11 Als een herder zal hij zijn eigen kudde weiden.+ Met zijn arm zal hij de lammeren bijeenbrengen,+ en aan zijn boezem zal hij [ze] dragen.+ De zogenden zal hij [met zorg] leiden.+
31 ’En wat U,* mijn schapen,*+ betreft, de schapen van mijn weide, GIJ* zijt aardse mensen.* Ik ben UW God’, is de uitspraak van de Soevereine Heer Jehovah.”