëls, Christus Jezus is de Juiste Herder, de opzieners in de gemeenten zijn onderherders en de schapen zijn Jehovah’s volk. Een gezamenlijk onderzoek van deze waarheden zal ons gelukkig maken.
2. Hoe worden wij vertroost door de in Psalm 23 onder woorden gebrachte verzekeringen?
2 Er staan in de bijbel geen vertroostender woorden dan in Psalm 23. Jehovah, de Allerhoogste God, de Schepper van het universum, is de Grote Herder die de zorg voor zijn kudde op zich heeft genomen. Door de naam van de componist — David, hetwelk „geliefd, dierbaar” betekent — wordt treffend aangeduid wie de geliefde Dienstknecht zou zijn die door God zou worden verwekt om de ene Herder te zijn, namelijk, Christus Jezus. Derhalve zegt de „geliefde”: „Jehovah is mijn Herder. Mij zal niets ontbreken. Hij verkwikt mijn ziel. Hij leidt mij om zijns naams wil in paden van rechtvaardigheid. . . . Ik vrees niets kwaads, want gij zijt met mij” (Ps. 23:1, 3, 4). Zij die thans tot Gods kudde behoren, kunnen hetzelfde vertrouwen hebben, want Hij is onze Herder. Jehovah is een machtig God, een verschrikkelijk God, een hater van ongerechtigheid; toch is hij ook teder en meedogend en houdt hij voortdurend de wacht over zijn kudde. Hij is de Herder Israëls en wij zijn „de kudde van uw weide” (Ps. 79:13). Ons zal nimmer iets ontbreken. Laten wij als zachtaardige en met schapen te vergelijken leden van zijn kudde eens zeer aandachtig de gehele drieëntwintigste psalm lezen en mediteren over zijn zoete en zeer kostbare beloften.
3. Hoe weidde Jehovah het natuurlijke Israël?
3 Jehovah weidde het natuurlijke Israël. „Uw weg liep door de zee en uw pad door vele wateren, zelfs uw sporen zijn niet bekend geworden. Gelijk een kudde hebt gij uw volk door de hand van Mozes en Aäron geleid” (Ps. 77:19, 20, vss. 20, 21, SV). Wanneer deze kudde afdwaalde of ongehoorzaam was, gaf God blijk van zijn misnoegen, maar desondanks was hij nog steeds hun herder. „O Herder Israëls, leen toch uw oor, gij die Jozef gelijk een kudde leidt, O gij die op de cherubs zit, straal toch uit. O God, breng ons terug en verlicht uw aangezicht opdat wij gered mogen worden” (Ps. 80:1, 3, vss. 2, 4, SV). Wegens de trots van Juda en Jeruzalem liet de Grote Herder toe dat zijn voorbeeldige kudde in gevangenschap geraakte. Daarom zei Jeremia over de ontrouwen: „Waar is de kudde, u gegeven, uw prachtig kleinvee?” — Jer. 13:20, NBG.
4, 5. Breng Jesaja 40:1, 2, 10, 11 van toepassing op (a) Israël; (b) Gods volk in deze tijd.
4 Nadat de kudde van het natuurlijke Israël zijn straf had ondergaan, had Jehovah weer troostwoorden voor hen: „Troost, troost mijn volk, zegt uw God. . . . roept het toe, dat zijn lijdenstijd volbracht is, dat zijn ongerechtigheid geboet is, . . . Zie, de Here HERE [Jehovah] zal komen met kracht en zijn arm zal heerschappij oefenen; zie, zijn loon is bij Hem en zijn vergelding gaat voor Hem uit. Hij zal als een herder zijn kudde weiden, in zijn arm de lammeren vergaderen en ze in zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtkens leiden” (Jes. 40:1, 2, 10, 11, NBG). Welk een tederheid spreekt uit deze woorden en hoe veelzeggend zijn ze voor onze tijd!
