Exodus
20 Toen sprak God al deze woorden:+
2 ‘Ik ben Jehovah, je God, die je uit Egypte heeft geleid, uit het huis van slavernij.+ 3 Je mag buiten mij* geen andere goden hebben.+
4 Maak geen beelden, geen enkele afbeelding* van iets in de hemel boven of op de aarde beneden of in het water onder de aarde.+ 5 Buig je er niet voor neer en laat je er niet toe verleiden ze te vereren,+ want ik, Jehovah, je God, ben een God die volledige* toewijding eist.+ Voor de overtredingen van vaders laat ik zonen boeten en ook de derde en de vierde generatie van hen die mij haten. 6 Maar voor degenen die mij liefhebben en zich aan mijn geboden houden,+ toon ik loyale liefde tot in de duizendste generatie.
7 Gebruik de naam van Jehovah, je God, niet op een onwaardige manier,+ want Jehovah zal degene die Zijn naam op een onwaardige manier gebruikt, niet ongestraft laten.+
8 Onderhoud de sabbat als een heilige dag.+ 9 Zes dagen heb je om te werken en al je arbeid te doen,+ 10 maar de zevende dag is een sabbat voor Jehovah, je God. Je mag dan geen enkel werk doen. Dat geldt voor jou, je zoon, je dochter, je slaaf, je slavin en je vee, en voor de vreemdeling die bij je in de stad* woont.+ 11 Want in zes dagen heeft Jehovah de hemel, de aarde en de zee gemaakt en alles wat ze bevatten, en op de zevende dag begon hij te rusten.+ Daarom zegende Jehovah de sabbat en hij maakte die heilig.
12 Eer* je vader en je moeder.+ Dan zul je lang leven in het land dat Jehovah, je God, je geeft.+
16 Leg geen valse verklaring af als je tegen iemand getuigt.+
17 Verlang niet naar het huis van een ander. Verlang ook niet naar zijn vrouw,+ zijn slaaf, zijn slavin, zijn stier, zijn ezel of iets anders wat van hem is.’+
18 Het hele volk was getuige van de donder, de bliksem, het geluid van de hoorn en de rokende berg. Toen het volk dat zag, begonnen ze te beven en bleven ze op een afstand staan.+ 19 Ze zeiden tegen Mozes: ‘Spreek jij maar met ons, dan zullen wij luisteren. Maar laat God niet met ons spreken, want dan sterven we!’+ 20 Mozes zei tegen het volk: ‘Wees niet bang, want de ware God is gekomen om jullie op de proef te stellen,+ zodat jullie altijd ontzag voor hem zullen hebben en jullie niet zullen zondigen.’+ 21 Het volk bleef dus op een afstand staan, maar Mozes ging naar de donkere wolk toe, waar de ware God was.+
22 Toen zei Jehovah tegen Mozes: ‘Zeg dit tegen de Israëlieten: “Jullie hebben zelf gezien dat ik vanuit de hemel met jullie gesproken heb.+ 23 Jullie mogen geen goden van zilver maken om die naast mij te aanbidden, en jullie mogen geen goden van goud maken.+ 24 Je moet een altaar van aarde voor me maken. Daarop zul je je brandoffers en je vredeoffers* brengen en je schapen, geiten en runderen offeren. Op elke plaats waar ik mijn naam zal laten herdenken,+ zal ik naar je toe komen en je zegenen. 25 Als je een stenen altaar voor me maakt, mag je het niet bouwen met stenen die met gereedschap bewerkt zijn.*+ Want als je het wel met een beitel bewerkt, zul je het ontheiligen. 26 En mijn altaar mag geen treden hebben, anders zouden je geslachtsdelen* zichtbaar worden als je daarlangs omhooggaat.”