Jehovah verdient eeuwige lof
„De gehele dag wil ik u zegenen, en ik wil uw naam loven tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig.” — PSALM 145:2.
1. Waarom had David veel redenen om Jehovah te loven?
JEHOVAH’S loyale dienstknecht David had veel redenen om God te loven. Deze welbekende koning van het oude Israël kende Jehovah’s grootheid en goedheid en besefte dat Zijn koningschap eeuwig was. De Allerhoogste verdiende lof omdat hij de begeerte verzadigt van al wat leeft en zijn getrouwe dienstknechten barmhartigheid betoont.
2. (a) Hoe is Psalm 145 gerangschikt? (b) Welke vragen zullen wij beschouwen?
2 In de 145ste psalm deed David God deze lof toekomen. Elk vers van deze acrostische psalm begint met een volgende letter van het Hebreeuwse alfabet, hoewel één letter (noen) werd weggelaten. De acrostische rangschikking kan als geheugensteun hebben gediend. Psalm 145 verheerlijkt Jehovah, zoals tot uitdrukking wordt gebracht in de woorden: „De gehele dag wil ik u zegenen, en ik wil uw naam loven tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig” (Psalm 145:2). Maar welke uitwerking kan deze psalm op ons hebben? Wat kan deze psalm bewerkstelligen voor onze verhouding met God? Laten wij, om dit te weten te komen, eerst 145 vers 1 tot en met 10 beschouwen.
Jehovah’s grootheid is ondoorgrondelijk
3. Wat zijn wij, net als David, ’onze God de Koning’ verschuldigd, en waarom?
3 David was een koning, maar met de volgende woorden erkende hij Jehovah als zijn soeverein: „Ik wil u verhogen, o mijn God de Koning, en ik wil uw naam zegenen tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig” (Psalm 145:1). Met een soortgelijke eerbied verheffen Jehovah’s Getuigen de naam van God en loven zij hem over de gehele aarde. Ons leven wordt verrijkt door onze deelname aan deze activiteit. Evenals David zijn wij Jehovah als ’onze God de Koning’ gehoorzaamheid en onderworpenheid verschuldigd. En waarom niet? Hij is de „Koning der eeuwigheid” (Openbaring 15:3). Bovendien verschaft de Grotere David, Jezus Christus, die sinds 1914 vanaf de hemelse berg Sion regeert, ons een schitterend voorbeeld van onderworpenheid aan Jehovah, de Eeuwige Koning.
4. Hoe kunnen wij ’Gods naam zegenen’?
4 David zei dat hij ’Gods naam wilde zegenen’. Hoe kan slechts een mens dit doen? Welnu, onder andere betekent iemand zegenen, goed van hem spreken. Gods naam zegenen duidt erop dat wij hem en zijn heilige naam, Jehovah, heel erg liefhebben. Wij klagen nooit over God, hebben nooit iets op hem aan te merken, trekken zijn goedheid nooit in twijfel. Alleen als wij die geesteshouding hebben, ons aan Jehovah hebben opgedragen en als zijn gedoopte Getuigen onze rechtschapenheid bewaren, kunnen wij met David zeggen dat wij ’Gods naam voor eeuwig willen zegenen’. Indien wij ons in Gods liefde bewaren, zullen wij de gave van eeuwig leven ontvangen en aldus Jehovah eeuwig kunnen zegenen. — Judas 20, 21.
5. Welke uitwerking dient het verlangen Jehovah „de gehele dag” te zegenen, op ons te hebben?
5 Als wij onze Levengever werkelijk liefhebben, zullen wij met David zeggen: „De gehele dag wil ik u zegenen, en ik wil uw naam loven tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig” (Psalm 145:2). Wat leeg zou een dag zijn als wij God niet zouden zegenen! Mogen wij het nooit zo druk hebben of ons zo bezorgd maken over materiële dingen dat wij nalaten dagelijks goed te spreken van onze hemelse Vader of tot hem te bidden. Jezus gaf te kennen dat wij elke dag dienen te bidden toen hij in het Modelgebed zei: „Geef ons ons brood voor de dag naar de dag het vereist” (Lukas 11:3). Velen die in de volle-tijddienst zijn, loven God dagelijks wanneer zij aan de christelijke bediening deelnemen. Maar wat onze omstandigheden ook zijn, ons hart dient ons ertoe te bewegen God elke dag op de een of andere wijze te loven. En bedenk eens! Als Jehovah’s opgedragen getuigen die de hoop hebben op eeuwig leven, hebben wij het schitterende vooruitzicht zijn naam voor eeuwig te loven. — Johannes 17:3.
