Een opzienbarend programma achter gevangenismuren
PLAATS: de staatsgevangenis van de Amerikaanse staat Louisiana te Angola, de op één na grootste staatsgevangenis van de Verenigde Staten, met zo’n 4000 gedetineerden. De tijd: zaterdagavond, 5 oktober 1974. Gebeurtenis? De „Jehovah’s-getuigen-doopvergadering”, zoals gevangenisautoriteiten het noemden.
Acht gevangenen die de gevangenisautoriteiten hadden geïmponeerd door opmerkelijke veranderingen in hun gedrag, werden die avond gedoopt. Vrienden en familieleden van zowel binnen als buiten de gevangenis waren uitgenodigd om de vergadering bij te wonen.
Zij die van buiten kwamen, schiepen een ongewone aanblik. Allen bij elkaar, 337 in totaal, hadden zich bij het gevangenishek verzameld — een groep net geklede mannen, vrouwen en kinderen van gemengde huidkleur. Sommigen waren wel van 1100 kilometer ver gekomen.
Nadat hun namen op een lijst waren gecontroleerd, mochten zij de hekken door. Met bussen gingen zij drie kilometer diep het grote gevangeniscomplex in. Na te zijn uitgestapt, werden zij door stalen deuren een grote gehoorzaal binnengeleid.
De vergadering en opbouwende omgang
Binnen was men al gauw vergeten dat men in een gevangenis was. De vijfennegentig aanwezige gevangenen waren bijna allemaal in blauw katoen gekleed, met hetzij een sweater of een sportshirt, en droegen geen grauwe gevangeniskledij. Bezoekers en gevangenen gingen ongedwongen met elkaar om en vonden het prettig met elkaar kennis te maken.
Verscheidene ouders hadden hun kinderen meegenomen. Toen aan een vrouw werd gevraagd waarom ze dat had gedaan, zei ze: „Ik geloofde niet dat het enig gevaar zou opleveren. Ik stelde me voor dat ik onder mijn christelijke broeders en zusters zou zijn en dat dit net zo’n vergadering zou worden als andere christelijke vergaderingen.” En dat werd het ook!
Het programma begon om half zeven ’s avonds met lied en gebed. Daarna volgde een lezing van dertig minuten waarin de schriftuurlijke betekenis van de doop werd uiteengezet door een ouderling uit de nabijgelegen gemeente New Roads (Louisiana) van Jehovah’s getuigen. De waterdoop, zo besprak hij, is een zichtbaar symbool dat iemand zijn leven heeft opgedragen om de Almachtige God te dienen.
Aan het slot van zijn toespraak vroeg de spreker de acht doopkandidaten op de voorste rij om op te staan. Daarna stelde hij hun twee vragen, ten eerste of zij berouw hadden van hun zonden en hun levenswijze hadden veranderd, en ten tweede of zij zichzelf onvoorwaardelijk aan God hadden opgedragen om zijn wil te doen.
Op elke vraag antwoordden de mannen eensgezind „Ja”. Daarna liepen zij na een kort gebed naar de waterbak die op ongeveer zes meter vanaf het podium van de spreker was geplaatst en waarin ze gedoopt zouden worden. Telkens wanneer een van hen in de bak klom en werd ondergedompeld, applaudisseerden de aanwezigen. Bij sommige toeschouwers liepen de tranen over de wangen omdat onder die mannen familieleden van hen waren die zij volledig hadden zien veranderen, die hun leven overeenkomstig bijbelse maatstaven waren gaan inrichten.
De gevangenen hadden tafels uitgezet om sandwiches met ham en andere versnaperingen te kunnen serveren, en na het programma ontspon zich een prettige en aangename omgang en conversatie. Eén gezin, van in totaal eenentwintig personen, was helemaal met de auto uit Wichita (Kansas) gekomen! Vooral de moeder was gelukkig omdat haar twaalfde kind hier in de gevangenis Gods waarheid had aanvaard en zich uiteindelijk bij haar andere kinderen in de dienst voor Jehovah God had aangesloten!