5 De Grote Herder heeft in deze laatste dagen door de Juiste Herder, Christus Jezus, daarbij zijn „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse als zijn werktuig gebruikend, zijn geestelijke kudde uit het tegenbeeldige Egypte, de huidige wereld, geleid. Hij heeft zijn volk op wonderbaarlijke wijze gered uit en bevrijd van de slavernij aan de autoriteit dezer oude wereld en haar duistere en verfoeilijke toestanden en overgezet in zijn Nieuwe-Wereldorganisatie van licht, vrijheid en geluk. Dit demonstreerde hij doordat hij in 1914 de uitverkoren Koning op de hemelse troon plaatste en door de overwinnende oorlog in de hemel, welke tot gevolg had dat Satan met zijn goddeloze engelen er uit werden verdreven. Vervolgens verscheen Jehovah in 1918 met zijn Koning-Zoon in zijn tempel ten oordeel en begon de mensen te scheiden in „schapen” en „bokken.” — Openb. 12:7-9; Matth. 25:31-46.
6. Welke redding is in deze tijd bewerkt, en op welke wijze?
6 Zijn kudde bevindt zich niet meer in gevangenschap en wordt niet langer meer toegetakeld en geschoren door Gods grote vijand, Satan. Vooral sinds 1922 hebben de Grote Herder en de Juiste Herder vertroostend tot de schapen gesproken. „Hij [de Juiste Herder] zal zijn engelen uitzenden met een luid bazuingeschal en zij zullen zijn uitverkorenen vergaderen van de vier windstreken, van het ene uiterste der hemelen tot het andere” (Matth. 24:31). Al deze bevrijden zingen het nieuwe lied van hun bevrijding van de satanische wereld en hun overbrenging naar Gods Nieuwe-Wereldmaatschappij. „Redding hebben wij te danken aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam.” — Openb. 7:3, 10.
7. Beschrijf hoe de Grote Herder gedurende de afgelopen veertig jaar voor zijn kudde heeft gezorgd.
7 De Grote Herder, Jehovah, en de Juiste Herder, Christus Jezus, hebben de kudde in hun hedendaagse gezegende toestand gebracht. Als getuigen van Jehovah zijn zij door vele van binnen en van buiten de organisatie afkomstige beproevingen en verzoekingen heen geleid, gevoed en beschermd; zij zijn beschermd tegen valse leerstellingen, valse broeders en verschrikkingen van de zijde dergenen die hen wilden verslinden. Gedurende deze afgelopen veertig jaar heeft het Jehovah’s getuigen aan niets goeds ontbroken. In weerwil van de verschrikkelijkste en vrees inboezemendste wereldtoestanden hebben Jehovah en Christus hun kudde beschermd. Zij zijn als kudde dwars door wereldoorlogen, gevangenissen, concentratiekampen, revoluties, ziekte, epidemieën, hongersnoden, stakingen en rassenhaat heen geleid, terwijl zij zich er steeds van bewust waren dat zij overdag door de tegenbeeldige wolk en ’s nachts door de pilaar van vuur werden vergezeld. Er is gemanifesteerd dat Jehovah en zijn Herder-Koning bij hen waren. Zij hebben niets kwaads gevreesd. Hoe begunstigd zijn wij met zulke herders! „De God Jakobs is een veilige hoogte voor ons” (Ps. 46:11, vs. 12, SV). De getuigen van Jehovah die deze veertig jaar hebben meegemaakt, hebben nog nooit een geestelijke maaltijd gemist en nog nooit naar het water des levens gedorst. Zij hebben zelfs zo’n overvloed gehad dat zij in het belang van anderen konden uitroepen: „O, alle dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet; ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk” (Jes. 55:1, NBG). Doen Jehovah’s getuigen thans, na al deze jaren, nog niet steeds elke dag, ja zelfs ieder uur, aan mensen van goede wil de vriendelijke uitnodiging toekomen: ’Komt, verkrijgt voedsel en komt naar de waterstromen. Hier zijn grazige weiden. De Herder Israëls is onze herder. Het zal ons aan niets ontbreken. Hij richt een tafel voor ons aan tegenover degenen die ons vijandig gezind zijn. Wij eten en drinken terwijl de Herder ons beschermt’? Hoezeer gelijkt Zijn volk op schapen! Bevindt u zich in deze gezegende, gelukkige schaapskooi? Kunt u met stelligheid zeggen: „Jehovah is mijn Herder”? Neen, wacht dan niet, maar maak u los uit uw isolement, wees niet langer aan uw lot overgelaten en kom in de schaapskooi, waar u met Jehovah’s schapen kunt samenkomen, zodat u vrede zult hebben.
