Spreuken
26 Zoals sneeuw niet bij de zomer past en regen niet bij de oogsttijd,
zo past eer niet bij een dwaas.+
2 Net zoals een vogel reden heeft om te vluchten en een zwaluw om te vliegen,
zo komt een vervloeking niet zonder werkelijke reden.*
6 Als iemand die zijn eigen voeten verminkt en zichzelf schade toebrengt,*
is de man die zaken toevertrouwt aan een dwaas.
9 Als een doornstruik in de hand van een dronkaard
is een spreuk in de mond van een dwaas.
10 Als een boogschutter die in het wilde weg schiet,*
is iemand die een dwaas of een voorbijganger inhuurt.
12 Heb je een man gezien die denkt dat hij wijs is?+
Er is meer hoop voor een dwaas dan voor hem.
16 De luiaard denkt dat hij wijzer is
dan zeven mensen die een verstandig antwoord geven.
17 Als iemand die een hond bij zijn oren grijpt,
is een voorbijganger die zich boos maakt over* een ruzie die hem niet aangaat.+
18 Zoals een waanzinnige die brandende projectielen en dodelijke pijlen* afschiet,
19 zo is de man die een ander beetneemt en zegt: ‘Het was maar een grap!’+
21 Als houtskool op smeulende kolen en hout op het vuur
is een ruziemaker die een ruzie laat oplaaien.+
22 De woorden van een lasteraar zijn als lekkernijen*
die men graag naar binnen laat glijden, tot diep in de buik.+
24 Wie anderen haat, verbloemt dat met zijn lippen,
maar in zijn binnenste schuilt bedrog.
26 Hoewel bedrog zijn haat verhult,
zal zijn slechtheid onthuld worden in de gemeente.