De „heilige plaats” van de christenheid zal binnenkort verwoest worden
DE VERWOESTING van religieuze bouwwerken gedurende oorlogen, aardbevingen, stormen en dergelijke, wordt door veel religieuze mensen als een grote schok ervaren. En zelfs mensen die de verwoeste bouwwerken niet als heilig beschouwen, kunnen droevig gestemd zijn wegens het feit dat indrukwekkende kunstwerken zijn vernietigd. Welk een schok zou het dus geven als alle heilige gebouwen van de christenheid plotseling zouden verdwijnen! Hoe verbazingwekkend dit ook mag schijnen, toch geeft de bijbel te kennen dat dit binnenkort zal gebeuren.
Deze toekomstige gebeurtenis had een historische parallel in de eerste eeuw G.T. Jeruzalem en zijn schitterende tempel werden destijds volledig vernietigd. Het was voor Aäronische priesters niet langer mogelijk offers te brengen op het altaar. Ook waren de annalen verdwenen op grond waarvan iemand zijn afstamming van Aäron kon vaststellen en aanspraak kon maken op het wettelijke recht als priester dienst te verrichten. Het joodse samenstel van dingen dat eeuwenlang had bestaan, kwam definitief aan zijn eind. Sinds de verwoesting van Jeruzalem in de eerste eeuw G.T. hebben de joden hun aanbidding niet kunnen uitoefenen op de wijze die in de Mozaïsche wet werd uiteengezet.
Jezus Christus, de grootste profeet die ooit op aarde heeft rondgewandeld, had deze ontstellende ontwikkeling voorzegd. Hij zei over datgene wat Jeruzalem zou overkomen: „Zij zullen in u geen steen op de andere laten” (Luk. 19:44). Bij een andere gelegenheid merkte Jezus met betrekking tot de tempel op: „Hier zal geenszins een steen op de andere worden gelaten die niet afgebroken zal worden.” — Matth. 24:2.
Opdat zijn discipelen aan die verschrikkelijke rampspoed zouden kunnen ontkomen, gaf Jezus Christus de volgende waarschuwing: „Wanneer gij . . . het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt, waarover door bemiddeling van de profeet Daniël gesproken is, in een heilige plaats ziet staan (de lezer gebruike onderscheidingsvermogen), laten dan zij die in Judéa zijn, naar de bergen vluchten.” — Matth. 24:15, 16.
In het jaar 66 G.T. kon er overeenkomstig Jezus’ woorden gehandeld worden. In dat jaar stonden de Romeinse legers onder Cestius Gallus in een „heilige plaats”, dat wil zeggen, Jeruzalem en zijn omgeving. (Vergelijk Matthéüs 4:5; 27:53.) De Romeinse legers kwamen de stad zelf binnen en begonnen zelfs de tempelmuur te ondergraven — een daad die erop neerkwam dat zij iets aanvielen wat de joden als bijzonder „heilig” beschouwden. In werkelijkheid hadden Jeruzalem en zijn tempel hun heilige positie bij God reeds verloren. Het was zoals Jezus Christus voordien had gezegd: „Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en de tot u uitgezondenen stenigt — hoe dikwijls heb ik uw kinderen willen vergaderen op de wijze waarop een hen haar broedsel van kuikens onder haar vleugels vergadert, maar gijlieden hebt het niet gewild! Ziet! Uw huis wordt u verlaten achtergelaten.” — Luk. 13:34, 35.
Voor de joden was Jeruzalem echter nog steeds een „heilige plaats”. De aanwezigheid van de Romeinse legers in deze „heilige plaats” was derhalve walgelijk. Hier kwam nog bij dat de Romeinse legers niet uit liefde voor de ware God tegen Jeruzalem waren opgetrokken. De Romeinse legers werden dan ook terecht profetisch als het „walgelijke ding” aangeduid.
EEN TOEKOMSTIGE VERVULLING IN ONZE TIJD
De profetie betreffende het Jeruzalem uit de oudheid is niet beperkt tot de tijd dat de Romeinse legers tegen de stad optrokken en vervolgens wegtrokken, waardoor de tot het christendom bekeerde joden in staat werden gesteld naar de bergen te vluchten voordat de ’walgelijke verwoester’ terugkeerde en de stad in 70 G.T. verwoestte. Een beschouwing van de rest van Jezus’ woorden (in Matthéüs 24) onthult dat ze een toekomstige toepassing hebben, want hij sprak over zijn komst „met kracht en grote heerlijkheid”. Als gevolg van die komst zouden „alle stammen der aarde zich in weeklacht slaan” wegens de rampspoedige gevolgen van hun weigering zich aan hem als Koning te onderwerpen (Matth. 24:30). Dit gebeurde niet in verband met de vernietiging van Jeruzalem in het jaar 70 G.T.
Datgene wat het Jeruzalem uit de oudheid overkwam, moet dus een afschaduwing zijn geweest van een veel grotere verdrukking die over het gehele menselijke samenstel van dingen zou komen, waardoor degenen die hier de nadelige gevolgen van zouden ondervinden, ertoe gebracht zouden worden hevig te weeklagen. Die komende verdrukking zal in de volste zin van het woord overeenstemmen met Jezus’ beschrijving: „Er zal dan zulk een grote verdrukking zijn als er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen.” — Matth. 24:21.
