Wat is het antwoord?
ZEKER, voor een beperkt aantal gedetineerden is het bijbelonderwijs in de gevangenis het antwoord gebleken. De gezonde inlichtingen die zij hebben ontvangen, hebben zeker geen oppervlakkige, maar diepgaande en radicale veranderingen in hun leven gebracht.
De afgelopen drie jaar zijn tweeënveertig gedetineerden van de Angola-gevangenis gedoopt, waarvan er nu veertien zijn vrijgelaten. Omdat ik er nieuwsgierig naar was hoe die het nu maakten, stelde ik daarnaar een onderzoek in. Slechts één van de veertien bleek tot criminele activiteiten te zijn teruggekeerd.
De anderen hadden zich voortreffelijk aangepast en minstens één van hen dient nu als dienaar in de bediening in een plaatselijke gemeente van Jehovah’s Getuigen. Toch vormt dit bijbelonderwijs in de gevangenis, zoals gezegd, niet het antwoord op het totale probleem. Het opent enkel een weg voor gevangenen die er voordeel van willen trekken.
De bijbel bevat echter ook specifieke raad omtrent het bestraffen van personen die een misdrijf of overtreding hebben begaan. En het opvolgen daarvan, zou het gevangenis- en misdaadprobleem zo niet opheffen, dan toch zeker sterk verminderen. Daar wijst alles op.
Schadeloosstelling van slachtoffers
Gods wet aan de natie Israël in de oudheid bevatte geen bepalingen voor het toedienen van gevangenisstraf. De basisstraf voor vermogensmisdrijven als diefstal of oplichting, was schadeloosstelling van het slachtoffer.
Thans wordt echter maar weinig of helemaal geen hulp aan de slachtoffers van een misdaad verleend. Het geld dat hun is ontstolen, krijgen ze meestal niet terugbetaald, en evenmin ontvangen ze enige vergoeding voor eventueel aangerichte schade of toegebracht letsel. Toch toont de bijbel aan dat degene die een misdaad begaat, voor zijn eigen handelingen verantwoordelijk gesteld dient te worden. Maar hoe?
Gods wet aan het oude Israël bevatte de bepaling dat wanneer iemand een stier of een schaap had gestolen, hij aan het slachtoffer van de diefstal twee stieren of twee schapen als vergoeding moest terugbetalen. En als hij het dier had geslacht, moest hij zelfs meer dan twee dieren teruggeven. Kon hij dat niet, dan moest hij zich als werkkracht verhuren totdat hij had terugbetaald wat hij het slachtoffer van zijn misdrijf schuldig was. — Ex. 22:1-9.
De zin hiervan — dat misdadigers aldus verantwoordelijk werden gesteld voor hun daden — zal duidelijk zijn. Ten eerste kreeg het slachtoffer een vergoeding voor zijn geleden verliezen, plus nog een extra vergoeding voor alle moeilijkheden die hem waren berokkend. Ten tweede leerde de wetsovertreder een les die hem in zijn verdere leven tot voordeel kon strekken. En ten derde werd de gemeenschap niet opgezadeld met de onderhoudskosten van gevangenissen.
Op beperkte schaal probeert men deze methode nu opnieuw uit. De Milwaukee Journal van 19 december 1975 bericht:
„In plaats van zijn schuld aan de gemeenschap terug te betalen door achter de tralies te blijven, is Ray nu terug in de gemeenschap om door middel van werk zijn slachtoffers terug te betalen. Ray behoort tot een groep van 87 inbrekers, valsemunters en andere wetsovertreders die zijn overgedragen aan het „Vergoedingscentrum” van de afdeling reclassering van de Amerikaanse staat Minnesota. De veroordeelden hebben nu, sinds het begin van dit programma, drie jaar geleden, $15.000 aan hun slachtoffers terugbetaald.”
En in een UPI-persbericht van 6 februari 1977 stond:
„De regering [van de V.S.] heeft 2 miljoen dollar uitgetrokken voor steun aan een onderzoek waarbij delinquenten niet meer naar de gevangenis worden gezonden, maar in plaats daarvan gedwongen worden hun slachtoffers door middel van werk terug te betalen. . . . Dit idee is in diverse gebieden uitgeprobeerd met veelbelovende resultaten.”
Maar behalve dat men misdadigers hun slachtoffers schadeloos laat stellen, is er nog iets anders nodig.
De doodstraf
Gods wet aan het Israël uit de oudheid voorzag ook in de doodstraf voor een grote verscheidenheid van misdrijven, waaronder bijvoorbeeld moord, ontvoering, bloedschande en bestialiteit (Num. 35:30, 31; Ex. 21:16; Lev. 18:6-23, 29). De voltrekking hiervan geschiedde meestal door middel van een openbare steniging. — Deut. 17:5.
De doodstraf vormde toentertijd een belangrijke afschrikking tegen het begaan van misdrijven. En ook thans zou ze, mits snel en consequent toegepast, tot de voorkoming van misdaad en bijgevolg tot een grote verlichting van het gevangenisprobleem kunnen bijdragen. Velen die weigeren de wijsheid van Gods besluit hieromtrent te aanvaarden, zullen roepen dat de doodstraf „wreed” is, maar waar hebben hun methoden toe geleid? Tot wreedheden van de zijde van misdadigers die hun weerga in de geschiedenis niet hebben, met onschuldige mensen als slachtoffer.
Opnieuw zij echter toegegeven dat het misdaadprobleem niet volledig door mensen is op te lossen, noch met de doodstraf, noch met andere pogingen. Wat dat betreft bestaat er maar één volledig bevredigende oplossing.
Hèt succesvolle antwoord
J. Q. Wilson, hoogleraar in de politicologie aan de Harvard-universiteit, geeft in zijn boek Thinking About Crime („Denkend over misdaad”) aan wat er nodig is. „Er bestaan slechte mensen”, zo stelt hij in zijn slotparagraaf; „het enige wat helpt, is hen van onschuldige mensen vandaan te houden.”
Dat is waar. Maar wie heeft het vermogen om te bepalen wie slecht en wie onschuldig is, en wie kan de slechten blijvend apart zetten, zonder hen achter tralies op te sluiten? De Almachtige God is daartoe in staat, en hij zal er ook toe overgaan, dat is zijn vaste voornemen. Zijn Woord belooft: „Want de oprechten zijn het die op de aarde zullen verblijven, en de onberispelijken zijn het die erop zullen overblijven. Wat de goddelozen betreft, zij zullen van de aarde zelf worden afgesneden.” — Spr. 2:21, 22.
Daarna zullen mensen door Gods wetten worden geleid, onder toezicht van Gods hemelse koninkrijk onder leiding van Zijn Zoon, Jezus Christus. Wat zal het geweldig zijn dan te mogen leven, op een aarde waar geen behoefte meer zal bestaan aan gevangenissen en men iedereen als een vriend zal kunnen vertrouwen! (Matth. 6:9, 10) — Ingezonden.