Psalmen
Voor de koorleider: op de wijs van ‘De lelies’. Van de zonen van Korach.+ Een maskil.* Een liefdeslied.
45 Mijn hart is geroerd door iets goeds.
Ik zeg: ‘Mijn lied* gaat over een koning.’+
Mag mijn tong de stift*+ zijn van een vaardig kopiist.*+
2 Je bent de mooiste van alle mensen.
Aangename woorden vloeien van je lippen.+
Daarom heeft God je voor altijd gezegend.+
4 Ruk in je pracht op naar de overwinning,*+
rijd voor de zaak van waarheid, nederigheid en rechtvaardigheid.+
Je rechterhand zal ontzagwekkende dingen tot stand brengen.*
5 Je pijlen zijn scherp en brengen volken ten val,+
ze doorboren het hart van de vijanden van de koning.+
7 Je hebt rechtvaardigheid liefgehad+ en slechtheid gehaat.+
Daarom heeft God, jouw God, je gezalfd+ met de olie van vreugde,+ meer dan je metgezellen.
8 Al je kleding geurt naar mirre, aloëhout en kassie.
Vanuit het prachtige ivoren paleis klinken snaarinstrumenten die je vrolijk maken.
9 Koningsdochters zijn onder je eredames.
Aan je rechterhand staat de koningin, versierd met goud uit O̱fir.+
10 Luister, dochter, let op en open je oor,
vergeet je volk en het huis van je vader.
11 De koning zal naar je schoonheid verlangen,
want hij is je heer.
Buig dus voor hem.
12 De dochter Tyrus zal komen met een geschenk,
de rijkste mensen zullen je gunst zoeken.
14 In rijk geweven kleding* wordt ze voor de koning geleid.
De maagden* in haar gevolg worden bij hem* gebracht.
15 Ze worden gebracht met gejuich en vreugde,
ze gaan het paleis van de koning binnen.
16 Je zonen zullen de plaats innemen van je voorvaders.
Je zult ze als vorsten aanstellen op de hele aarde.+
17 Ik zal je naam bekendmaken in alle toekomstige generaties.+
Daarom zullen volken je loven, voor altijd en eeuwig.