-
JohannesIndex van Wachttoren-publikaties 1946-1985
-
-
1:1 w85 15/12 25; rs 111-12, 229-30; w84 1/3 19-20; w84 15/11 27-8; uw 17; w82 1/6 24-5; w82 15/7 24; pe 40; yb81 164; hs 27; w76 286-8, 517-18; gh 117; w75 504-5, 735; w74 499; ka 19; w73 366, 454, 749; w72 678; g72 22/7 6-7; g72 22/8 27-8; bf 190, 198; w70 117-18; w69 38; tr 23; w67 639; w66 502; g66 22/1 29; w65 84; wr 3, 56, 60; g63 8/2 8; w62 76, 309, 406, 709, 756, 759; nh 24; rm 38; lg 35, 115; w48 155; tf 45
-
-
JohannesStudiehulp voor Jehovah’s Getuigen 2019
-
Aantekeningen Johannes — Hoofdstuk 1Nieuwewereldvertaling van de Bijbel (studie-uitgave)
-
-
het begin: Wat er in de Bijbel met ‘begin’ wordt bedoeld, hangt af van de context. Het Griekse arche kan hier niet op ‘het begin’ van God de Schepper duiden, want hij is eeuwig en heeft geen begin gehad (Ps 90:2). Het moet daarom slaan op de tijd dat God begon met scheppen. Gods eerste schepping werd het Woord genoemd, een aanduiding voor degene in de hemel die later Jezus werd (Jo 1:14-17). Jezus is dus de enige die terecht ‘de eerstgeborene van de hele schepping’ kan worden genoemd (Kol 1:15). Hij was ‘het begin van de schepping door God’ (Opb 3:14), dus hij bestond voordat andere geestelijke wezens en het heelal werden geschapen. Via Jezus zijn zelfs ‘alle andere dingen in de hemel en op aarde geschapen’ (Kol 1:16; zie de aantekening bij Jo 6:64 voor andere voorbeelden van de manier waarop ‘begin’ wordt gebruikt).
het Woord: Of ‘de Logos’. Grieks: ho logos. Hier wordt het gebruikt als titel, en het komt ook voor in Jo 1:14 en Opb 19:13. Johannes maakt duidelijk dat het Jezus is die deze titel draagt. De titel wordt gebruikt voor Jezus tijdens zijn voormenselijke bestaan als geestelijk wezen, tijdens zijn bediening op aarde als volmaakt mens en nadat hij tot de hemel was verhoogd. Jezus was Gods woordvoerder, zijn communicatiemiddel voor het overbrengen van informatie en instructies aan de andere geestenzonen van de Schepper en aan mensen. Het is dus redelijk om aan te nemen dat Jehovah voordat Jezus naar de aarde kwam bij veel gelegenheden met de mensheid communiceerde via het Woord, zijn hemelse woordvoerder (Ge 16:7-11; 22:11; 31:11; Ex 3:2-5; Re 2:1-4; 6:11, 12; 13:3).
bij: Lett.: ‘naar(toe)’, ‘tot’. In deze context duidt het Griekse voorzetsel pros op directe nabijheid en omgang. Het laat ook uitkomen dat het om afzonderlijke personen gaat, in dit geval het Woord en de enige ware God.
het Woord was een god: Of ‘het Woord was goddelijk (een goddelijke)’. Met deze uitspraak beschrijft Johannes een eigenschap of kenmerk van ‘het Woord’ (Grieks: ho logos; zie aantekening bij het Woord in dit vers), dat wil zeggen Jezus Christus. Als de eerstgeboren Zoon van God via wie God alle andere dingen heeft geschapen, heeft het Woord een unieke positie. Daarom wordt hij terecht beschreven als ‘een god’, ‘een goddelijke’, ‘goddelijk’, ‘een goddelijk wezen’. Veel vertalers geven de voorkeur aan de weergave ‘het Woord was God’ en stellen hem daarmee gelijk aan de almachtige God. Maar er zijn goede redenen om te zeggen dat Johannes niet bedoelde dat ‘het Woord’ dezelfde was als de almachtige God. In de eerste plaats wordt in het zinsdeel ervoor en erna duidelijk gezegd dat het Woord ‘bij God’ was. Bovendien komt het Griekse woord theos drie keer voor in vers 1 en 2. De eerste en de derde keer wordt theos voorafgegaan door het Griekse bepaald lidwoord, maar de tweede keer staat er geen lidwoord. Veel geleerden zijn het erover eens dat het ontbreken van het bepaald lidwoord vóór de tweede theos veelbetekenend is. Als in deze context het lidwoord gebruikt wordt, duidt theos op de almachtige God. Maar waar het lidwoord in deze grammaticale constructie ontbreekt, krijgt theos de functie van een kwalificatie en beschrijft het een kenmerkende eigenschap van ‘het Woord’. Daarom geven een aantal Bijbelvertalingen in onder meer het Duits, Engels, Frans en Nederlands deze tekst op een vergelijkbare manier weer als de Nieuwewereldvertaling en beschrijven ze het Woord als ‘een god’, ‘goddelijk’, ‘een goddelijk wezen’, ‘van goddelijke aard’, ‘als god’. Deze keus wordt ondersteund door oude vertalingen van Johannes’ evangelie in de Koptische dialecten Sahidisch en Bohairisch, die waarschijnlijk uit de derde en vierde eeuw dateren. In deze vertalingen wordt de eerste keer dat theos in Jo 1:1 voorkomt anders weergegeven dan de tweede keer. Die weergaven beklemtonen een eigenschap van ‘het Woord’, namelijk dat zijn aard als die van God was, maar ze stellen hem niet gelijk aan zijn Vader, de almachtige God. In overeenstemming met dit vers zegt Kol 2:9 dat Christus ‘de hele volheid van de goddelijke aard’ heeft. En volgens 2Pe 1:4 zouden ook Christus’ mede-erfgenamen ‘delen in de goddelijke natuur’. Een ander punt is dat in de Septuaginta het Griekse woord theos meestal het equivalent is van de Hebreeuwse woorden voor God, ʼel en ʼelohim, die naar verluidt de grondbetekenis ‘Machtige’, ‘Sterke’ hebben. Deze Hebreeuwse woorden worden gebruikt voor de almachtige God, andere goden en mensen. (Zie aantekening bij Jo 10:34.) Dat het Woord ‘een god’ of ‘een machtige’ wordt genoemd past bij de profetie in Jes 9:6, waarin wordt voorspeld dat de Messias ‘Sterke God’ (niet ‘almachtige God’) zou worden genoemd en dat hij de ‘Eeuwige Vader’ zou worden van iedereen die het voorrecht zou hebben zijn onderdaan te worden. Zijn eigen Vader, ‘Jehovah van de legermachten’, zou dat in zijn ijver doen (Jes 9:7).
-