-
Brief van het bijkantoorKoninkrijksdienst 1978 | november
-
-
Brief van het bijkantoor
Geliefde Koninkrijksverkondigers,
Wat vliegt de tijd toch snel voorbij. Wij bevinden ons alweer enige maanden in het dienstjaar 1979 en als we aan alles denken wat nog in het oogstwerk gedaan moet worden, zouden we kunnen denken dat we nooit vóór Har–mágedon klaarkomen. Maar hoe zou het handjevol broeders dat zo’n honderd jaar geleden met het werk begonnen is, dan wel hebben moeten denken? Zij hebben niet veel bespiegelingen gehouden doch zijn hard aan het werk geslagen en Jehovah heeft hen grotelijks gezegend. Als wij hetzelfde doen, zullen ook wij dezelfde zegeningen ontvangen.
Heeft het congres ons niet veel stof tot nadenken verschaft? De velddienst op vrijdagochtend was ook vreugdevol. Het was ook zeer passend dat de lezingen gedurende het ochtenden middagprogramma van één hele dag gewijd waren aan een beschouwing van de behoeften van de ouderlingen. Ja, „van hem aan wie men het toezicht over veel heeft gegeven, zal men meer dan gebruikelijk is, eisen”. In ons land dienen zo’n 1400 ouderlingen en wij zijn dankbaar voor hun dienst. — Luk. 12:48.
Vooral ouderlingen hadden waardering voor de vriendelijke vermaning die op het congres werd gegeven zichzelf te blijven onderzoeken met betrekking tot hun houding ten aanzien van hun toewijzing, hun geestelijke gezindheid en het voorbeeld dat zij stellen in het evangelisatiewerk, op het morele vlak en wat het pal staan voor juiste beginselen betreft. Een van hen zei: „Het programma op woensdag was voor mij. Nu zie ik in hoe ik mij van mijn plichten moet kwijten en als persoon en gezinshoofd evenwichtig kan zijn.”
Werden jullie niet aangemoedigd door het bericht dat in het afgelopen jaar alleen al in Nederland 686 personen werden gedoopt en dat er elke maand 8410 bijbelstudies werden geleid? Wij zijn verheugd deze nieuwelingen in ons midden te hebben. Wij
-
-
’Heb altijd volop te doen in het werk van de Heer’Koninkrijksdienst 1978 | november
-
-
’Heb altijd volop te doen in het werk van de Heer’
1 Elk van ons heeft iedere dag volop te doen. Iedere dag krijgen we te maken met vele verantwoordelijkheden, die alle wedijveren om onze tijd. De eisen die ons gezin en ons wereldse werk stellen, kunnen al genoeg zijn om onze tijd te vullen. Daarbij zouden wij graag een volledig aandeel willen hebben aan de activiteiten van de gemeente, met inbegrip van de vergaderingen, persoonlijke studie en meedoen aan het maken van discipelen. Soms raken wij misschien ontmoedigd, denkende dat wij nooit aan iedere verantwoordelijkheid juiste aandacht kunnen schenken.
2 Maar een heel druk schema te hebben is niets nieuws voor Gods dienstknechten. Toen de apostel Paulus sprak over de zorg voor de gemeenten, ’die mij van dag tot dag bestormt’, liet hij doorschemeren dat hij een heel druk schema had (2 Kor. 11:28). Toch bezag hij de dingen altijd positief en onderscheidde met waardering de dieper liggende voordelen. Die waardering bewoog hem ertoe zijn broeders te vermanen ’altijd volop te doen te hebben in het werk van de Heer’. — 1 Kor. 15:58.
3 Ook voor ons is het goed de dingen op een positieve wijze te bezien. Bezig gehouden te worden in het Koninkrijkswerk dient als bescherming. Het is gevaarlijk „zonder bezigheid te zijn” (1 Tim. 5:13). Ledigheid is een vruchtbare bodem voor de zaden van geklaag en zelfvoldaanheid. We krijgen de aansporing ’onze geest gericht te houden op het blijven doen van voortreffelijke werken’ (Tit. 3:8). Personen die druk bezig zijn met activiteiten die de moeite waard zijn, hebben zelden tijd waardeloze dingen na te jagen, wrok te koesteren, te piekeren over hun vergissingen of in verkeerd gedrag verwikkeld te raken.
