Zacharia
9 Een uitspraak:
‘Het woord van Jehovah is tegen het land Ha̱drach
en Damaskus is het doel* ervan+
— want Jehovah’s oog is op de mensheid+
en op alle stammen van Israël —
3 Tyrus bouwde voor zichzelf een wal.*
Ze hoopte zilver op als stof
en goud als het vuil van de straten.+
4 Jehovah zal haar bezittingen wegnemen.
5 A̱skelon zal het zien en bang zijn,
Gaza zal grote angst voelen
en ook E̱kron, omdat haar hoop beschaamd wordt.
Uit Gaza zal een koning verdwijnen
en A̱skelon zal onbewoond zijn.+
6 Een onwettige zoon zal zich in A̱sdod vestigen
en ik zal een eind maken aan de trots van de Filistijn.+
7 Ik zal de bloedige dingen uit zijn mond verwijderen
en de walgelijke dingen van tussen zijn tanden,
en hij zal overblijven voor onze God.
9 Jubel van vreugde, dochter Sion.
Juich in triomf, dochter Jeruzalem.
Kijk! Je koning komt naar je toe.+
10 Ik zal de strijdwagen verwijderen uit Efraïm
en het paard uit Jeruzalem.
De strijdboog zal worden weggenomen.
En hij zal vrede verkondigen aan de volken.+
12 Ga terug naar de vesting, gevangenen met hoop.+
Vandaag zeg ik tegen je:
“O vrouw, ik zal je een dubbel deel vergoeden.+
13 Want ik zal Juda als mijn boog spannen.*
Ik maak je als het zwaard van een strijder.”
14 Jehovah zal boven hen gezien worden
en zijn pijl zal flitsen als de bliksem.
De Soevereine Heer Jehovah zal de hoorn laten klinken+
en hij zal verder trekken met de zuiderstormen.
15 Jehovah van de legermachten zal hen verdedigen
en ze zullen de slingerstenen verslinden en bedwingen.+
Ze zullen drinken en rumoerig zijn alsof ze wijn op hebben.
Ze zullen gevuld worden als de schaal,
als de hoeken van het altaar.+
Als de edelstenen van een kroon* zullen ze flonkeren op zijn land.+
Graan zal de jonge mannen laten gedijen
en nieuwe wijn de maagden.’+