DE JUISTE HERDER
8. Wie is de Juiste Herder, en waarom antwoordt u aldus?
8 De Here Jezus Christus verklaart zelf dat hij de Juiste Herder is: „Ik ben de juiste herder, en ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij” (Joh. 10:14). Hij is goed en waarachtig, ja, hij is een getrouwe Herder. Deze Herder is de heerlijkheid Israëls, de glorierijkste in Jehovah’s gehele organisatie. Hij is zeer aangenaam, „geheel begerenswaardig” en „de meest in het oog springende van tienduizend” (Hoogl. 5:16, 10). Wie zou hem niet kunnen liefhebben en vereren? „En gij, Toren der Kudde, heuvel van de dochter van Sion: tot u keert de heerschappij van vroeger terug, het koningschap van Jerusalems dochter!” (Micha 4:8, PC). Hij heeft waarlijk de heerschappij gekregen. Hij is de „heldere morgenster,” de vreugde aller volken. Hij heeft niet alleen heerschappij gekregen, maar zit thans op de troon. Daarom zullen zijn schapen „niet meer hongeren noch dorsten, noch zal de zon hen fel beschijnen noch enige verschroeiende hitte, omdat het Lam, dat in het midden der troon is, hen zal weiden, en hen tot fonteinen van wateren des levens zal leiden. En God zal elke traan uit hun ogen wissen.” — Openb. 7:16, 17.
9. Hoe weten wij dat de Juiste Herder waarachtig, betrouwbaar en getrouw is?
9 Onze Herder, de Here Jezus, heeft bewezen dat hij waarachtig en betrouwbaar is door zelf een getrouw en gehoorzaam schaap te zijn en daarom wordt hij thans tot de glorierijkste positie in de hemel zelf verhoogd. Wij lezen in de Schrift: „Dit was oorspronkelijk bij God. Alles is door zijn bemiddeling ontstaan, en afgescheiden van hem is zelfs niet één ding ontstaan. Wat door hem is ontstaan, was leven, en het leven was het licht der mensen” (Joh. 1:2-4). In het boek der Spreuken staat hierover: „Toen [God] de hemelen bereidde was ik er; toen hij een horizon op de oppervlakte der onstuimige wateren bepaalde, toen hij de wolkenmassa’s daarboven bevestigde, . . . toen hij de fundamenten der aarde bepaalde, werd ik naast hem aangetroffen als een meesterwerker en was ik datgene geworden waarop hij van dag tot dag het allermeest gesteld was, terwijl ik de gehele tijd voor zijn aangezicht blij was” (Spr. 8:27-30). Ter bestemder tijd kwam deze verstandige Zoon als mens naar deze aarde om de prijs te verschaffen waarmee hij de kudde Gods zou kunnen loskopen. Zijn woorden luiden: „Ik ben gekomen opdat zij leven mochten hebben en het in overvloed mochten hebben. . . . ik doe afstand van mijn ziel ten behoeve van de schapen. Ik heb andere schapen, die niet van deze schaapskooi zijn; die moet ik ook inbrengen, en zij zullen naar mijn stem luisteren en zij zullen één kudde, één herder worden. Daarom heeft de Vader mij lief, omdat ik afstand doe van mijn ziel” ten behoeve van de schapen (Joh. 10:10-17). De apostel Paulus schrijft: „Want gij weet de onverdiende goedgunstigheid van onze Here Jezus Christus, dat hij alhoewel hij rijk was, ter wille van u arm is geworden, opdat gij door zijn armoede rijk mocht worden.” „Hij ontledigde zich en heeft de gedaante van een slaaf aangenomen en is in de gelijkenis van mensen verschenen. Meer nog, toen hij zich in de gedaante bevond als een mens, heeft hij zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, de dood aan een martelpaal. Hierom juist heeft God hem tot een superieure positie verhoogd en heeft hem in zijn goedgunstigheid de naam gegeven die boven elke andere naam is” (2 Kor. 8:9; Fil. 2:7-9). Wat een herder! Naar hem zien wij allen op en vol vreugde volgen wij hem. De Herder, die tevens het Lam is, wordt door al Gods schapen vereerd. Hoe gezegend zijn wij dat wij deze wonderbaarlijke dingen weten!
