-
Aantekeningen Mattheüs — Hoofdstuk 4Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
-
-
Satan: Van het Hebreeuwse woord satan, dat ‘tegenstander’ betekent.
Jehovah: In dit citaat uit De 6:13 komt Gods naam (weergegeven met vier Hebreeuwse medeklinkers, getranslitereerd als JHWH) voor in de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst. (Zie App. C.)
en alleen voor hem moet je heilige dienst doen: Of ‘en alleen hem moet je dienen’. De basisbetekenis van het Griekse werkwoord latreuo is ‘dienen’. Omdat het in de Griekse Geschriften wordt gebruikt in verband met het dienen of aanbidden van God, kan het worden weergegeven met ‘heilige dienst doen’, ‘dienen’ of ‘aanbidden’ (Lu 1:74; 2:37; 4:8; Han 7:7; Ro 1:9; Fil 3:3; 2Ti 1:3; Heb 9:14; 12:28; Opb 7:15; 22:3). In De 6:13, het vers dat Jezus citeerde, komt ‘dienen’ van het Hebreeuwse woord ʽavadh. Het betekent ‘dienen’ maar kan ook worden vertaald met ‘aanbidden’ (Ex 3:12, vtn.; 2Sa 15:8, vtn.). Jezus was vastbesloten om Jehovah volledige toewijding te geven.
-