Het Jeruzalem uit de oudheid moet dus een hedendaags tegenbeeld hebben. Wat zou dat kunnen zijn? De stad Jeruzalem bezat een heilige status omdat ze het religieuze centrum was van een volk dat beweerde in een verbondsverhouding tot God te staan. Het hedendaagse tegenbeeld moet dus eveneens beweren zich in een verbondsverhouding tot de Allerhoogste te verheugen. Beweren de religieuze stelsels van de christenheid niet christelijk te zijn en dientengevolge met God in het „nieuwe verbond” te zijn opgenomen? (Hebr. 9:15) Maar wordt door hun handelwijze niet onthuld dat ze, evenals het ontrouwe Jeruzalem, hun bewering logenstraffen?
De christenheid heeft zich tot een vriend van de wereld gemaakt. Ze heeft bereidwillig deelgenomen aan de oorlogen en de corrupte politiek van de wereld. God beziet haar derhalve als onrein. De bijbel zegt: „Overspeelsters, weet gij niet dat de vriendschap met de wereld vijandschap met God is? Al wie daarom een vriend van de wereld wil zijn, maakt zich tot een vijand van God” (Jak. 4:4). De christenheid maakt derhalve deel uit van het wereldomvattende religieuze stelsel dat in de Schrift als een „hoer”, „Babylon de Grote”, wordt beschreven (Openb. 17:1-5). Wat is echter de „heilige plaats” van de christenheid?
DE „HEILIGE PLAATS” VAN DE CHRISTENHEID
Dit is een symbolische plaats die alles vertegenwoordigt wat door de religies van de christenheid wordt beheerst en als heilig wordt beschouwd — het gehele terrein van hun werkzaamheden en vermeende religieuze rechten. De geestelijken van de christenheid beschouwen zichzelf als Gods speciale vertegenwoordigers ten aanzien van de mensen, die er derhalve recht op hebben als een bevoorrechte klasse behandeld te worden, zonder zich van de plichten en verantwoordelijkheden te kwijten waaraan de rest van de bevolking zich moet onderwerpen. In tegenstelling tot Jezus’ vermaning zich niet zulke titels als „Rabbi”, „Leider” en „Vader” aan te meten, beschouwen zij het als hun recht met „Vader”, „Eerwaarde” en dergelijke aangesproken te worden (Matth. 23:8-10). De religieuze stelsels van de christenheid hebben over de gehele aarde schitterende bouwwerken opgetrokken. Ze hebben ook in andere vormen grote rijkdommen vergaard. In veel landen is voor deze uitgestrekte bezittingen, wegens de zogenaamde heilige status ervan, vrijstelling verleend van de heffingen en belastingen die bedrijven in het algemeen worden opgelegd.
De „heilige plaats” van de christenheid zal echter binnenkort binnengevallen en vernietigd worden. Ze is in de ogen van God beslist niet heiliger dan Jeruzalem en zijn tempel vóór hun vernietiging in 70 G.T. De religies van de christenheid zullen van het terrein van hun werkzaamheden worden beroofd en het toezicht over alles verliezen. Er zal geen rekening worden gehouden met welke vermeende religieuze rechten maar ook. Wie of wat zal de ’walgelijke verwoester’ zijn die binnenkort in de „heilige plaats” van de christenheid zal gaan staan en haar zal vernietigen?
DE WALGELIJKE VERWOESTER
De bijbel wijst op een organisatie die de gebreken en zwakheden van het gehele hedendaagse politieke stelsel weerspiegelt. Deze organisatie wordt als het „beeld van het wilde beest” aangeduid en wordt zelf als een „scharlakengekleurd wild beest” afgebeeld (Openb. 13:15; 17:3). Het „wilde beest” waarvan het „scharlakengekleurde wilde beest” het „beeld is”, wordt in de Schrift afgebeeld als ’gelijkend op een luipaard’, met poten „als die van een beer” en een muil „als een leeuwemuil” (Openb. 13:2). Door deze beschrijving te vergelijken met wat in Daniël 7:3-7, 17-23 wordt verklaard, kunnen wij zien dat het „wilde beest” een combinatie van beesten is, zoals die welke in het boek Daniël worden genoemd. Die beesten worden specifiek als koningen of koninkrijken geïdentificeerd.
Het „wilde beest” uit de „zee” moet derhalve een afbeelding vormen van het wereldomvattende politieke stelsel dat uit de „koningen” of regeringsmachten op aarde bestaat. Er wordt over gezegd dat het „tien horens en zeven koppen [heeft], en op zijn horens tien diademen, maar op zijn koppen lasterlijke namen” (Openb. 13:1). Satans eeuwenoude politieke organisatie heeft dan ook eeuwenlang de ware God gelasterd.