10. Welke positie bekleedt het Lam Gods thans?
10 Hij is thans Koning der koningen, de ware Herder-Koning, het Lam op de troon, de „lieveling” van Jehovah en het Lam dat is geslacht: „Ik hoorde een stem van vele engelen . . . zeggende met een luide stem: ’Het lam dat geslacht werd, is waardig de macht, rijkdommen, wijsheid, kracht, eer, heerlijkheid en zegen te ontvangen’” (Openb. 5:11, 12). Deze grote eer is hem te beurt gevallen omdat hij zijns Vaders wil doet, gehoorzaamheid betracht en gelijk een schaap is. Het uit de dood opgewekte, geslachte Lam Gods is thans de grote Koning en de machtigste Regeerder onder de Oppermachtige Soeverein, Jehovah.
11. (a) Waarom wordt een huurling niet tot herder aangesteld? (b) Beschrijf hoe David voor de schapen van zijn vader zorgde.
11 Wilt u een waarachtige en getrouwe onderherder en tevens een gehoorzaam schaap zijn? Dan moet u de Leider, Christus Jezus, volgen. Beschouw nu vervolgens eens zijn handelwijze, zodat zijn standvastigheid, nederigheid en moed u tot voorbeeld mogen dienen. Hij zei: „De huurling, die geen herder is en aan wie de schapen niet als zijn eigendom toebehoren, ziet de wolf komen, verlaat de schapen en vlucht — en de wolf rukt ze weg en verstrooit ze — omdat hij een huurling is en niet voor de schapen zorgt” (Joh. 10:12, 13). In de oudheid werden de schapen bij voorkeur aan de hoede van zoons of dochters toevertrouwd en niet aan huurlingen. David zorgde bijvoorbeeld voor de schapen van zijn vader en bij een zekere gelegenheid bracht hij het volgende bericht uit over zijn toewijzing: „Uw dienstknecht werd een herder van zijn vader onder de kudde, en er kwam een leeuw en ook een beer en [elk] droeg een schaap van de kudde weg. Ik ging hem achterna, sloeg hem neer en bevrijdde het uit zijn muil. Wanneer hij tegen mij begon op te staan, greep ik hem bij zijn baard, sloeg hem neer en doodde hem” (1 Sam. 17:34, 35). David was een ware herder. De bescherming der schapen was zijn eerste zorg. Ook de Here Jezus Christus stelde zijn leven in de waagschaal voor de kudde van zijn hemelse Vader en legde het ten slotte ten behoeve van hen af.
12, 13. Licht met voorbeelden toe hoe de Juiste Herder zijn schapen beschermde.
12 Uit twee toepasselijke voorvallen blijkt dat hij hen in zijn tijd tegen de valse leiders beschermde. De apostel Mattheüs heeft opgetekend dat de Farizeeën en schriftgeleerden trachtten Jezus’ discipelen met een lastercampagne te benadelen, door er aanmerkingen op te maken dat zij de overleveringen schonden. Zij vroegen Jezus: „Waarom overtreden uw discipelen de overleveringen der mannen uit vroeger tijden? Zij wassen bijvoorbeeld hun handen niet wanneer zij op het punt staan een maaltijd te nuttigen.” Merk op hoe hij over zijn schapen waakte en hen beschermde. Hij antwoordde: „Waarom overtreedt ook gij het gebod Gods ter wille van uw overlevering?” Verder bestrafte hij hen door uit de Schrift het boek Jesaja aan te halen. Deze valse-religieaanhangers wisten dat hun aanval afschampte en hen zelf nadeel berokkende, want de discipelen kwamen tot hem zeggende: „Weet gij dat de Farizeeën zijn gestruikeld toen zij hoorden wat gij hebt gezegd?” Ja, de Juiste Herder was volledig toegewijd aan zijn taak en behartigde de belangen der schapen. — Matth. 15:1-4, 12.