6. Waarom is Jehovah „zeer te loven”?
6 Wij hebben beslist reden om God de gehele dag te loven, want David voegde eraan toe: „Jehovah is groot en zeer te loven, en zijn grootheid is ondoorgrondelijk” (Psalm 145:3). Jehovah is zo groot dat hij niet te evenaren is, en zijn soevereiniteit is absoluut. De Babylonische koning Nebukadnezar moest toegeven: „Er bestaat niemand die [Gods] hand kan tegenhouden of die tot hem kan zeggen: ’Wat hebt gij gedaan?’” (Daniël 4:34, 35) Jehovah „is vrees inboezemend boven alle andere goden” (Psalm 96:4). Geen wonder dat hij „zeer te loven” is. Ja, voor het prijzen van Jehovah zijn geen woorden van lof te verheven! Hij verdient onbeperkte, eeuwige lof.
7. Waardoor wordt bewezen dat Gods ’grootheid ondoorgrondelijk is’?
7 Jehovah’s „grootheid is ondoorgrondelijk”. Ongeacht hoe groot hij lichamelijk is, zijn grootheid berust op de soort van God die hij is. Ja, de dingen die hij heeft geschapen zijn te wonderbaar voor ons om ze te begrijpen, en wijzelf zijn ’wonderbaar gemaakt’ (Psalm 139:14; Job 9:10; 37:5). Hoe verheven gedraagt Jehovah God zich bovendien! Hij komt getrouw zijn beloften na en onthult liefdevol zijn voornemens. Toch zullen wij nooit alles omtrent God weten. In alle eeuwigheid zullen wij kunnen toenemen in kennis van hem, zijn schepping en zijn voornemens. — Romeinen 11:33-36.
Prijs Jehovah’s werken
8. (a) Hoe heeft „geslacht na geslacht” Jehovah’s werken geprezen? (b) Hoe zullen onze kinderen, als wij hen over Jehovah’s werken en daden onderrichten, de aanbidding van hem naar alle waarschijnlijkheid bezien? (c) Wat heeft het gezalfde overblijfsel als een vreugdevol „geslacht” gedaan?
8 Er kan zo veel gezegd worden om onze ondoorgrondelijk grote God te loven dat David ertoe bewogen werd te zeggen: „Geslacht na geslacht zal zich prijzend uitlaten over uw werken, en over uw machtige daden zullen zij vertellen” (Psalm 145:4). Het ene geslacht van de mensheid na het andere heeft Jehovah’s werken geprezen en zijn machtige daden verhaald. Wat een voorrecht is het deze dingen te vertellen aan degenen bij wie wij huisbijbelstudies leiden! Wij kunnen hun bijvoorbeeld vertellen dat God alle dingen heeft geschapen (Genesis 1:1–2:25; Openbaring 4:11). Wij kunnen spreken over zijn machtige daden toen hij de Israëlieten uit Egyptische knechtschap bevrijdde, hen hielp de Kanaänitische vijanden te verslaan, hen ervoor behoedde in het oude Perzië als volk uitgeroeid te worden, en nog veel meer (Exodus 13:8-10; Rechters 4:15; Esther 9:15-17). En worden wij er niet toe bewogen onze kinderen over Jehovah’s werken en daden te vertellen? Als wij onze kinderen zulk onderricht geven en zij ons God vol vreugde zien dienen, zullen zij de aanbidding van hem naar alle waarschijnlijkheid als iets heel fijns bezien en opgroeien met ’de vreugde van Jehovah als hun vesting’ (Nehemia 8:10; Psalm 78:1-4). Het gezalfde overblijfsel vormt een vreugdevol „geslacht” van Jehovah’s Getuigen dat Gods werken aanprijst aan de „grote schare”, die deel uitmaakt van het geslacht dat de Paradijsaarde zal bewonen. — Openbaring 7:9.
9. Waarvan kunnen wij zeker zijn als wij over Gods werken en machtige daden nadenken?
9 Als wij over Gods werken en machtige daden nadenken, raken wij er zelfs nog meer van overtuigd dat ’Jehovah zijn volk niet in de steek zal laten ter wille van zijn grote naam’ (1 Samuël 12:22; Psalm 94:14). Wanneer wij beproevingen, ontberingen en vervolging onder de ogen moeten zien, kunnen wij rustig zijn en erop vertrouwen dat „de vrede van God” ons hart en onze geestelijke vermogens zal behoeden (Filippenzen 4:6, 7). Hoe passend is het dus dat wij anderen over onze liefdevolle, beschermend optredende hemelse Vader vertellen!