De identificatie van het „wilde beest” verschaft de sleutel voor het vaststellen van de identiteit van het „beeld” ervan. Welke organisatie is thans het „beeld” of de weerspiegeling van het wereldomvattende politieke stelsel? Is het niet de organisatie der Verenigde Naties? Weerspiegelt die organisatie niet de gebreken en onvolmaaktheden van het politieke stelsel van de wereld?
De bijbel zegt dat een hoer, „Babylon de Grote”, op de rug rijdt van het „scharlakengekleurde wilde beest” ofte wel het politieke „beeld” van het „wilde beest”, dat wil zeggen de Verenigde Naties van thans. Toen de organisatie der Verenigde Naties ontstond, gaf „Babylon de Grote”, waarvan de religies der christenheid het dominerende deel zijn, er haar steun aan, terwijl ze deze organisatie als ’s mensen enige hoop op vrede en veiligheid beschouwde. Ze zag naar die organisatie op om conflicten te voorkomen die haar uitroeiing tot gevolg zouden kunnen hebben. Op deze wijze is de organisatie der Verenigde Naties als een rijdier onder haar geweest. Ze heeft erop vertrouwd zoals een paardrijder op zijn paard vertrouwt.
„Babylon de Grote” zal echter een bittere teleurstelling meemaken. Ze zal een voorwerp van haat worden. Openbaring 17:16 zegt met betrekking tot datgene wat het „scharlakengekleurde wilde beest” haar zal aandoen: „De tien horens die gij gezien hebt, en het wilde beest, die zullen de hoer haten en zullen haar woest en naakt maken, en zij zullen haar vleesdelen opeten en zullen haar geheel met vuur verbranden.”
Volgens Openbaring 17:12 zijn de „tien horens” „tien koningen”. Aangezien tien in de symbolische taal van de bijbel een getal van volledigheid is (te vergelijken met tien tenen en tien vingers), zal een volledig aantal aardse heersers, niet een minderheid, zich tegen de religies van de christenheid en de rest van „Babylon de Grote” keren. De symbolische „tien koningen” zullen echter niet de enigen zijn die zo agressief zullen optreden. De gehele organisatie die door het „scharlakengekleurde wilde beest” (de Verenigde Naties) wordt afgebeeld, zal dit doen.
De ’verwoester’ zal niet uit liefde voor God tegen de religies van de christenheid optreden. Maar God zal de situatie zo manoeuvreren dat de verwoester Zijn doel dient door religies te verwoesten die alleen in naam „christelijk” zijn. De verwoester zal uitsluitend uit zelfzuchtige beweegredenen handelen. Hij heeft een volslagen minachting voor de kerkstelsels van de christenheid. Maar aangezien deze religieuze organisaties beweren de ware God te vertegenwoordigen, zal de verwoester ook in haat optreden tegen Degene die ze voorgeven te dienen. Deze kwaadaardige, beestachtige houding tegen God en de wijze waarop de verwoester Zijn naam ’lastert’ maken hem tot een ’walgelijk ding’ van Jehovah’s standpunt uit bezien.
DOE THANS STAPPEN
Dat „Babylon de Grote” en het „walgelijke ding” geïdentificeerd kunnen worden, toont aan dat er geen tijd te verliezen is om uit de religieuze organisaties van de christenheid weg te trekken. Dit is geen vlucht naar een andere geografische plaats, zoals in de eerste eeuw G.T. „Babylon de Grote” is niet tot één geografische plaats beperkt, maar is een wereldomvattend religieus rijk. Uit de religieuze stelsels van de christenheid te vluchten, betekent derhalve alle banden met deze stelsels te verbreken en zich als een ware discipel van de Heer Jezus Christus te identificeren.
Niemand dient zijn vlucht uit te stellen totdat het „walgelijke ding” de „heilige plaats” van de christenheid werkelijk begint binnen te vallen. Aangezien het niet noodzakelijk is naar een andere geografische plaats te vluchten, dient men geen historische ontwikkeling te verwachten die overeenkomt met de terugtrekking van de Romeinse legers toen ze in 66 G.T. de belegering van Jeruzalem ophieven. Toen de Romeinse legers verschenen en weer wegtrokken, werd het „walgelijke ding” positief geïdentificeerd en werden de christelijke joden in staat gesteld in overeenstemming te handelen met Jezus’ waarschuwing om te vluchten.
Wanneer iemand thans heeft vastgesteld dat de religieuze stelsels van de christenheid deel uitmaken van „Babylon de Grote” en beseft dat het „walgelijke ding” op het punt staat in haar „heilige plaats” te gaan staan, dient hij in overeenstemming te handelen met het gebod dat in Openbaring 18:4 staat opgetekend: „Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen, en indien gij geen deel van haar plagen wilt ontvangen.”
Hebt u dit reeds gedaan? Zo niet, stel dit dan niet uit. De heilige plaats van de christenheid — het terrein van haar werkzaamheden en haar vermeende religieuze rechten — zal spoedig verwoest worden.
[Illustratie op blz. 70]
De verwoesting van Jeruzalem en zijn tempel in 70 G.T. door de Romeinse legers, was een afschaduwing van een grotere verdrukking die binnenkort over de christenheid zal komen