Jesaja
1 Dit is het visioen van Jesaja,*+ de zoon van Amoz, over Juda en Jeruzalem, dat hij gezien heeft in de tijd van Uzzi̱a,+ Jo̱tham,+ Achaz+ en Hizki̱a,+ koningen van Juda:+
3 Een stier kent zijn koper,
en een ezel de voederbak van zijn eigenaar,
mijn eigen volk gedraagt zich zonder verstand.’
het volk beladen met schuld,
nakomelingen van boosdoeners, verdorven kinderen!
Ze hebben Jehovah verlaten,+
ze hebben de Heilige van Israël respectloos behandeld,
ze hebben hem de rug toegekeerd.
5 Waar willen jullie nog meer geslagen worden? Waarom blijven jullie je verzetten?+
Heel het hoofd is ziek.
Heel het hart is aangetast.+
6 Van voetzool tot kruin is er geen gezonde plek meer.
7 Jullie land is verlaten.
Jullie steden zijn verbrand.
Voor jullie ogen verslinden vreemdelingen je akkers.+
Alles is een woestenij, als door vreemdelingen ondersteboven gekeerd.+
8 De dochter Sion is overgebleven als een hutje in een wijngaard,
als een schuilhut in een komkommerveld,
als een belegerde stad.+
9 Als Jehovah van de legermachten niet een aantal overlevenden van ons had overgelaten,
zouden we net als Sodom zijn geworden
en op Gomorra+ hebben geleken.
10 Hoor het woord van Jehovah, dictators* van Sodom.+
Luister naar de wet* van onze God, volk van Gomorra.+
11 ‘Wat heb ik aan al jullie slachtoffers?’,+ zegt Jehovah.
‘Ik heb genoeg van jullie brandoffers van rammen+ en het vet van gemeste dieren.+
Het bloed+ van jonge stieren,+ lammeren en bokken+ stel ik niet op prijs.
13 Stop toch met het brengen van waardeloze graanoffers.
Ik heb een afschuw van jullie wierook.+
Nieuwemaansvieringen,+ sabbatten,+ bijeenkomsten organiseren+
— ik kan het niet verdragen dat jullie plechtige vergaderingen houden en ondertussen magische krachten gebruiken.+
14 Ik* haat jullie nieuwemaansvieringen en feesten.
Ze zijn een last voor me geworden.
Ik kan ze niet meer verdragen.
Jullie handen zitten onder het bloed.+
Stop met jullie slechte daden, ik wil ze niet meer zien.
Houd op met kwaaddoen.+
17 Leer het goede te doen, zoek het recht,+
wijs de onderdrukker terecht,
kom op voor de rechten van het vaderloze kind*
en bepleit de zaak van de weduwe.’+
18 ‘Kom, laten we de zaken rechtzetten tussen ons’, zegt Jehovah.+
‘Al waren je zonden scharlakenrood,
ze zullen zo wit worden gemaakt als sneeuw.+
Al waren ze zo rood als karmozijnen stof,
ze zullen zo wit worden als wol.
20 Maar als jullie weigeren en in opstand komen,
zullen jullie door het zwaard worden verslonden,+
want Jehovah’s mond heeft het gesproken.’
21 De trouwe stad+ is een hoer geworden!+
23 Je leiders zijn opstandig, ze zijn handlangers van dieven.+
Allemaal houden ze van steekpenningen, ze zijn uit op geschenken.+
24 Daarom verklaart de ware Heer, Jehovah van de legermachten,
de Machtige van Israël:
‘Genoeg! Ik zal me ontdoen van mijn tegenstanders,
ik zal wraak nemen op mijn vijanden.+
Ik zal je schuimslakken uitsmelten als met loog
en ik zal al je onzuiverheden verwijderen.+
Daarna zul je worden genoemd: Stad van Rechtvaardigheid, Trouwe Stad.+
28 De opstandelingen en zondaars zullen worden verpletterd,+
en wie Jehovah verlaten, zullen aan hun eind komen.+
29 Jullie zullen je schamen over de machtige bomen waar jullie naar verlangden+
en jullie zullen te schande worden gemaakt vanwege de tuinen* die jullie verkozen.+
30 Want jullie zullen worden als een grote boom waarvan de bladeren verwelken,+
als een tuin zonder water.
Samen zullen ze in vlammen opgaan
en niemand zal het vuur doven.’