10. Wat is bij Jehovah’s „wonderwerken” inbegrepen, en welk nut werpt het voor ons af erover te mediteren?
10 Wij moeten er de tijd voor nemen om over Jehovah’s majesteit en werken te mediteren, want David voegde eraan toe: „De glorierijke pracht van uw waardigheid en de aangelegenheden van uw wonderwerken, daarmee wil ik mij bezighouden” (Psalm 145:5). Gods waardigheid is vrees inboezemend en ongeëvenaard (Job 37:22; Psalm 148:13). David hield zich derhalve bezig met de glorierijke pracht van Jehovah’s waardigheid. De psalmist hield zich ook bezig met aangelegenheden van Gods „wonderwerken”. Hiertoe behoorde onder meer de tenuitvoerlegging van goddelijke gerechtigheid door zondaars te verdelgen en de godvruchtigen te sparen, zoals ten tijde van de Vloed (Genesis 7:20-24; 2 Petrus 2:9). Over zulke aangelegenheden mediteren, versterkt onze verhouding met Jehovah en stelt ons in staat anderen over zijn waardigheid en wonderwerken te vertellen. Gedurende de veertig dagen dat Jezus in de wildernis was, werd hij gesterkt om het hoofd te bieden aan verzoeking door te mediteren over de dingen die onder zijn aandacht waren gebracht toen de hemelen voor hem geopend werden (Mattheüs 3:13–4:11). Daarna sprak hij met anderen over Jehovah’s waardigheid en wonderwerken.
11. (a) Waarom was er schrik op de inwoners van Jericho gevallen? (b) Vervuld van welke geest spreken Jehovah’s Getuigen over Gods „vrees inboezemende dingen” en zijn „grootheid”?
11 Wanneer wij over Gods waardigheid en werken spreken, bewegen wij anderen ertoe daarover te spreken. David zei: „En zij zullen praten over de sterkte van úw vrees inboezemende dingen; en wat uw grootheid betreft, die wil ik bekendmaken” (Psalm 145:6). Rachab sprak over de schrik die op de inwoners van Jericho was gevallen toen zij hoorden hoe Jehovah de Israëlieten bij de Rode Zee had bevrijd en hen de overwinning op twee Amoritische koningen had geschonken. Er moet in Jericho veel gepraat zijn over zulke „vrees inboezemende dingen” (Jozua 2:9-11). En stellig zal de ophanden zijnde „grote verdrukking” vrees inboezemend zijn (Mattheüs 24:21). Maar de dingen die angstaanjagend zijn voor van God vervreemde mensen, vervullen rechtvaardige harten met „de vrees voor Jehovah”, een gezond ontzag voor hem (Spreuken 1:7). Vervuld van zo’n eerbiedige geest spreken Jehovah’s Getuigen over manifestaties van Gods macht. Ja, de grote Wonderdoener is het voornaamste onderwerp van gesprek tussen de gezalfden en hun aardse metgezellen! En zelfs vervolging weerhoudt hen er niet van anderen over deze dingen en de „grootheid” van Jehovah te vertellen. — Handelingen 4:18-31; 5:29.
Loof Jehovah om zijn goedheid
12. Hoe brengt Jehovah’s goedheid ons ertoe de vermelding ervan ’overvloediglijk uit te storten’?
12 God verdient niet alleen lof wegens zijn grootheid maar ook wegens zijn goedheid en rechtvaardigheid. Daarom zei David: „De vermelding van de volheid van uw goedheid zullen zij overvloediglijk uitstorten, en wegens uw rechtvaardigheid zullen zij een vreugdegeroep aanheffen” (Psalm 145:7). Jehovah’s goedheid is zo groot dat wij de vermelding ervan „overvloediglijk uitstorten” in vreugdevolle bewoordingen. In het Hebreeuws ligt de gedachte opgesloten van water dat met kracht uit een bron stroomt. Moge onze dankbare lofzang voor God dus als een krachtige stroom uit onze mond borrelen (Spreuken 18:4). De Israëlieten vergaten tot hun grote geestelijke schade Jehovah’s goedheid (Psalm 106:13-43). Maar moge ons hart zo overvloeien van dankbaarheid dat anderen tot berouw komen nadat zij vernomen hebben hoe goed Jehovah voor zijn opgedragen Getuigen is. — Romeinen 2:4.
