AARDBEVING
Een plotseling beven of schudden van het aardoppervlak veroorzaakt door krachten in het inwendige van de aarde. Het Hebreeuwse zelfstandig naamwoord raʹʽasj heeft niet alleen betrekking op een „aardbeving” (1Kon 19:11; Am 1:1), maar ook op het ’gedreun’ van een stampend leger (Jes 9:5, vtn.), het „ratelen” van strijdwagens of het „geratel” van een werpspies (Jer 47:3; Job 41:29) en het „gestamp” van paarden (Job 39:24). Het Griekse seiʹsmos (aardbeving) duidt op een beven, schudden of trillen. — Mt 27:54; vgl. Mt 27:51; 28:4; Opb 6:13.
In de bijbel wordt vaak melding gemaakt van bevingen en trillingen van de aarde. Voor een deel werden ze door natuurlijke geologische processen veroorzaakt (Za 14:5), maar soms werden ze rechtstreeks door God bewerkt om een oordeel te voltrekken of om ten behoeve van zijn dienstknechten op te treden. De geologische gesteldheid van het gebied verklaart de seismische activiteit die Israël in het verleden heeft gekend en die nog steeds niet tot een eind is gekomen.
Het tempelgebied in Jeruzalem ligt in een zone waar de aardkorst zwakke plaatsen vertoont. De al-Aksa-moskee (niet de Koepel van de Rots), die in het tempelgebied ligt, is herhaaldelijk door aardbevingen beschadigd.
Een enorme aardbeving, waarschijnlijk gepaard gaande met vulkanische activiteit, vormde ten tijde van het sluiten van het Wetsverbond bij de Sinaï een ontzag inboezemende omlijsting (Ex 19:18; Ps 68:8). Jehovah had rechtstreeks de hand in deze tentoonspreiding van macht, want hij sprak vanaf de berg door bemiddeling van een engel. — Ex 19:19; Ga 3:19; Heb 12:18-21.
Soms was de vrees inboezemende kracht van aardbevingen een bewijs van een strafgericht van Jehovah wegens het overtreden van zijn wet (Na 1:3-6). Door middel van een aardbeving voltrok Jehovah het oordeel aan de opstandelingen Dathan, Abiram en het huisgezin van Korach; de aarde opende haar mond en verzwolg hen, zodat zij levend in Sjeool afdaalden (Nu 16:27, 32, 33). Elia maakte een aardbeving mee voordat Jehovah tot hem sprak om zijn zienswijze te corrigeren en hem terug te sturen teneinde verdere diensttoewijzingen te behartigen (1Kon 19:11-18). Jehovah gebruikte aardbevingen ook als middel om zijn volk te helpen, zoals toen Jonathan en zijn wapendrager moedig een Filistijnse voorpost aanvielen. Jehovah ondersteunde hun geloof in hem door een aardbeving te veroorzaken die het hele kamp van de Filistijnen in verwarring bracht, zodat zij elkaar afslachtten en een verpletterende nederlaag leden. — 1Sa 14:6, 10, 12, 15, 16, 20, 23.
Op de dag van Jezus’ dood vond er omstreeks drie uur ’s middags een aardbeving plaats, waardoor rotsen vaneenspleten en de herinneringsgraven geopend werden, zodat dode lichamen uit hun graf werden geworpen. Het gordijn van het heiligdom in de door Herodes herbouwde tempel scheurde van boven tot onder in tweeën. Hieraan voorafgaand was er een duisternis over het land gevallen. Sommigen zijn van mening dat het hier om vulkanische activiteit ging, want dikwijls stoten vulkanen rook en stof uit die de hemel verduisteren. Maar er bestaan geen werkelijke bewijzen dat deze aardbeving met enige vulkanische activiteit gepaard ging (Mt 27:45, 51-54; Lu 23:44, 45). Nog een aardbeving vond plaats op de dag van Jezus’ opstanding, toen een engel uit de hemel neerdaalde en de steen voor zijn graf wegrolde (Mt 28:1, 2). Toen de apostel Paulus en zijn metgezel Silas zich in Filippi in de gevangenis bevonden, werden hun gebeden en lofzangen beantwoord met een grote aardbeving, waardoor de gevangenisdeuren opengingen en de boeien van de gevangenen losraakten. Dit leidde tot de bekering van de gevangenbewaarder en zijn huisgezin. — Han 16:25-34.