13 De andere gelegenheid deed zich in de hof van Gethsemane voor, op de laatste avond dat hij met zijn kleine kudde was. Hij had zojuist voor hen gebeden en nu verried zijn discipel Judas hem daar in de hof: „Judas nam de groep soldaten en gerechtsdienaars van de overpriesters en van de Farizeeën en kwam daar met fakkels, lampen en wapens. Wetend wat over hem zou komen, stapte Jezus derhalve naar voren en zei tot hen: ’Wie zoekt gij?’ Zij antwoordden hem: ’Jezus, de Nazarener.’ . . . Daarom vroeg hij hun wederom: ’Wie zoekt gij?’ Zij zeiden: ’Jezus, de Nazarener.’ Jezus antwoordde: ’Ik heb u gezegd dat ik het ben. Indien gij daarom mij zoekt, laat dezen dan gaan’; opdat het door hem gesproken woord vervuld mocht worden: ’Van wie gij mij hebt gegeven, heb ik geen enkele verloren’” (Joh. 18:3-9). Hier zien wij de Juiste Herder in actie wanneer hij de schapen beschermt. Zelfs op dat ogenblik dacht hij meer aan hen dan aan zichzelf toen hij zei: ’Neemt mij, maar laat hen vrij.’ Hij kwam om ten behoeve van de schapen afstand te doen van zijn leven en deed dit ook. Niemand van hen is verloren gegaan.
14. Welke rollen vervulde hij bij het behartigen van zijn Vaders zaak?
14 Waarom zei hij dat eigenlijk? Allereerst moeten wij bedenken dat hij niet voor een persoonlijke aangelegenheid op aarde was, maar als Jehovah’s grote vertegenwoordiger en afgezant. Daarom draait alles in de wereld om hem, want wat hij zegt en doet is van invloed op iedere levende persoon en elke autoriteit en macht. Hij kan in het leven behouden en verdelgen. Hij is het fundament der nieuwe wereld. Niettemin was Jehovah’s wil voor hem het begin en het einde van iedere zaak. Hij was volledig gehoorzaam. Hij zei: „Omdat ik niet uit de hemel ben nedergedaald om mijn wil te doen, maar de wil van wie mij gezonden heeft. Dit is de wil van hem die mij heeft gezonden, dat ik niets zou verliezen van alles wat hij mij heeft gegeven, maar dat ik het ten laatste dage zou opwekken. Want dit is de wil van mijn Vader.” — Joh. 6:38-40.
15. Welk volmaakte voorbeeld stelt de Juiste Herder aan alle andere herders?
15 De ware Herder verloor geen enkele van zijns Vaders schapen: „Toen ik bij hen was, placht ik over hen te waken uit achting voor uw naam, die gij mij hebt gegeven, en ik heb hen bewaard, en niet één van hen is vernietigd behalve de zoon der vernietiging, zodat de schriftuurplaats is vervuld” (Joh. 17:12). Een volmaakt bericht! Alhoewel wij niet tot volmaaktheid kunnen geraken, kunnen wij wanneer wij zijn voorbeeld volgen, stellig een heel eind in die richting komen. Hij was voortdurend bezig met dit ene, „de wil te doen van hem die mij heeft gezonden” (Joh. 4:34). Merk op dat hij eveneens instructies had gekregen om voor de schapen te zorgen, ze te leiden en te voeden. Hij moest er niet één verliezen. Inzicht te hebben in deze zeer intieme verhouding tussen Vader en Zoon dient ons hart van dankbaarheid te doen overvloeien. Jezus dient Jehovah uit liefde en vrees. „In de dagen van zijn vlees heeft Christus smeekbeden en ook smekingen opgedragen aan degene die hem uit de dood kon redden, met sterk geroep en tranen, en hij werd gunstig verhoord wegens zijn godvruchtige vrees.” — Hebr. 5:7.
16. Verrichtte de Juiste Herder zijn werk in de vreze Jehovah’s?
16 In het uur van zijn grootste beproeving, toen hij helemaal alleen stond en niemand op aarde hem kon helpen, bad hij: „Vader, indien gij het wenst, neem deze beker van mij weg. Doch niet mijn wil geschiede, maar de uwe” (Luk. 22:42). Op een andere plaats zei hij: „Vreest veeleer hem die èn ziel èn lichaam in Gehenna kan vernietigen” (Matth. 10:28). Hij leefde in de vreze van Jehovah God en erkende zijn verantwoordelijkheid jegens de schapen. Denk hier eens goed over na! Worden wij er net zo door aangegrepen en zijn wij verlangend op juiste wijze rekenschap te geven van ons werk als een herder die voor de schapen van God zorgt? Hij is het volmaakte voorbeeld. Wensen wij bovenal Jehovah’s goedkeuring te ontvangen? Stellen wij de zorg voor Gods kudde in deze tijd boven elk ander belang?