Jesaja
10 Wee degenen die schadelijke voorschriften maken,+
die steeds onderdrukkende geboden opstellen
2 om de rechtszaak van de armen te negeren,
om de zwakken van het volk het recht te ontzeggen.+
4 Er blijft niets anders over dan neer te hurken bij de gevangenen
of te sterven met de gesneuvelden.
Vanwege dat alles is zijn woede niet bekoeld,
zijn hand is nog steeds opgeheven om hen te slaan.+
de stok die het werktuig is van mijn woede+
en de staf in zijn hand die mijn vonnis voltrekt!
Ik zal hem bevelen veel te plunderen en te roven
en ze te vertrappen als modder op straat.+
7 Maar hij zal een ander idee hebben
en hij* zal andere plannen smeden,
want in zijn hart wil hij vernietigen
en veel volken uitroeien, niet weinig.
8 Want hij zegt:
“Zijn mijn bestuurders niet allemaal koningen?+
9 Is Ka̱lno+ niet net als Ka̱rkemis?+
Is Ha̱math+ niet net als A̱rpad?+
Is Sama̱ria+ niet net als Damaskus?+
10 Door mijn hand zijn de koninkrijken van de waardeloze goden veroverd!
Er stonden daar meer beelden dan in Jeruzalem en Sama̱ria.+
11 Zal ik met Jeruzalem en zijn afgoden niet hetzelfde doen
als ik met Sama̱ria en zijn waardeloze goden heb gedaan?”+
12 Wanneer Jehovah al zijn werk op de berg Sion en in Jeruzalem heeft voltooid, zal Hij* de koning van Assyrië straffen voor zijn schaamteloosheid* en voor zijn trotse, arrogante blik.+ 13 Want hij zegt:
“Ik zal dit doen door de kracht van mijn hand
en door mijn wijsheid, want ik ben wijs.
Als een machtige zal ik de inwoners onderwerpen.+
14 Zoals iemand zijn hand in een nest steekt,
zo zal ik de rijkdommen van de volken pakken.
En zoals iemand die verlaten eieren verzamelt,
zo zal ik de hele aarde verzamelen!
Niemand zal fladderen, zijn snavel opendoen of piepen.”’
15 Verheft de bijl zich boven degene die ermee hakt?
Verheft de zaag zich boven degene die ermee zaagt?
Kan een staf+ degene die hem oppakt heen en weer bewegen?
Of kan een stok degene die niet van hout is optillen?
16 De ware Heer, Jehovah van de legermachten,
zal daarom zijn goedgevoede mannen laten verhongeren,+
en onder zijn pracht en praal zal hij een groot vuur aansteken.+
Het zal oplaaien en in één dag zijn onkruid en doornstruiken verteren.
18 Hij zal de pracht van zijn woud en zijn boomgaard volledig* vernietigen,
zoals bij een zieke die wegkwijnt.+
19 Er blijven zo weinig bomen over van zijn woud
dat een kind ze kan tellen.
20 Op die dag zullen degenen van Israël die overblijven
en de overlevenden van het huis van Jakob
niet meer steunen op degene die hen sloeg.+
Maar ze zullen steunen op Jehovah,
de Heilige van Israël, trouw en oprecht.
22 Israël, ook al is je volk
zo talrijk als de zandkorrels aan de zee,
alleen een overblijfsel van hen zal terugkomen.+
23 Want het besluit van de Soevereine Heer, Jehovah van de legermachten, om te vernietigen,
zal in het hele land worden uitgevoerd.+
24 De Soevereine Heer, Jehovah van de legermachten, zegt daarom: ‘Wees niet bang, mijn volk dat in Sion woont, voor de Assyriër, die jullie altijd met een stok sloeg en zijn staf+ tegen jullie ophief zoals Egypte deed.+ 25 Want heel binnenkort komt er een eind aan de veroordeling. Mijn woede zal zich op hun vernietiging+ richten. 26 Jehovah van de legermachten zal hem met de zweep slaan+ zoals hij Mi̱dian bij de rots O̱reb versloeg.+ Zijn staf zal over de zee zijn, en hij zal die opheffen zoals hij bij Egypte deed.+
27 Op die dag zal zijn last van je schouders glijden+
en zijn juk van je nek,+
en het juk zal gebroken+ worden vanwege de olie.’
28 Hij is naar A̱jath+ gekomen,
hij is door Mi̱gron getrokken,
in Mi̱chmas+ laat hij zijn uitrusting achter.
Ra̱ma beeft, Gi̱bea+ van Saul is gevlucht.+
30 Roep en schreeuw, dochter Ga̱llim!
Let op, Laï̱sja!
Arm A̱nathoth!+
31 Madme̱na is op de vlucht geslagen.
De inwoners van Ge̱bim hebben een schuilplaats gezocht.
32 Vandaag nog houdt hij halt in Nob.+
Hij balt zijn vuist tegen de berg van de dochter Sion,
de heuvel van Jeruzalem.
De hoogste bomen worden omgehakt,
de statigste worden neergehaald.