13. Welke uitwerking dienen tentoonspreidingen van goddelijke gerechtigheid en rechtvaardigheid op ons te hebben?
13 Mogen tentoonspreidingen van goddelijke gerechtigheid en rechtvaardigheid ons er ook toe bewegen een vreugdegeroep aan te heffen. Als wij er zo over denken, zullen wij niet alleen eerst Gods koninkrijk, maar ook Zijn rechtvaardigheid zoeken. Wij zullen altijd graag willen dat ons gedrag Jehovah lof toebrengt. Ja, wij zullen geregelde Koninkrijksverkondigers zijn die volop te doen hebben in Gods dienst. Onze lof voor Jehovah zal nooit begraven worden in een graf van stilte en vergetelheid. — Mattheüs 6:33; 1 Korinthiërs 15:58; Hebreeën 10:23.
Jehovah is barmhartig
14. Waaruit blijkt dat ’Jehovah goedgunstig en barmhartig is’?
14 Nog meer lofwaardige hoedanigheden van God aanvoerend, zei David: „Jehovah is goedgunstig en barmhartig, langzaam tot toorn en groot in liefderijke goedheid” (Psalm 145:8). God is goedgunstig omdat hij volkomen goed en edelmoedig is (Mattheüs 19:17; Jakobus 1:5). Hij doet zelfs goede dingen voor degenen die hem niet dienen (Handelingen 14:14-17). Jehovah is ook barmhartig, meedogend, „gedachtig dat wij stof zijn”. Hij veracht een verbrijzeld hart niet en doet ons ook niet naar onze zonden, maar is veel barmhartiger dan de meest liefdevolle menselijke vader (Psalm 51:17; 103:10-14). Ja, als de grootste tentoonspreiding van barmhartigheid zond hij zijn geliefde Zoon, opdat deze voor ons zou sterven, zodat wij met God verzoend zouden kunnen worden en zijn goedgunstigheid werkelijk zouden kunnen smaken! — Romeinen 5:6-11.
15. Waarom kan er gezegd worden dat Jehovah God „langzaam tot toorn” en „groot in liefderijke goedheid” is?
15 Onze hemelse Vader is langzaam tot toorn. Hij laat niet de vrije loop aan blinde woede. Jehovah is ook „groot in liefderijke goedheid”. Hier duidt het Hebreeuws op goedheid die voortspruit uit liefde en zich aan een object hecht. Het doet dit net zo lang totdat het doel met betrekking tot dat object bereikt is. Een andere weergave is „loyale liefde”. Gods liefderijke goedheid, of loyale liefde, wordt onder andere tentoongespreid in daden van bevrijding, bewaring, bescherming, verlichting van moeilijkheden en herstel van zonde door middel van het loskoopoffer (Psalm 6:4; 25:7; 31:16, 21; 40:11; 61:7; 119:88, 159; 143:12; Johannes 3:16). Het feit dat Jehovah de ’oorlog in de hemel’ niet direct in Armageddon heeft doen overgaan, maakt het voor grote menigten mogelijk redding te verwerven, een geweldige uiting van Gods liefderijke goedheid. — Openbaring 12:7-12; 2 Petrus 3:15.
16. Hoe heeft Jehovah bewezen „goed jegens allen” te zijn?
16 Met het oog op Gods barmhartigheid kan er gezegd worden dat hij groothartig is. David riep uit: „Jehovah is goed jegens allen, en zijn barmhartigheden zijn over al zijn werken” (Psalm 145:9). Ja, God was goed jegens de Israëlieten. Trouwens, „hij laat zijn zon opgaan over goddelozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen” (Mattheüs 5:43-45). In Eden beloofde Jehovah een „zaad” dat een zegen zou zijn. Later zei hij tot Abraham: „Door bemiddeling van uw zaad zullen alle natiën der aarde zich stellig zegenen” (Genesis 3:15; 22:18). En Gods goedheid is in deze „tijd van het einde” zo groot dat een ieder kan ’komen en het water des levens om niet kan nemen’ (Daniël 12:4; Openbaring 22:17). Jehovah is bereid goed te doen jegens alle met verstand begiftigde schepselen, en zijn goedheid dient ons steeds dichter tot hem te trekken.
