Joël
Hef een strijdkreet aan op mijn heilige berg.
Het is als het licht van de dageraad dat zich uitspreidt over de bergen.
Er is een talrijk en machtig volk.+
Zo’n volk is er nooit eerder geweest
en zal er ook nooit meer zijn
tot in de verste generaties.
Het land vóór hen is als de tuin van Eden,+
maar achter hen is een verlaten woestijn.
Niets kan ontkomen.
5 Terwijl ze over de bergtoppen springen, klinken ze als strijdwagens,+
als het knetteren van een laaiend vuur dat stoppels verslindt.
Ze zijn als een machtig volk, opgesteld in gevechtsformatie.+
6 Door hen zullen volken beven van angst.
Alle gezichten zullen verschieten van kleur.
7 Als strijders komen ze aanstormen,
als soldaten beklimmen ze een muur.
Ieder volgt zijn eigen baan,
ze wijken niet af van hun koers.
8 Ze verdringen elkaar niet.
Ieder houdt vast aan zijn koers.
Als sommigen vallen door de wapens,*
verbreken de anderen de gelederen niet.
9 Ze stormen de stad in, ze rennen op de muur.
Ze klimmen tegen de huizen op, als een dief komen ze door de vensters.
10 Vóór hen beeft het land en schudt de hemel.
Zon en maan zijn duister geworden,+
de sterren hebben hun glans verloren.
11 Jehovah zal voor zijn leger uit zijn stem verheffen,+ want zijn kamp is heel talrijk.+
Machtig is hij die Zijn woord uitvoert.
De dag van Jehovah is groot en heel ontzagwekkend.+
Wie kan die doorstaan?’+
12 ‘Maar ook nu: kom bij mij terug met heel je hart’, verklaart Jehovah,+
‘en met vasten,+ huilen en jammeren.
Want hij is barmhartig en meelevend,* hij wordt niet snel kwaad+ en is vol loyale liefde,+
en hij zal het onheil heroverwegen.*
14 Wie weet of hij zich omkeert en van gedachten verandert*+
en een zegen achterlaat:
een graanoffer en een drankoffer voor Jehovah, je God?
15 Blaas op de hoorn in Sion!
Kondig een vasten af,* roep een plechtige vergadering bijeen.+
16 Breng het volk bijeen, heilig de vergadering.+
Breng de oude mannen* samen, verzamel de kinderen en zuigelingen.+
Laat de bruidegom uit zijn binnenkamer komen en de bruid uit haar bruidsvertrek.
“Heb toch medelijden, Jehovah, met uw volk.
Maak uw erfdeel niet tot een mikpunt van spot
en laat de volken niet over hen heersen.
Waarom zouden de volken zeggen: ‘Waar is hun God?’”+
19 Jehovah zal zijn volk antwoorden:
“Ik stuur jullie graan, nieuwe wijn en olie,
en jullie zullen meer dan genoeg hebben.+
Ik zal jullie niet meer tot een mikpunt van spot onder de volken maken.+
20 Ik zal de noorderling ver van jullie wegjagen.
Ik zal hem verdrijven naar een droge, verlaten woestenij,
met zijn voorhoede* naar de oostelijke zee*
en zijn achterhoede naar de westelijke zee.*
De smerige lucht zal van hem opstijgen,
de stank zal van hem blijven opstijgen.+
Want Hij zal grote dingen doen.”
21 Wees niet bang, land.
Wees blij en juich, want Jehovah zal grote dingen doen.
22 Wees niet bang, dieren van het veld,
want de weiden van de wildernis zullen groen worden+
en de bomen zullen vrucht dragen.+
De vijgenboom en de wijnstok moeten hun volledige opbrengst geven.+
23 Zonen van Sion, wees blij en vind vreugde in Jehovah, je God,+
want hij zal jullie de herfstregen in de juiste mate geven
en de regen overvloedig op jullie laten neerdalen,
de herfstregen en de lenteregen, zoals vroeger.+
24 De dorsvloeren zullen vol zuiver graan zijn
en de persen zullen overlopen van nieuwe wijn en olie.+
25 Ik zal jullie de jaren vergoeden waarin de oogst is opgegeten
door de zwermsprinkhaan, de ongevleugelde sprinkhaan, de vraatzuchtige sprinkhaan en de verslindende sprinkhaan,
mijn grote leger dat ik op jullie af heb gestuurd.+
26 Jullie zullen volop te eten hebben+
en jullie zullen de naam loven van Jehovah, je God,+
die wonderbare dingen voor jullie heeft gedaan.
Mijn volk zal nooit weer te schande worden gemaakt.+
27 Jullie zullen moeten weten dat ik in Israëls midden ben+
en dat ik Jehovah, jullie God, ben+ — er is geen ander!
Mijn volk zal nooit weer te schande worden gemaakt.
28 Daarna zal ik mijn geest uitstorten+ op alle soorten mensen,*
en jullie zonen en dochters zullen profeteren,
jullie oude mannen zullen dromen dromen
en jullie jonge mannen zullen visioenen zien.+
29 Zelfs op mijn slaven en slavinnen
zal ik in die dagen mijn geest uitstorten.
31 De zon zal in duisternis veranderen en de maan in bloed+
vóór de komst van de grote en ontzagwekkende dag van Jehovah.+
32 En iedereen die de naam van Jehovah aanroept, zal worden gered.+
Want op de berg Sion en in Jeruzalem zullen degenen zijn die ontkomen,+ zoals Jehovah heeft gezegd,
de overlevenden die Jehovah roept.