4 Volop te doen te hebben beschermt ook de gemeente. Soms verbinden zich personen met de christelijke gemeente, wier motieven niet juist zijn. Maar iemand die onoprecht is, of die verkeerde beweegredenen heeft, zal zich niet lang ophouden op . een plaats waar veel goed werk te doen is. Dit beveiligt de gemeente omdat het ertoe bijdraagt te verzekeren dat allen die zich in haar bevinden, een onverdeeld hart bezitten. Ook helpt het ieder van ons persoonlijk in geestelijk opzicht sterker te worden door onze denkvermogens en ons redenatievermogen te oefenen en te ontwikkelen. — Hebr. 5:14.
5 Altijd volop te doen te hebben, leert ons enkele essentiële lessen. Wanneer de taak op ons rust anderen te helpen, worden wij eraan herinnerd eerst aan hen te denken en hun behoeften vóór die van ons te stellen. De bereidheid verantwoordelijkheid te aanvaarden en leiding te volgen, helpt ons de betekenis van nederigheid te leren. Zijde aan zijde met anderen te werken verschaft ons waardevolle lessen in geduld en broederlijke liefde. Wanneer wij een taak niet voortijdig in de steek laten, leren wij getrouw te zijn en de waarde van volharding te beseffen, en het herinnert ons eraan dat wij ons „krachtig” moeten inspannen om Jehovah’s zegen te verdienen. — Luk. 13:24.
6 Bij te blijven met alles wat van ons wordt verwacht, betekent dat wij zullen moeten doorgaan ’hard te werken en ons in te spannen’ (1 Tim. 4:10). Niettemin ligt er een grote beloning in de wetenschap dat God ingenomen is met dergelijke inspanningen. Altijd volop te doen hebben in Jehovah’s dienst kan ertoe bijdragen dat wij worden gerekend onder de getrouwe dienstknechten die ’vele zegeningen zullen verkrijgen’. — Spr. 28:20.
-
-
Toon een levend geloofKoninkrijksdienst 1978 | november
-
-
Toon een levend geloof
1 Toen Jakobus het onderwerp ’geloof’ besprak, vroeg hij: „Gij gelooft toch dat er één God is?” Hij liet erop volgen: „Daaraan doet gij heel goed. En toch geloven de demonen ook en zij sidderen” (Jak. 2:19). Het Griekse woord voor „geloven” is hetzelfde als dat voor „geloof stellen in”. — Jak. 2:23.
2 De demonen geloven dus dat er een God is en zijn bevreesd voor hem, maar zij hebben hem niet gehoorzaamd. Zo zou het ook in ons geval kunnen zijn. Als wij in God geloven maar God niet gehoorzamen, is zulk een „geloof afgescheiden van werken inactief” (Jak. 2:20). Ons geloof dient te zijn als dat van Abraham, tot volmaaktheid gebracht door zijn werken. — Jak. 2:21, 22.
TOON GELOOF
3 In november willen wij ons levende geloof tonen door werken in de velddienst. Om ons te helpen, heeft Jehovah edelmoedig een doeltreffend instrument verschaft, het nieuwe traktaat Verlichting van druk — Is dat mogelijk? Hoe voortreffelijk zou het zijn als wij in november een nieuwe bijbelstudie zouden kunnen oprichten. Houd in gedachten dat je aan sterk geïnteresseerde personen ook de twee nieuwste tijdschriften kunt aanbieden.
4 Ondanks goede voornemens kunnen wij ongeregeld worden in onze velddienstactiviteit. Hoe kunnen wij deze mogelijke valstrik vermijden? Door Jehovah na te volgen. Jakobus beschrijft Jehovah als „de Vader der hemelse lichten”, bij wie „geen verandering van het keren van de schaduw” is (Jak. 1:17). Hij is een God van orde, onveranderlijkheid en betrouwbaarheid. Om thuis, op school en op ons werk de dingen klaar te krijgen, houden wij ons aan een vaste regelmaat. Dat het verstandig is dingen volgens schema te doen, lijdt geen twijfel. Wij kunnen Jehovah’s voorbeeld van orde navolgen door een weekschema op te stellen waarin vaste periodes zijn ingeruimd om ons geloof door werken in het veld te tonen.
5 Waarom bijvoorbeeld niet in november een gezinsschema uitgewerkt waarmee jullie iedere week drie uur of langer aan de velddienst kunnen deelnemen, of waardoor misschien de hulppioniersdienst in december mogelijk wordt? Als hulppionier behoef je er gemiddeld per dag slechts twee uur aan te besteden de mensen in het gebied geestelijk te helpen. Sommige broeders en zusters nemen deze dienst dikwijls, soms zelfs iedere maand op zich. Eén broeder schreef onlangs aan
-