17. In welke zin zijn Jehovah’s ’barmhartigheden over al zijn werken’?
17 Jehovah’s „barmhartigheden zijn over al zijn werken” in die zin dat hij ruimschoots voorzieningen treft voor mensen en dieren. Hij is Degene „die voedsel geeft aan alle vlees” (Psalm 136:25; 147:9). God is niet iemand die de rijken eert en de onderdrukten geringschat, de hoogmoedigen verheerlijkt en de nederigen veracht, de dwazen verheft en de wijzen vernedert. Zondige mensen doen dat, maar onze barmhartige hemelse Vader niet (Psalm 102:17; Zefanja 3:11, 12; Prediker 10:5-7). En hoe groot zijn Gods barmhartigheid, goedheid en liefderijke goedgunstigheid doordat hij redding mogelijk maakt door middel van het loskoopoffer van zijn geliefde Zoon! — 1 Johannes 4:9, 10.
Loyalen zegenen Jehovah
18. (a) Hoe „prijzen” Gods werken hem? (b) Wanneer dienen wij ertoe bewogen te worden Jehovah te prijzen?
18 God verdient het door alles en iedereen geprezen te worden. David bracht het als volgt onder woorden: „Al uw werken zullen u prijzen, o Jehovah, en uw loyalen zullen u zegenen” (Psalm 145:10). Gods scheppingswerken „prijzen” hem, zoals een goedgebouwd huis de bouwer ervan tot eer strekt en een mooie vaas de bekwame pottenbakker die haar heeft gemaakt. (Vergelijk Hebreeën 3:4; Jesaja 29:16; 64:8.) Jehovah’s scheppingswerken zijn zo wonderbaar dat ze engelen en mensen ertoe bewogen hebben hem te prijzen. Engelenzonen van God betuigden juichend hun instemming toen hij de aarde grondvestte (Job 38:4-7). David zei dat ’de hemelen de heerlijkheid van God bekendmaken en het uitspansel het werk van zijn handen vertelt’ (Psalm 19:1-6). Wij kunnen Jehovah beslist prijzen wanneer wij zien hoe een valk hoog boven ons in zweefvlucht rondcirkelt en een gazelle met grote sprongen over een groene heuvel snelt (Job 39:26; Hooglied 2:17). Het is passend Jehovah te loven wanneer wij de oogst van het veld binnenhalen of samen met vrienden een maaltijd gebruiken (Psalm 72:16; Spreuken 15:17). Ons schitterend ontworpen lichaam kan ook uitingen van dankbare lof aan God ontlokken. — Psalm 139:14-16.
19. Wie zijn de „loyalen”, en wat doen zij?
19 In deze tijd zegenen Jehovah’s met de geest gezalfde „loyalen” op aarde hem. Zij spreken goed van hem en verlangen er vurig naar te zien dat zijn wil op aarde evenals in de hemel geschiedt (Mattheüs 6:9, 10). Terwijl de gezalfden anderen over Gods wonderwerken vertellen, reageert de grote schare hier in steeds toenemende aantallen op. Samen met de gezalfde loyalen dienen zij ijverig als Koninkrijksverkondigers. Wordt u er uit dankbaarheid toe bewogen tot lof van God een geregeld aandeel aan dit werk te hebben?
20. (a) Hoe zal Jehovah’s naam geheiligd worden? (b) Welke vragen in verband met Psalm 145 moeten nog beschouwd worden?
20 Als Jehovah’s Getuigen zijn wij wat het loven van God betreft net als David. Voor ons zijn de heiliging van Jehovah’s heilige naam en het loven van die naam aangelegenheden van buitengewoon groot belang. Aangezien de goddelijke naam door Gods koninkrijk zal worden geheiligd, is deze bijbelse leer van het Koninkrijk een in het oog vallend kenmerk van het goede nieuws dat wij bekendmaken. Verschaft Psalm 145 geestelijke verlichting in dit opzicht? Wat zal onze bespreking van de rest van deze psalm onthullen? Op welke andere manieren levert deze psalm het bewijs dat Jehovah eeuwige lof verdient?
Wat zijn uw commentaren?
◻ Hoe kunnen wij Jehovah’s naam zegenen?
◻ Wat zijn enkele van Gods prijzenswaardige werken?
◻ Hoe zullen wij handelen als wij Jehovah’s goedheid waarderen?
◻ Op welke manieren is Gods barmhartigheid getoond?
[Illustratie op blz. 12]
Vertelt u uw kinderen over Jehovah’s machtige daden, net zoals de godvruchtige ouders in het oude Israël dit deden?
[Illustratie op blz. 15]
Zoals een goedgebouwd huis de bouwer ervan tot eer strekt, zo brengen Jehovah’s scheppingswerken Hem lof