Jezus voorzei dat een onderdeel van het teken van zijn tegenwoordigheid erin zou bestaan dat aardbevingen in aantal en hevigheid zouden toenemen (Mt 24:3, 7, 8; Lu 21:11). Sinds 1914 G.T. is het aantal aardbevingen sterk toegenomen, waardoor veel ellende is veroorzaakt. Aan de hand van gegevens afkomstig van het National Geophysical Data Center in Boulder (Colorado, VS), aangevuld met gegevens uit een aantal standaardverwijswerken, werd in 1984 een tabel opgesteld waarop alleen aardbevingen vermeld werden die een sterkte van 7,5 of meer op de schaal van Richter hadden, een schade aan bezittingen veroorzaakten van minstens vijf miljoen US-dollar of die een tol van 100 of meer mensenlevens eisten. Er werd berekend dat er in de 2000 jaar vóór 1914 856 van zulke aardbevingen waren geweest. Dezelfde tabel liet zien dat er in slechts 69 jaar na 1914 605 van zulke aardbevingen hadden plaatsgevonden. Uit deze statistieken blijkt hoeveel leed er in deze periode van de geschiedenis door aardbevingen is veroorzaakt.
Figuurlijk en symbolisch gebruik. Aardbevingen worden in de Schrift dikwijls in figuurlijke zin gebruikt om het schudden en omverwerpen van natiën en koninkrijken te beschrijven. De oude Babyloniërs vertrouwden op valse goden, zoals Nebo en Marduk, die in hun verbeelding de hemelen bewoonden. Ook verlieten zij zich op de sterkte van hun machtige leger, maar God zei in een tegen Babylon gerichte formele uitspraak: „Ik [zal] zelfs de hemel in beroering brengen, en de aarde zal schudden en wijken van haar plaats bij de verbolgenheid van Jehovah der legerscharen” (Jes 13:13). Het moet voor de Babyloniërs een grote schok geweest zijn toen hun rijk ineenstortte en hun gebied niet langer tot Babylon als de derde wereldmacht behoorde, maar slechts een provincie van het Perzische Rijk werd. — Da 5:30, 31.
Elders beschrijft David hoe Jehovah als door een aardbeving voor hem gestreden heeft (2Sa 22:8; Ps 18:7). Jehovah zegt dat hij de hemel en de aarde, alsook de zee en de droge aardbodem, zal schudden, ja, hij zal alle natiën ten behoeve van zijn volk schudden, zodat de begeerlijke dingen van alle natiën zullen binnenkomen en hij zijn huis met heerlijkheid zal vervullen. — Hag 2:6, 7.
De apostel Paulus gebruikt de ontzag inboezemende tentoonspreiding bij de Sinaï als een illustratie en vergelijkt deze met de grootsere en nog ontzagwekkender bijeenvergadering van de christelijke gemeente van eerstgeborenen vóór God en zijn Zoon en Middelaar op de hemelse berg Sion. Dan gaat hij door op de illustratie van de aardbeving die bij de Sinaï plaatsvond en geeft een symbolische toepassing, waarmee hij christenen aanmoedigt hun dienst moedig en vol geloof voort te zetten in het besef dat het Koninkrijk en degenen die eraan vasthouden, staande zullen kunnen blijven terwijl alle andere dingen, de symbolische hemelen en aarde, geschokt en verwoest zullen worden. — Heb 12:18-29.
De allergrootste aardbeving die nog moet komen, is een symbolische aardbeving, die wordt beschreven in verband met de zevende van de symbolische zeven laatste plagen in de Openbaring. Volgens deze beschrijving worden daardoor niet slechts een of twee steden verwoest, zoals dat bij enkele van de zwaarste aardbevingen het geval was, maar „de steden van de natiën”. Johannes’ verslag over deze catastrofe luidt: „Er geschiedde een grote aardbeving, zoals er niet was geschied sinds er mensen op de aarde kwamen, zo’n omvangrijke aardbeving, zo groot. En de grote stad [Babylon de Grote] viel in drie delen uiteen, en de steden van de natiën stortten in.” — Opb 16:18, 19.