„We voelen ons nu als één familie”, riep zij uit. „Dit is voor ons een familiereünie, hoewel het in de gevangenis is. Donalds brieven hebben ons allen aangemoedigd, en we hebben allemaal geschreven om hem aan te moedigen.”
Als men rondkeek, kon men zich moeilijk voorstellen dat velen van deze mannen gevaarlijke misdadigers waren geweest. Sommigen zitten straffen uit van dertig en vijftig jaar, en enkelen hebben zelfs levenslang. Maar reeds zestien zijn er gedoopt, de acht van die avond inbegrepen. Ook een aantal anderen volgen een bijbelstudie en spreken met hun medegevangenen over wat zij leren.
Hoe de nieuwe Getuigen zich voelden
Een van de pasgedoopten, die er nu ruim zeven jaar van een vijftigjarige straf op heeft zitten, verklaarde: „De bijbelse waarheden die ik heb geleerd, hebben mij innerlijke vrede en geluk geschonken. En de grote liefde te ervaren die Jehovah’s getuigen in geheel Louisiana mij hebben betoond, is een grote eer voor mij. Het is gewoonweg geweldig.”
Een andere pasgedoopte gevangene riep even later uit: „Nooit heb ik zoveel vreugde gevoeld als nu onder deze groep Jehovah’s getuigen. De glimlach op hun gelaat, het geluk, de vreugde die zij op ons hebben afgestraald — het was opwindend, een grootse ervaring. Nu ik een van Jehovah’s getuigen ben, geloof ik niet dat er nog iets is dat me kan aftrekken van de bijbelse waarheden die ik heb geleerd.”
Het was voor deze mannen niet gemakkelijk hun leven overeenkomstig Gods rechtvaardige maatstaven te wijzigen. Sommigen waren tot geweld geneigd of hadden andere slechte karaktereigenschappen die gecorrigeerd moesten worden. Vooral moeilijk was het voor sommigen om met hun verslaving aan tabak te breken. Een gedetineerde echter die gevangen zit vanwege een gewapende roofoverval en poging tot moord, verklaarde: „Ik had Jehovah, ik bad constant tot Hem en kon met de gewoonte breken.” Hij was een van de acht gedoopten.
Andere gevangenen bereiden zich nu voor om ook voor de doop in aanmerking te komen. Eén van hen, die wegens moord tot levenslang is veroordeeld, merkte op: „Ik heb altijd al de waarheid uit Gods Woord willen horen en toen ik met Jehovah’s getuigen in contact kwam en de warmte en liefde zag die zij elkaar betonen, kreeg ik de sterke overtuiging dat dit de plaats was waar ik haar kon vinden.”
Indruk van andere gevangenen
Enkele aanwezige gevangenen waren geen getuigen van Jehovah, noch personen die met Jehovah’s getuigen de bijbel bestudeerden. Wat vonden zij van wat zij zagen?
Een van hen, die al veertien jaar op beschuldiging van moord vastzit, schreef een brief over zijn indrukken, die in de Baton Rouge News Leader werd afgedrukt, en gedeeltelijk als volgt luidde:
„Evenals de meesten van mijn medegevangenen ben ik niet religieus van aard, en een scepticus van de eerste rang. Het leven is voor mij te hard, te wreed, geweest en ik heb te veel huichelarij gezien om me nog knollen voor citroenen te laten verkopen. Maar ondanks dit diepgewortelde scepticisme, gebeurde er onlangs toch iets dat me trof, ja zo diep trof dat ik er iets over moet schrijven. . . .
Leden van het Jehovah’s Getuigen-geloof hier in Angola wilden een doopdienst voor acht nieuwe leden houden. Zij zonden uitnodigingen naar mede-Getuigen in de vrije wereld en velen . . ., zelfs helemaal uit Kansas, gaven hieraan gehoor, en kwamen op wat wel de indrukwekkendste demonstratie van religieuze saamhorigheid is geweest die ik tot nu toe in mijn gehele leven heb gezien. De gevangenen in de staatsgevangenis van Louisiana hadden zo iets nog nooit meegemaakt.
Er werd heel wat gesproken en gelezen uit de bijbel; het meeste daarvan heb ik niet gehoord of begrepen; zoveel aandacht heb ik er ook niet aan geschonken omdat het voor mij toch niets betekende. Ik heb in mijn leven al te veel lege beloften en preken zonder inhoud gehoord, om nog erg van woorden onder de indruk te komen. Slechts de oprechtheid die iemand door zijn gedrag toont, dat telt bij mij. En ik laat me wat dat betreft niet gauw bedriegen, daarvoor heb ik te lang in de jungle geleefd en gevochten. Maar deze menen troffen mij, drongen door het schild van scepticisme waarachter ik leef, heen. Zij waren oprecht.
Ik weet niet waar ze in geloven, en dat kon me ook niet schelen, evenals het feit dat ik een verstokte misdadiger en geen Getuige was, hen niet kon schelen. Zij gaven me het gevoel dat ik erbij hoorde, iets te betekenen had, en dat is al heel wat voor iemand die het grootste deel van zijn leven een uitgestotene, een verschoppeling van de maatschappij is geweest. Het was voldoende om het verlangen te wekken een van hen te zijn . . .
Sinds mijn ontmoeting die avond met Jehovah’s Getuigen kan ik niet meer de toen bij me opgekomen gedachte van me afzetten dat als er meer mensen zoals zij waren, er minder mensen zoals wij zouden zijn.” — 20 oktober 1974.
Reactie van gevangenisfunctionarissen
Niet alleen de gevangenen, maar ook de gevangenisautoriteiten waren verheugd over de goede verstandhouding die er tussen de bezoekende Getuigen en de gevangenen had bestaan. Een van de leden van het gevangenispersoneel die de vergadering hadden georganiseerd, L. Watts, gaf uiting aan zijn bewondering toen hij de bijeengekomen menigte gadesloeg. „Die mensen zijn zo goed gemanierd, zo vriendelijk en zo attent wat het opvolgen van instructies betreft”, zo riep hij op een bepaald moment uit. „Hun gedrag is prachtig — de morele kant, het sociale element — het is gewoon prachtig.”
Ook gevangenisdirecteur C. M. Henderson was zeer met alles ingenomen. „Ik geloof absoluut dat zulke plechtigheden gevangenen helpen”, merkte hij naderhand op. „Wij hebben mensen nodig die met gevangenen werken, mensen die een weldadige invloed op hen hebben.” En nog eens beklemtonend dat Jehovah’s getuigen volgens hem die invloed in de gevangenis hadden gebracht, voegde hij nog aan zijn woorden toe: „Onlangs hoorde ik een rooms-katholieke man in New Orleans zeggen dat als hij een grote serie winkels zou hebben, hij alleen Jehovah’s getuigen zou aannemen om de kassa’s te bedienen.”
Ook Elayn Hunt, hoofd van het Departement voor de Reclassering van de staat, sprak haar waardering uit over het bijbelstudieprogramma van Jehovah’s getuigen in Angola. Zij zei hier onder meer over: „Ik ben er vast van overtuigd dat een gevangene die zijn tijd doorbrengt met iets positiefs zoals het bestuderen van de bijbel stellig geen tijd zal hebben om bij een negatieve onderneming betrokken te raken. Dit kan een hele positieve kracht ten goede zijn waardoor een gevangenisbestuur wordt geholpen.”
Hoe is dit geestelijke onderwijsprogramma in de gevangenis van Angola begonnen? Is het uitsluitend beperkt tot Angola? Wat maakt het ons duidelijk over de reclasseringsmogelijkheden van misdadigers?